00:00:15
Sharon Unsworth: Welkom bij Kletsheads. De podcast over meertalige kinderen. Mijn naam is Sharon Unsworth, taalwetenschapper aan de Radboud Universiteit Nijmegen en moeder van twee meertalige kinderen.
00:00:28
Sharon Unsworth: We beginnen met wat nieuws. Kletsheads zit nu op Instagram, Facebook en Twitter en we vinden het heel leuk als jullie ons volgen. Onze naam? Kletsheadsnl en mocht je niet genoeg kunnen krijgen van Kletsheads, kun je ook de Engelstalige editie volgen onder de naam Kletsheads, dus zonder nl. In deze aflevering, de één-na-laatste van dit seizoen, hebben we het over meertalige baby’s. Hoe ontdekken ze hun twee talen? Hoe leren ze hun eerste woordjes? Zelfs als je kind al lang geen baby meer is, blijft het fascinerend om te horen hoeveel kleine baby’s al weten over taal? In Let’s Klets gaan we naar Canada, waar Nederlandstalige moeder Liz vertelt hoe enthousiast sommige mensen reageren als ze haar Nederlands horen praten tegen haar zoontje en als Kletshead van de Week hebben we twee meertalige vrienden uit Friesland. We hebben het over meertalige poezen, over welke taal je gebruikt als je boos wordt, en we horen ook nog een meertalig grapje. Door met de podcast.
00:01:43
Sharon Unsworth: Kinderen beginnen met praten als ze rond één jaar oud zijn. We weten echt uit onderzoek dat zelfs daarvoor zijn ze al bezig met taal. We weten bijvoorbeeld dat zelfs pasgeboren baby’s klanken uit allerlei talen kunnen onderscheiden, zelfs als deze klanken en talen nog nooit hebben gehoord. Je zou dus bijna kunnen zeggen dat iedereen het leven begint als meertalige, maar hoe zit dat nou met echte meertalige baby’s? Dus babys die twee of meer talen te horen krijgen als ze in hun wieg liggen. Een taal leren als baby, terwijl je zelf niet veel meer doet dan slapen, drinken en poepen lijkt ingewikkeld genoeg als het om één taal gaat. Hoe houden meertalige baby’s hun twee of meer te halen uit elkaar? Hoe weten welke combinatie van klanken bij elkaar horen en in welke taal? En hoe leren ze hun eerste woordjes? Dit zijn allemaal vragen die we in deze aflevering van Kletsheads gaan bespreken. Dat doen we samen met mijn collega van de Radboud Universiteit, Paula Fikkert, en ik begon door Paula te vragen of het eigenlijk wel klopt dat alle baby’s aan het begin van hun leven meertalig zijn.
00:03:03
Paula Fikkert: Ik weet niet of ze per se meertalig zijn, maar baby’s zijn wel echt superstars. Ze zijn echt zo goed in het discrimineren van bijna alle klanken die je ze voorlegt, daar zijn ze veel beter dan wij dat zijn.
00:03:16
Sharon Unsworth: Ja.
00:03:16
Paula Fikkert: Maar ze kunnen dat inderdaad tot een maand of zes moeiteloos doen. Dat geldt voor eentalige baby’s en geldt voor tweetalig baby’s. Vanaf een maand of zes veranderd dat. Het begint met de klinkers die worden dan taalspecifiek en voor de eerste verjaardag zijn ook de medeklinkers taalspecifiek geworden. Dus dat betekent dat ze liever naar de klanken van hun eigen taal luisteren en die ook beter kunnen onderscheiden en niet meer zo gevoelig zijn voor al die contrasten die ze daarvoor wel konden onderscheiden.
00:03:45
Sharon Unsworth: Ja, ja, dus dat, dat is wat je bedoelt met discrimineren? Dat is dat ze gewoon verschil horen tussen bijvoorbeeld de p en de b.
00:03:52
Paula Fikkert: Precies, dus kinderen kunnen alle alle klank contrasten die niet in hun eigen taal voorkomen, kunnen ze uitstekend uit elkaar houden tot een bepaalde leeftijd en dus ze verliezen beetje dat vermogen om dat te kunnen doen. Maar ze worden dan wel beter in de klanken die ze nodig hebben voor hun eigen taal. Je verliest de mogelijkheid om alles te kunnen onderscheiden, maar je hebt er wel een voordeel bij, want je kunt je concentreren op de klanken die er toe doen voor je eigen taal.
00:04:17
Sharon Unsworth: Ja, en dus met meertalig kinderen gaat het dan om om meerdere talen.
00:04:22
Paula Fikkert: Kinderen die twee talen moeten leren, hebben natuurlijk wel een grotere uitdaging, want die krijgen meer klanken die ze uit elkaar moeten houden. En lang was de vraag: doen ze dat nou, houden ze gewoon één verzameling van klanken en gaan ze later dat in talen indelen? Maar men denkt nu toch wel dat kinderen eigenlijk al heel vroeg die twee talen uit elkaar houden en twee setjes klanken verzamelen. Waar veel onderzoek wordt gedaan, dat is in Barcelona, waar je natuurlijk Spaans en Catalaans hebt, Canada waar je Frans en Engels hebt, en dat zijn eigenlijk de waar we het meest van weten. Ja, de, de resultaten uit die onderzoeken zijn een beetje tegenstrijdig. Sommige onderzoeken laten zien dat tweetalig kinderen het eigenlijk net zo goed doen als eentalige kinderen en net zo snel, maar bij anderen zie je dat ze toch een beetje achterlopen, dat ze iets meer tijd nodig hebben om dat zelfde te bereiken. En dat is natuurlijk ook niet zo heel gek, want ze horen van elke taal natuurlijk minder dan een eentalig kind in die ene taal. Ze moeten de tijd verdelen en één van de huidige, ja, de visie die de meeste mensen aanhouden, is dat kinderen leren die klanken door om bij te houden hoe vaak alles voorkomt dus we zijn statistische leerders en als je minder input krijgt dan per taal, dan heb je gewoon iets meer tijd nodig. Wat ook bij tweetalige kinderen vaak het geval is, zeker als je kijkt naar bijvoorbeeld Spaans en Catalaans, die talen lijken zoveel op elkaar en die klinkers liggen ook heel dicht bij elkaar. Dat maakt het voor het tweetalige kinderen natuurlijk ook wel lastiger.
00:05:56
Sharon Unsworth: Ja. Ja, dus dat zou ook zou zijn, bijvoorbeeld met Duits en Nederlands?
00:06:00
Paula Fikkert: Duits en Nederlands liggen ook heel dicht bij elkaar. Ja, dan zou je hetzelfde kunnen verwachten dat het ietsje, maar het is maar een fractie. Ze halen dat heel snel in en dan weten ze prima, die twee talen uit elkaar te houden, maar soms zie je wel dat het iets langer duurt en bij tweetalige kinderen is natuurlijk zo dat de klanken dicht bij elkaar kunnen liggen. Maar het kan ook nog zijn dat in de ene taal, een klank heel frequent is in een andere taal niet, ja, dat kan ook nog gevolgen hebben van hoe snel ze dat leren.
00:06:27
Sharon Unsworth: Je zei net dat meertalige kinderen er iets langer over doen om die verschillen tussen klanken onder de knie te krijgen. Wat bedoel je met iets? Gaat het om weken en maanden?
00:06:39
Paula Fikkert: We weten dat nu natuurlijk niet heel precies, omdat je telkens maar met tussenstappen test, maar in bijvoorbeeld die Spaanse studie hadden ze getest bij vier, acht en maanden en bij acht maanden deden de tweetalige kinderen het minder goed in het discrimineren van die klanken dan de eentaligen, maar bij twaalf maanden was dat helemaal hetzelfde. Ja, dus dat maximaal vier maanden. Maar ik weet niet of het dan met tien maanden ook al zo zou zijn, want dat is gewoon niet getest.
00:07:06
Sharon Unsworth: Ja, ja, dus, maar in ieder geval, het is niet iets waar ouders zich zorgen over hoeven te maken.
00:07:12
Paula Fikkert: Nee, daar zou ik me absoluut geen zorgen over maken.
00:07:14
Sharon Unsworth: Nee, nee, dus. Je zei dat de meeste mensen denken dat meertalige baby’s of baby’s die meertalig worden, dat zij eigenlijk vanaf best vroeg hun twee talen uit elkaar houden. Maar maar hoe doen ze dat precies?
00:07:31
Paula Fikkert: Ja, dat is knap, hè dat ze dat kunnen?
00:07:32
Sharon Unsworth: Ja, is echt cool.
00:07:34
Paula Fikkert: Nou, we weten dat niet precies wat ze gebruiken, maar we weten wel dat ze heel gevoelig zijn voor verschillen, bijvoorbeeld, in intonatie en ritme van talen. We weten dat ze vanaf de geboorte eigenlijk al die talen uit elkaar kunnen houden. Als twee talen heel erg lijken op elkaar, is dat moeilijker. Maar bijvoorbeeld ook het Spaans en Catalaans kunnen ze toch al vanaf een maand of vier goed uit elkaar houden, op basis, waarschijnlijk op basis van intonatie en ritme.
00:08:00
Sharon Unsworth: Ook als volwassene hoor je dat verschillende talen anders klinken. Ze hebben een andere ritme. Vergelijk bijvoorbeeld het Duits “du hast bestimmt Hunger, sagt Conny. Sie gießt etwas Milch in eine Schale. Mamma meint das Conny die Katze einfach nicht behalten darf. Vielleicht gehört sie jemanden der sie auch lieb hab” het Spaans [Spaans] en het japans [Japans].
00:08:42
Sharon Unsworth: Nou, je hoeft niet te begrijpen waar het over ging, maar je hoorde denk ik, hoe deze talen anders klinken. Deze verschillen komen door de manier waarop de klinkers en de medeklinkers samenkomen in een taal. In talen zoals het Duits en ook het Nederlands komen veel medeklinkers bij elkaar. Denk bijvoorbeeld aan het woord dampfschiff, dat was een deel van dat ellenlange woord dat onze Kletsheads van de afgelopen aflevering mij probeerden te leren. Daar hoor je mpfsch, dus eigenlijk heel veel medeklinkers achterelkaar en in dit soort talen worden daardoor de klinkers soms lang en soms kort. Dit is anders dan het Spaans, waar je niet zo gauw veel medeklinkers achterelkaar krijgt en de klinkers gelijkmatiger van duur zijn. En dit is wederom anders van het Japans want in het Japans bestaat een lettergreep bijna altijd uit één medeklinker en één klinker. Dit zie je bijvoorbeeld in woorden uit het Engels die gebruikt wordt in het Japans. Ze worden ja, Japans gemaakt eigenlijk, dus neem bijvoorbeeld het woord ‘ice cream’ dus ijsje. Dat wordt in het Japans aisukurimu, dus er wordt eigenlijk klinkers geplakt tussen alle medeklinkers dit betekent dat het Japans een heel ander ritme heeft dan het Spaans of het Duits, en meertalige baby’s zouden deze verschillen in ritme kunnen gebruiken om talen uit elkaar te houden.
00:10:17
Paula Fikkert: Dat horen we natuurlijk ook als we de klanken verder niet horen en je hoort het door een filter dan kun je nog steeds horen of het Nederlands is of niet.
00:10:23
Sharon Unsworth: Ja.
00:10:24
Paula Fikkert: Hoewel het Catalaans en het Spaans, dus heel erg op elkaar lijken, kunnen ze dat met vier maanden toch al uit elkaar houden. Het feit dat ze dat zo goed kunnen, kunnen ze dan natuurlijk ook gebruiken bij het leren van de klanken. Want dan gebruiken ze die informatie om te weten dat het die taal is. Maar ze kunnen natuurlijk meer dingen gebruiken, de spreker, de situatie. Meertalige kinderen, dus ze zijn echt wonderbaarlijk goed in het uit elkaar houden van de talen, maar wat welke aspecten daar precies bij gebruiken, dat weten we eigenlijk nog niet helemaal. Je noemde al die klankcombinaties en die komen wel later dan dat, dat die intonatie en dat ritme en we weten ook bijvoorbeeld van Nederlandse en Engelse baby’s of tweetalig Nederlands-Engels dat ze dat met zes maanden niet goed uit elkaar kunnen houden. Ze weten niet welke klankcombinaties nou bij welke taal hoort. Ze hebben gewoon geen voorkeur voor de één of de andere, maar met negen maanden doen ze dat heel goed. Dus ook dat gebeurt allemaal onder het eerste jaar voordat ze beginnen te spreken. Dus die baby’s hoewel het lijkt, dat is inderdaad niks anders doen dan liggen, huilen, eten, slapen en en poepen, leren ze ongelooflijk veel over taal.
00:11:36
Sharon Unsworth: Ja, en dan, de vraag is natuurlijk, ik weet het antwoord hierop, maar ik denk dat veel luisteraars, dat interessant vinden. Hoe weten wij dit eigenlijk als onderzoekers, hè? Want als ze daadwerkelijk daar gewoon alleen maar liggen, hoe kom je dat te weten bij een baby? Dus hoe doe je dit soort onderzoek?
00:11:54
Paula Fikkert: Ja kan ze echt niks vragen. Ze geven geen antwoord, dus dan moet je allemaal slimme technieken voor gebruiken. De eerste techniek die ontwikkeld is, dat is een techniek waarbij baby’s zuigen op een speen en die speen is dan verbonden aan een computer en die meet hoe vaak en hoe hard een baby zuigt en wat weten is als baby’s geïnteresseerd zijn, dan gaan ze harder zuigen, van geef meer van deze klanken. En als iets, als ze iets saai beginnen te vinden, dan gaat dat die zuigreflex afnemen. Dat, dit zuigreflex, kun je dus heel goed meten en dan kun je ook meten waar ze interesse voor hebben en als er een klank verandert en ze gaan denken van hé, dat is een nieuwe klank, gaan ze weer harder zuigen, en dan weet je dat het kind het onderscheid moet hebben gehoord. En dat was de eerste techniek die ontwikkeld is. Inmiddels hebben we een heel scala aan technieken waar we gebruik maken van wat kan je bij baby’s wel meten? Nou, zuigreflex kun je meten, je kan oogbewegingen meten als baby’s hun hoofd kunnen draaien, kun je hoofdbewegingen meten en je kan hersenactiviteit meten. Dus dat zijn allemaal technieken die we gebruiken om te kijken zien we verschil tussen twee condities in het kijkgedrag, in het hersenactiviteit of in het zuiggedrag. Je weet natuurlijk niet direct wat ze horen, maar je meet wel waar ze interesse voor hebben en wat ze interessant vinden en of ze iets een verschil opmerken. Als we kunnen aantonen, dat ze een verschil opmerken als ze dat systematisch doen, dan weten we dat ze dat moeten kunnen worden.
00:13:29
Sharon Unsworth: Ja, ja, ja, ik weet, toen ik als student hier voor het eerst van hoorde, was ik echt zo onder de indruk. Als er onderzoek gedaan wordt met pasgeboren baby’s dan eigenlijk gaat het om wat, wat kunnen ze doen op het moment dat ze nauwelijks iets van taal hebben gehoord. Maar we weten wel dat ze toch wel iets meekrijgen in de baarmoeder, dat zien we daar al verschillen tussen meertalige en eentalige baby’s?
00:13:57
Paula Fikkert: Het is inderdaad waar dat dat baby’s ook in de baarmoeder, zodra die oren klaar zijn en werken, horen ze natuurlijk ook geluid. Maar het is wel geluid dat je hoort als je onder water bent, dan je kinderen zitten in de buik in het vruchtwater en dan hoor je niet heel duidelijke klanken. Je hoort wel geluid, je hoort het ritme en je hoort de intonatie maar je hoort niet echt klanken. Dus wat ze direct na de geboorte weten van taal, ze hebben een voorkeur voor het ritme van de eigen taal. Die hebben ze natuurlijk ook het meest gehoord ten opzichte van een taal die een ander ritmepatroon heeft. Dus dat weten we wel. De vraag is of of ééntalige kinderen en tweetalige kinderen dat anders doen. En daar is nog heel weinig onderzoek gedaan. Maar het onderzoek dat gedaan is, laat zien dat eigenlijk ééntalige en tweetalige kinderen dat alle twee kunnen, en dus dat er niet zo’n groot verschil is tussen die een- en tweetalige kinderen. Kinderen zijn op die jonge leeftijd gewoon nog heel flexibel. Ze zijn, eigenlijk ja, universele burgers die iedere taal zouden moeten kunnen leren en het zou onhandig zijn als ze in de baarmoeder alvast één taal hebben besloten te leren.
00:15:12
Sharon Unsworth: Ja, ja, inderdaad, ik weet niet of mensen het horen, maar het begin nu te donderen hier. Dus misschien krijgt, krijgen de luisteraars dat mee. Je zei, ze kunnen iets horen van hun eigen taal, beetje alsof ze onder water zijn. Dus dat is eigenlijk de taal die de moeder spreekt, maar als de moeder twee talen spreekt, weten we daar iets over?
00:15:33
Paula Fikkert: Nou, we weten wel dat ze die twee talen uit elkaar kunnen houden.
00:15:36
Sharon Unsworth: Precies die twee talen die de moeder spreekt?
00:15:39
Paula Fikkert: In een Canadees onderzoek waar ze kinderen van tweetalige moeders hebben getest, waarvan de moeders Engels en Tagalog spraken, twee heel verschillende talen, hebben ze getest of die kinderen die twee talen uit elkaar konden houden, en dat deden ze prima, maar eentalige kinderen doen dat eigenlijk ook. Ze kunnen dat heel goed. Maar of dat nou echt iets is wat uitsluitend tweetalige kinderen doen daar zijn onze meetinstrumenten niet nauwkeurig genoeg voor.
00:16:06
Sharon Unsworth: Oké, nou, we hebben het tot nu toe gehad over wat baby’s horen, gaan zo meteen het hebben over wat ze zelf zeggen. Maar eerst horen we van onze Kletshead van de Week.
00:16:25
Kletsheads van de Week
Sharon Unsworth: Net zoals afgelopen keer hebben we ook in deze aflevering niet één, maar twee Kletsheads van de Week. Twee meertalige vrienden die opgroeien in Friesland.
Gaspar: Hallo, mijn naam is Gaspar. Ik ben 13 jaar oud en ik spreek Portugees, Nederlands en Duits.
Ruurd: Mijn naam is Ruurd. Ik spreek Nederlands en Fries.
Sharon Unsworth: Jullie zijn vrienden van elkaar hier in Friesland. Welke taal spreken jullie met elkaar?
Ruurd: Meestal Nederlands.
Sharon Unsworth: Meestal Nederlands, maar jij bent Fries aan het leren toch?
Gaspar: Ja.
Sharon Unsworth: En ik begin bij jou, hoe vind je dat om drie, vier talen in je hoofd te hebben?
Gaspar: Soms haal ik ze een beetje door de war in mijn hoofd. Maar op school, dan is het gewoon meestal Nederlands, dan doe ik alles ook gewoon in het Nederlands.
Sharon Unsworth: Wat vind je daarvan? Dat je meer dan één taal kunt spreken? Vind je leuk, minder leuk?
Gaspar: Ik vind het wel leuk. Kun je meestal, als je in andere landen bent, meer mensen verstaan, en dan kun je ook, als je in een ander land bent, kun je in jouw taal spreken en dan weten ze niet wat je zegt.
Sharon Unsworth: Aha, het is een soort stiekeme taal. En welke taal gebruik je dan?
Gaspar: Portugees met mijn moeder.
Sharon Unsworth: Ja, is dat de beste taal om een stiekem gesprek in te voeren?
Gaspar: Meestal wel ja.
Sharon Unsworth: En Ruurd, wat vind jij ervan dat jij twee talen kunt spreken?
Ruurd: Ja, ik, ik ben het gewend, dus ik weet niet hoe het is om één taal te spreken, of tien talen bijvoorbeeld.
Sharon Unsworth: Ja, het is gewoon normaal, bedoel je dat?
Ruurd: Ja.
Sharon Unsworth: En met wie gebruik je Fries?
Ruurd: Met mijn familie. Gewoon iedereen die Fries spreekt, praat, ik Fries mee.
Sharon Unsworth: Dus thuis spreken jullie alleen maar Fries? En op school Nederlands en op school spreek je wel eens Fries ook?
Ruurd: Ja, tegen kinderen die Fries praten, maar dat is niet heel veel.
Sharon Unsworth: Maar geen les in het Fries of?
Ruurd: Ja, vorig jaar, maar dat was ook best wel minimaal, vond ik. Je had maar één les in de week en dat was het.
Sharon Unsworth: Oké, en jij hebt gezegd, Gaspar, jij spreekt Portugees met je moeder en hoe komt dat je nu Duits kunt?
Gaspar: Ik ben geboren in Duitsland en ik heb daar acht jaar gewoond en mijn vader, die woont nog steeds met mijn broertje en mijn stiefmoeder.
Sharon Unsworth: Oké, dus je was pas acht toen je begon met leren van Nederlands?
Gaspar: Ja, toen kwam ik hier in Nederland wonen.
Sharon Unsworth: Nou, ik vind dat het heel goed gelukt is. Heeft dat geholpen dat je Duits kon?
Gaspar: Sommige woorden kon ik wel een verband leggen, ja. Ja, is gewoon hetzelfde. En dank je wel is ook danke, dus dat kan ik ook gewoon wel verstaan.
Sharon Unsworth: Ja, ik ben heel benieuwd, want jullie spreken meer dan één taal. Nou, stel je voor, als je ouder bent en je zelf vader wordt. Welke taal ga je spreken met je kinderen?
Ruurd: Nou, ik denk dat ik wel Fries kan spreken, maar het hangt er wel af van hoeveel, bijvoorbeeld als mijn vrouw een andere taal gaat spreken en ik zeg maar wat, dat ik dan bijvoorbeeld automatisch in die taal tegen de kinderen ga spreken, maar dat weet ik niet.
Sharon Unsworth: Als jullie elkaar niet begrijpen, dezelfde taal spreken, of zo bedoel je dat?
Ruurd: Nee, zo niet, maar gewoon dat dat dan automatisch, dat je dan in die taal gaat spreken.
Sharon Unsworth: Aah, dat als de ene persoon de ene taal spreekt, dan ga je gewoon vanzelf over.
Ruurd: Ja, misschien maar dat weet ik niet.
Sharon Unsworth: Zie je dat nu als iemand tegen jou in het Fries begint te praten, schakel jij ook gewoon om naar het Fries?
Ruurd: Ja, en dan praat ik gewoon Fries, dan denk ik ook meteen Fries.
Sharon Unsworth: En jij, Gaspar, welke taal spreek jij met je kinderen, als je ouder bent?
Gaspar: Ja, het hangt ook wel van af waar en welke taal mijn vrouw dan gaat spreken. Als ze Duits kunnen en dan ga ik met hun Duits praten en als ze Portugees kunnen dan ga ik met ze Portugees praten.
Sharon Unsworth: Dus je gaat aanpassen aan de andere persoon?
Gaspar: Ja.
Sharon Unsworth: Maar is dat niet jammer, want dan eh, dan wordt het één taal minder?
Gaspar: Bij mijn kinderen?
Sharon Unsworth: Ja.
Gaspar: Ja, ik kan ze ook wel de andere taal wel leren.
Sharon Unsworth: Ja, ik kan Duits en ik kan natuurlijk Nederlands, maar ik kan geen Fries en ik kan geen Portugees, dus misschien kunnen jullie mij iets leren in het Fries of het Portugees. Ken je een leuk of een grappig woord of een moeilijke woord?
Gaspar: Ciência.
Sharon Unsworth: Ciência?
Gaspar: Ciência.
Sharon Unsworth: Wat betekent dat?
Gaspar: Wetenschap.
Sharon Unsworth: Wetenschap, dat vind ik een heel mooie. Ciência. Spreek je een beetje Engels, zoals science?
Gaspar: Ja.
Sharon Unsworth: Ja, ciência, mijn eerste Portugeese woord zit er op en wat kan ik leren in het Fries? Hoe zeg ik, ik ben 45 jaar oud?
Ruurd: Ik bin fiifenfjirtich jier âld.
Sharon Unsworth: Ik bin vierenfjirtich?
Ruurd: Fiifenfjirtich.
Sharon Unsworth: Ik bin fiifenfjirtich.
Ruurd: Jier.
Sharon Unsworth: Jier.
Ruurd: Jier.
Sharon Unsworth: Jier.
Ruurd: Ja, âld.
Sharon Unsworth: Âld. Ik bin fiifenfjirtich jier âld. Zoiets?
Ruurd: Ja, best wel goed.
Sharon Unsworth: Dank je wel, compliment ook, want dat klinkt een beetje als het Nederlands, hè, het Fries, maar het is toch wel heel anders. Wat is vergelijkbaar met het Nederlands en wat is anders?
Ruurd: Je hebt wil hebben en in het Fries is het precies andersom dat is wat ik ha wol en niet wat ik hebben wil.
Sharon Unsworth: Ah, dus er wordt gewisseld van plek en als je het schrijft, hè, want jij kunt denk ik, ook in de Fries lezen.
Ruurd: Ja, ik kan wel lezen, maar schrijven is wel wat minder, omdat je dat niet heel erg leert.
Sharon Unsworth: Dus dat leer je niet op school, want als je iets schrijven, want ik weet als je aankomt in Friesland, dan zie je dat bordje met welkom in Friesland, maar dan in het Fries en Friesland is Fryslân.
Ruurd: Fryslân, ja.
Sharon Unsworth: Fryslân, en er zit een soort hoedje op.
Ruurd: Ja, een dakje.
Sharon Unsworth: Een dakje, want als ik het uitspreken zoals het Nederlands dan zeg ik Frieslan, maar zo spreek je het niet uit toch?
Ruurd: Fryslân is het.
Sharon Unsworth: Fryslân. Heb je ook met hand in het Nederlands is..
Ruurd: Hân.
Sharon Unsworth: Hân, oké. Dus dat is ook een verschil. Gaspar, je hebt een poes, ik heb hem al ontmoet. In welke taal spreek je tegen de poes?
Gaspar: Portugees meestal.
Sharon Unsworth: Portugees? Dus het is eentalige kat of is het een meertalige kat?
Gaspar: Hij kan ook Nederlands, denk ik.
Sharon Unsworth: Hij kan ook Nederlands? Ja, hoe weet je dat?
Gaspar: Tjerk die praat ook Nederland tegen hem en hij kan ook Fries dan, want Tjerk praat dan ook als ie iets stouts heeft gedaan en dan gaat ie in het Fries tegen hem zeggen dat dat niet goed is.
Sharon Unsworth: Aha, dus dit is echt een meertalig poes. Heb jij je huisdier?
Ruurd: Meerdere.
Sharon Unsworth: Meerdere. En welke taal spreken die?
Ruurd: Nou, ik woon op een boerderij, dus dan ik praat ik meestal Fries.
Sharon Unsworth: Ja, dus jij zei net als Tjerk boos wordt tegen de poes, dan gaat ie Fries praten. Wissel jij ook wel eens van talen? Als je boos wordt of als je grappig wil doen, ben je grappiger in het Portugees of in het Nederlands of in het Duits?
Gaspar: Portugees
Sharon Unsworth: Portugees? Ja, hoezo?
Gaspar: Ja. Ik ken in Portugees veel leuke grapjes.
Sharon Unsworth: Ah oké, vertel maar even een grapje in het Portugees?
Gaspar: [Portugees]
Sharon Unsworth: Wat betekent dat?
Gaspar: Wat kun je vinden in een douche van een kannibaal?
Sharon Unsworth: En wat is het antwoord?
Gaspar: Head en shoulders.
Sharon Unsworth: Nou, dat vind ik en een heel mooi meertalig grap, hoor en jij, ben jij grappiger in het Fries of in het Nederlands?
Ruurd: Nee, dat heb ik niet echt, maar soms, als ik dan een beetje boos wordt of zo, dan denk ik wel in het Fries.
Sharon Unsworth: Wisselt mama wel eens van talen als ze boos wordt?
Gaspar: Ja, en dan kan ze ook wel Nederlands praten.
Sharon Unsworth: Aha dus dan Nederlands is als ze streng is.
Gaspar: Ja.
Sharon Unsworth: Ja, dat heb ik ook een beetje met mijn kinderen. Ik praat alleen maar Engels met mijn kinderen. Mijn kinderen zijn tien en zeven en dan wissel ik ook soms naar Nederland. Oké, gaan we afsluiten en om af te sluiten vraag ik altijd hoe je dank je wel en tot ziens zegt in je andere taal. Dus hoe zeg je, dank je wel en tot ziens?
Gaspar: Obrigada e adeus.
Sharon Unsworth: Obrigada edeus?
Gaspar: Adeus.
Sharon Unsworth: Obrigada, adeus Gaspar.
Ruurd: Bedankt en oant sjen.
Sharon Unsworth: Bedankt en oant sjen?
Ruurd: Oant sjen.
Sharon Unsworth: Oant tsjen?
Ruurd: Sjen.
Sharon Unsworth: Oant sjen. Bedankt en oant sjen, Ruurd.
00:24:53
Sharon Unsworth: Heel leuk om mee deze twee meertalige jongens uit Friesland te praten. Hopelijk klopt mijn uitspraak. Terug naar mijn gesprek met Paula. Nou, op dit moment, in ons gesprek begon het keihard te regenen bij mij, dus tegen het dakraam waar ik onder zat, en dat is wat je dus in de achtergrond hoort. Wij hebben het in eerdere afleveringen van Kletsheads gehad over de rol van taalaanbod, niet alleen hoeveel meertalige kinderen van een tweetal horen, maar ook van wie. Paula en haar onderzoeksgroepen hebben hier ook onderzoek naar gedaan. Daar hebben we het nu over. Wat is de impact op de taalontwikkeling bijvoorbeeld van het horen van Nederland van een ouder die geen moedertaalspreker is, of bijvoorbeeld een ouder met een andere thuistaal, maar die zo lang in Nederland heeft gewoond dat zij of hij misschien niet helemaal klinken zoals ze deden toen ze naar Nederland kwamen. Ik weet dat dat zeker voor mij geldt als ik luister naar wat mn zus zegt over mijn accent, soms zegt ze: “jij klinkt een beetje Nederlands in je Engels”. Dat geloof ik ook best, maar misschien kan je ons daarover vertellen.
00:26:04
Paula Fikkert: Ja, dat is een hele interessante vraag, want we gaan er altijd vanuit dat als mensen twee talen leren, dat ze twee talen leren als ééntalige, maar dat is natuurlijk heel vaak niet de situatie waarin kinderen de talen leren. We hebben een onderzoek gedaan met ouders die Duits en Nederlands spraken. De grote groep woonde in Nederland. En de moeders waren Duits en spraken Nederlands. Ook het omgekeerde gedaan. Maar dan in Duitsland, dan waren de moeders Nederlands en spraken ze Duits. En wat we daar zagen is dat de Duitse moeders die Nederlands spreken, dus die die spreken natuurlijk niet Nederlands als moedertaal maar ook hun Duits was niet meer helemaal zoals de ééntalige Duits spreken, dus ook een Duits was een beetje meer op het Nederlands gaan lijken, en dat zag je precies terug bij de kinderen. Dus de kinderen leerden precies wat hun moeders deden. Dus als die moeders een Duits hadden, dat een beetje meer Nederlandse was geworden, was het Duits van die kinderen ook een beetje meer Nederlands.
00:27:04
Sharon Unsworth: Dus het ging hier echt om het accent, hè?
00:27:06
Paula Fikkert: Ja, het ging wel om het verschil tussen het Nederlands, de p en de b. In het Duits zeg ‘p’, dus net als het Engels heeft ook die dat we noemen aspiratie dat heeft een Duits ook en het Nederlands, bij het Nederlands als je een b zegt, gaan je stembanden trillen. Dus als je je vingers op je strottenhoofd legt en je zegt “mmm” dan voel je dat het allemaal trilt. Dat is heel typisch voor het Nederlands. Andere talen hebben dat niet en daar verschil verschilt het Duits met het Nederlands.
00:27:37
Sharon Unsworth: Ja, het begint nu enorm te donderen. Superonhandig als je een podcast aan het opnemen zijn. Maar ik ga er vanuit dat de luisteraar is inmiddels zo gewend zijn aan al dat online opnemen, dat ze dat ons niet kwalijk nemen, dat we gewoon vrolijk doorgaan, dus het gaat niet alleen om wat er gebeurt in de hoofd van een kind, maar ook daarbuiten en wat voor taalaanbod een kind te horen krijgt. En als je als ouder zelf meertalig bent, dan kan het zijn dat jij ander soort taalaanbod aanbiedt dan een ouder die ééntalig is. En en daar is wel belangrijk, denk ik, om te zeggen, het gaat om anders, niet per se slechter of zo gewoon anders.
00:28:19
Paula Fikkert: Nee, het is echt anders, het is niet slechter. Het gaat echt om een klein, klein beetje accent dat je kunt horen, dat iemand anders is dan een iemand die in Duitsland opgroeit. Overigens voor het Nederlands zagen we dat verschil niet omdat natuurlijk voor het Nederlands er zoveel meer aanbod is, maar voor het Duits, omdat die moeder de enige was of één van de voornaamste bron van het Duitse, zag je dat daar heel goed.
00:28:42
Sharon Unsworth: Ja, ja, dus het is een combinatie van niet alleen dat type, dus de kwaliteit, maar ook de kwantiteit. Dus dat heeft gevolgen dan in eerste instantie op wat kinderen zelf doen?
00:28:54
Paula Fikkert: Ja, wat ze zelf produceren, dat het klinkt net ietsje anders.
00:28:58
Sharon Unsworth: Ja en weten we of dat wel anders wordt op den duur of?
00:29:02
Paula Fikkert: Daar hebben we niet naar gekeken, maar mijn inschatting is dat zodra die kinderen naar Duitsland zouden gaan, dat ze dat dat onmiddellijk gaan aanpassen, want dat weten we dat voor onze sprekers ook doen. Wij, als wij met mensen spreken, met een iets andere accent gaan we ook een beetje in die richting, dus we zijn heel flexibel om dat aan te passen, dus ik schat dat het voor de kinderen uiteindelijk helemaal geen probleem is. Als je maar heel weinig aan of heel weinig sprekers van een bepaald, bepaalde in een bepaalde taal hoort, dan is dat je norm. Maar zodra je meer normen hoort, meer mensen hoort, dan gaat die norm ook aangepast worden.
00:29:37
Sharon Unsworth: Ja, oké, dus kinderen hebben dan klanken geleerd. Ze weten welke klanken relevant zijn voor hun twee talen. Ze weten dat bepaalde combinaties wel kunnen en welk niet, en dan moeten ze eigenlijk van klanken gaan naar combinaties die een woord maken, hè, dus ze moeten woorden leren, want dan gaan ze echt iets zeggen. Hoe gaat dat dan bij meertalige baby’s?
00:30:01
Paula Fikkert: Ja, normaalgesproken als je bijvoorbeeld het woord poes leert, je ziet het het beest, het object van een poes, dan moet je leren dat die klanken bij dat object horen en dat dat bij elkaar hoort. Dat is natuurlijk arbitrair, want ja, andere talen hebben daar andere benamingen voor. Dus in het Engels zou je cat zeggen, cat. Even m’n Nederlandse accent verbergen. Dat is een arbitraire combinatie die je moet leren dat bepaalde klanken bij bepaalde woorden horen. En als je dan een nieuw woord leert, dus je hebt twee plaatjes: een hond en een poes, en je stel, je kent het woord poes en nou vraag ik je van: “kun je het plaatje van de hond aanwijzen?”, ook al ken je het woord hond niet, dan weet je dat het niet een poes kan zijn, want die ken je. Dus dat heet mutual exclusivity die dus zelfs als je het woord hond niet kent, kun je toch het goede plaatje aanwijzen, want dat kan niet het andere plaatjes zijn. En dat is wat waar voor ééntalige kinderen vaak vaak gedacht wordt dat ze dat gebruiken bij het leren van woorden. Maar de vraag is natuurlijk: hoe doen meertalig kinderen dat? Want die weten dat je een woord in, dat het woord in de ene taal poes is een andere taal misschien een heel ander label heeft. Dus die kunnen eigenlijk minder gebruik maken van die mutual exclusivity, omdat ze ze weten dat een object niet één label heeft, maar heel vaak meerdere labels. D’r is wel allerlei evidentie dat meertalig kinderen dat ook minder snel doen. Ze moeten meer gebruik maken van andere strategieën dan deze mutual exclusivity. Dus ze gebruiken heel veel sociale eigenschappen of de context, want ze weten of mutual exclusivity bruikbaar is of niet. Dus ze gebruiken meer meer factoren bij het leren van worden dan ééntalige kinderen.
00:31:49
Sharon Unsworth: Ja, heb je een voorbeeld daarvan?
00:31:51
Paula Fikkert: Nou, ze zouden bijvoorbeeld kunnen kijken van deze spreker welke taalgebruik die altijd? Is het dan waarschijnlijk dat het een nieuw label is, omdat het een andere taal is? Daar kunnen ze gebruik van maken om te weten of ze die mutual exclusivity kunnen gebruiken of niet.
00:32:05
Sharon Unsworth: Dus eigenlijk zijn ze vanaf best vroeg, dus we hebben het over wat jaar of twee, drie, zoiets?
00:32:13
Paula Fikkert: Ja, waarschijnlijk al eerder.
00:32:14
Let’s Klets!
Sharon Unsworth: In elke aflevering van Kletsheads spreken we met een ouder of professional over hun ervaringen met meertalige kinderen.
Liz: Nou, mijn naam is Liz en ik woon in Guelph, dat is een stadje in Ontario, Canada en ik spreek Nederlands met mijn zoontje Otis.
Sharon Unsworth: En hoe oud is je zoontje?
Liz: Hij is bijna 17 maanden.
Sharon Unsworth: Dus hij is echt heel klein en hij wordt meertalig opgevoed. Dus jij spreekt Nederlands en vertel over de andere taal of talen?
Liz: Nou, mijn man, die is Egyptisch en hij is zelf met het Arabisch en Engels opgegroeid. Hij heeft een aantal jaren van z’n jeugd in Engeland gewoond, maar hij spreekt voornamelijk Engels tegen Otis, soms ook wat Arabisch. En ik ben eigenlijk de enige die Nederlands met hem spreekt. Maar ik merk ook dat, Achmed, mijn man heel veel Nederlands oppakt. In het dagelijks leven hoor ik hem ook best wel veel woordjes in het Nederlands gebruiken tegen Otis, dus dat is eigenlijk best wel leuk.
Sharon Unsworth: Ja, wat voor woorden zijn dat? Bij ons spreken wij alleen maar Engels. En knuffel bijvoorbeeld zeggen we altijd in het Nederlands.
Liz: Ja, sommige woorden, maar mijn man gebruikt ook veel soort van code–switching in het Engels. Zegt vaak dingen van “oh, that’s not leuk” of “wanna go lekker eten“. Otis vindt Nederlandse liedjes ook heel erg leuk. Achmed laat die ook vaak aan hem zien op YouTube. Hij heeft ook een soort van zijn eigen versie van heel veel Nederlandse liedjes, zoals als klap eens in je handjes dan zegt ie dingen als “handjes in je pandjes ei ei ei”, slaat helemaal nergens op, maar dat is gewoon hartstikke leuk.
Sharon Unsworth: Dus het gaat heel goed met z’n Nederlands?
Liz: Ja, het gaat goed met Nederlands van beide mannen in dit huis. Ze leren echt samen, dat is wel leuk.
Sharon Unsworth: En het Engels dan, dus dat hoort ie van papa, maar buiten het huis, denk ik ook?
Liz: Ja, nou, nu, met de pandemie is niet zo heel veel contact met mensen buiten het huis, maar gaat wel twee dagen in de week naar een gastouder en daar zijn vier andere kindjes en ze spreken daar Engels dus het Engels is wel de dominante taal waarin die opgroeit ook, omdat mijn man en ik samen Engels praten. En daarom vind ik het juist leuk dat mijn man ook wat Nederlands leert en dat het een soort van onze thuistaal begin te worden. En ik merk gewoon die dagelijkse dingen dat Achmed dat heel goed begrijpt. Heel veel woorden klinken ook als in het Engels, dus dat is op zich niet heel erg moeilijk en heel af en toe, als ik echt wel dat ze allebei verstaan, dan zeg ik het wel eens twee keer.
Sharon Unsworth: Ja en gaat met het Arabisch dan? Want je zei, Achmed, je man die is zelf tweetalig opgegroeid. Ben benieuwd naar zijn keuze om vooral Engels met Otis te praten.
Liz: Nou, toen Otis net geboren was en toen hadden wij daar best wel discussies over, want ik wilde heel graag dat hij alleen Arabisch sprak tegen Otis. Als taalwetenschapper wetende over wat voor voordelen dat in en hoe moeilijk het is voor hem om op latere leeftijd Arabisch te leren, was ik daar heel erg op hameren. Maar Achmed zei dat hij het heel moeilijk vond om van taal te switchen. Ik denk ook omdat hij al zo lang in een Engelstalig biedt woont en als kind ook beide talen had dat voor hem nu het Engels gewoon veel natuurlijker voelt. Maar één of twee keer in de week spreekt hij met z’n grootouders in Egypte en dan zijn ze wel een uur of anderhalf uur op facetime aan het spelen, en dan spreekt die wel Arabisch tegen hem of gewoon van die kleine dingetjes als “yalla, let’s tidy up” of zo, dat zijn wel ook van die kleine woordjes die d’r ingaan en hij noemt zijn vader baba en niet daddy. Van die kleine Arabische invloeden, maar ik denk dat het te maken heeft Achmed’s eigen identiteit, met zich meer thuis voelen nu in de Canadese cultuur, terwijl voor mij ik voel me nog heel erg Nederlander en een soort van bezoeker in Canada en voor bij mij is het gevoel als ik Nederlands spreekt ook anders dan als ik Engels spreek en ik denk dat Achmed dat niet heeft.
Sharon Unsworth: Ja, maar het laat zien, hé, dat is soms heel ingewikkeld besluit dat je moet nemen en er zijn heel veel factoren die bijkomen kijken. Dus zo makkelijk is het niet, want ik denk dat als je begint aan de reis met een meertalig kind, dat veel mensen denk van oh, ja, ik ga gewoon mijn eigen taal praten en klaar. Maar ja, als je zelf tweetalig ben opgegroeid.
Liz: Welke taal is het dan? De taal waar je nu het meest comfortabel bij voelt?
Sharon Unsworth: Ja, en ik denk altijd in dit soort dingen. Het is heel persoonlijk en je wilt doen wat je jezelf wilt. Ik denk dat als de wilskracht d’r is, dat het wel mogelijk is. Je zei, dat Otis best wat Nederlands, woordjes, zinnetjes zelf, dus het gaat goed met zijn meertaligheid.
Liz: Hij begrijpt alleen nog niet wat die tegen wie kan zeggen. Hij zegt bijvoorbeeld tegen een vriendje van het dagverblijf “kom mee, kom mee” en, ja, kindje heeft zoiets van huh. Maar dat leert die binnenkort wel wie wat er staat.
Sharon Unsworth: En hoe reageren andere op zijn meertaligheid of het feit dat jullie hem meertalig opvoeden?
Liz: Heel positief en wat ook wel leuk is, is dat hier in Ontario zijn heel veel mensen van Nederlandse afkomst, maar meer bijvoorbeeld mensen die ook wel daarvoor, maar ook na de tweede wereldoorlog hiernaartoe verhuisd. Dus de mensen met wie ik nu omga zijn ook tweede of derde generatie. En zij herkennen de taal, maar zelf weten ze vaak niet meer dan de woorden opa en oma en oliebol dus ze zijn altijd heel geïnteresseerd en we zijn toevallig aantal maanden geleden naar een nieuwe buurt verhuisd en er zijn ook een aantal Nederlanders en ook een paar die best redelijk goed spreken en die vinden het ook heel leuk om met Otis in het Nederlands te praten, als we ze toevallig op straat gekomen. En ik probeer ook, als we bijvoorbeeld in een park zijn tegen Otis gewoon in het Nederlands te blijven praten en kinderen die horen dat het een andere taal is, het is al een paar keer voorgekomen dat zei tegen mij in het Frans beginnen te praten.
Sharon Unsworth: Ah, wat leuk!
Liz: Ja, want ze denken van oh, dat is een andere taal, ik ken ook een andere taal, ofzo ja, en dan hebben we een beetje een gesprek in het Frans.
Sharon Unsworth: Interessant, want waar jij woont in Canada, is een Engelstalig gebied.
Liz: Ja.
Sharon Unsworth: Ja, en wat is volgens jou de grootste uitdaging nu als ouder van een meertalige kindje?
Liz: Ik denk vooral de uitdaging zal zijn als die wat ouder is en misschien Engels z’n dominante taal is, om er voor te zorgen dat hij in het Nederlands met mij blijft praten. Kan hem niet wijsmaken dat ik Engels niet versta. Ik spreek dit met mijn man ook, dus daar denk ik waar het over na van ik hoop dat die zelf ook de waarde ervan gaan inzien en dat die wil blijven spreken. Zeker, omdat Engels dominant is in zijn omgeving.
Sharon Unsworth: En dan heb je een tip voor andere ouders af, voor andere ouders in spe misschien, of nu aan het nadenken zijn van oef, wat gaan wij doen nu, wij spreken andere talen of ik ben zelf meertalig opgevoed, wat ga ik doen met mijn kind? Heb je een tip voor hen?
Liz: Met alles met opvoeding te maken heeft, volg wat jij denkt dat goed is en wat voor jou natuurlijk is, dus als een bepaalde taal natuurlijk is, dan denk ik dat het wel gaat lukken om je kind in die taal op te voeden. Als iets geforceerd is, dan misschien niet, dus ja, volg je intuïtie hiermee.
Sharon Unsworth: Mooie tip, dank je!
00:39:44
Sharon Unsworth: Ik ben heel benieuwd hoe het zal gaan met de taalontwikkeling van Otis, het zoontje van Liz, misschien moet we haar terugvragen op Kletsheads in seizoen vijf of zo, en dan horen we het allemaal. Als kinderen beginnen met praten, lijkt veel van wat ze zeggen vaak nog niet op echte woorden, maar eerder wat gebrabbel. Ik vroeg aan Paula of meertalige en ééntalige baby’s dit op dezelfde manier doen of of je in een bepaalde taal brabbelt.
00:40:16
Paula Fikkert: Nou, dat brabbelen is heel interessant, want we weten eigenlijk niet zo goed waarom kinderen dat doen. Ze zijn in ieder geval aan het uitproberen wat je allemaal kan doen, met die mond en die tong en en aanvankelijk, die lijkt dat brabbelen van alle kinderen ook een beetje op elkaar. Maar we weten ook dat het heel snel toch meer taalspecifiek wordt. Dus kinderen brabbelen en als ze eenmaal weten dat ze dat kunnen gebruiken, gaan ze luisteren naar omgeving en gaat dat brabbelen zich aanpassen aan de taal en hoewel het dus gewoon nog steeds brabbels zijn, als je die brabbels voorlegt aan ouders en vraagt of dit gebrabbel is in hun eigen taal of een andere taal, dan doen ze dat vaker dan kans, goed, dus met andere woorden de ouders kunnen kennelijk het verschil tussen brabbels in de eigen taal en een andere taal, maar wat we niet weten is of kinderen of baby’s al brabbelen in twee talen, of ze twee, twee brabbelpatronen, dat is volgens mij nog niet onderzocht.
00:41:16
Sharon Unsworth: Dat gebrabbel is een opstapje naar het eigen productie, dus zelf iets gaan zeggen.
00:41:22
Paula Fikkert: Ja, de dingen die in het brabbelen heel vaak voorkomen, die beginnen steeds meer op de eerste woordjes te lijken.
00:41:27
Sharon Unsworth: Dus dat ba ba ba ma ba ba ba ba, dat.
00:41:30
Paula Fikkert: Ja, en dan wordt het papa en mama.
00:41:33
Sharon Unsworth: Ja en nog één vraag die ik toevallig laatst van een ouder heb gekregen, soms gaan kinderen en het is niet per se iets dat alleen voor meertalig kinderen geld, maar gaan kinderen door met dat brabbelen en dan ontwikkelen bijna een soort extreme vorm van brabbelen dat ze echt klinkt alsof ze iets aan het zeggen zijn, maar het is eigenlijk allemaal onzin.
00:41:57
Paula Fikkert: Ja. Kinderen moeten zoveel dingen leren van taal, dus niet alleen de klanken en de woorden, maar ze moeten ook leren om om met elkaar te praten en hoe je dat doet en dat je na een vraag een antwoord moet geven. Dus dat je dan de beurt moet overnemen en dat soort dingen kunnen ze dus ook met dat brabbelen heel goed oefenen. Ze zijn soms, ik zag het bij mijn eigen dochter, die lag gewoon nooit te slapen in, bij de middagdutje, die zat altijd hele verhalen te vertellen tegen zichzelf. Het was was niet te begrijpen, maar het waren echt hele verhalen. Alsof het een echt verhaaltje was, zijn ze gewoon aan het oefenen hoe je dat doet.
00:42:30
Sharon Unsworth: Ook mijn zoontje is door zo een fase gegaan. Zijn zus deed het niet, maar hij wel en hij hield het ook best lang vol. Een paar maanden zelfs. Heb je geen idee hoe dit soort gebrabbel klinkt, dan kun je op YouTube een filmpje vinden van de babbling twins of luister naar dit gesprekje tussen mij en mijn zoon, toen hij ongeveer één jaar oud was. Hij was druk bezig met tekenen, een wou daar iets over vertellen.
00:43:00
Sharon Unsworth: [Gebrabbel]
00:43:08
Sharon Unsworth: Ik neem aan dat ik niet de enige bent die dat superschattig vind, ik weet nog dat ik zelfs als taalwetenschapper me toen afvroeg of dit helemaal normaal was. Maar zoals je van Paula hoorde, is dat het geval.
00:43:22
Paula Fikkert: Zijn natuurlijk zo veel aspecten van taal die je onder de knie moet krijgen. En ja, sommige kinderen focussen op die verhaaltjes en die vragen en antwoorden, andere luisteren meer naar, zijn op zoek naar woordjes en woordbetekenissen. Kinderen laten ook enorm veel variatie zien. De variatie tussen kinderen is echt behoorlijk groot, niet te snel in paniek raken. Heel veel dingen zijn onderdeel van dat taalverwervingsproces
00:43:47
Sharon Unsworth: Ja en ik denk vaak als je meertalig kind opvoedt dan vaak wordt gedacht: oh ze doen iets anders dan hun nichtje en neefje of buurmeisje of buurjongen, het zal vast wel te maken hebben met het meertalig zijn, maar heel vaak is dat niet zo. Dus zit je daar met je baby, denk je nou, wanneer gaat die überhaupt wat zeggen, ik wil gewoon een gesprek met hem hebben. Wees gerustgesteld dat dat wel d’r aankomt, maar dat je baby al heel erg bezig is met met taal. Leuk om daarover te horen Paula, dank je wel.
00:44:21
Paula Fikkert: Graag gedaan, dus inderdaad, als baby niet terug spreekt of niet terug babbelt, gewoon blijven praten.
00:44:27
Sharon Unsworth: Baby’s zijn dus vanaf dag één druk bezig met taal. En al zien we kleine verschillen tussen meertalige en ééntalige baby’s, zijn deze verschillen vaak in het dagelijks leven niet eens op te merken. Meertalige baby’s horen verschillen tussen talen en net zoals ééntalige baby’s gaan ze in hun eerste 12 maanden inzoomen op de klanken van de talen die ze in hun omgeving horen. Ze lopen dus door dezelfde stappen als eentalige baby’s, maar gebruiken niet altijd dezelfde strategieën als het gaat om woorden leren. Zelfs als jouw meertalig kind inmiddels geen baby meer is, hoop ik dat je van deze aflevering hebt genoten. Ik vind het altijd fascinerend om te horen wat baby’s allemaal al kunnen, en hoe collega wetenschappers allerlei vernuftige manieren vinden om dit te ontdekken. Volgende keer is de laatste aflevering van dit seizoen en samen met Josje Verhagen van de Universiteit van Amsterdam ga ik jullie vragen beantwoorden over meertalige kinderen. Dus volgende keer laatste aflevering van dit seizoen. Maar ik ben al bezig met wat ideeën uit te werken voor het derde seizoen. Daarvoor heb ik jullie input nodig. Welke delen van Kletsheads vinden jullie het leukst? Waar zou je meer over willen horen of juist minder? Wat vind je van de lengte van de afleveringen? Zijn ze te lang of juist goed? Laat het weten door een paar minuten de tijd te nemen om een aantal korte vragen te beantwoorden via de website. Ga naar de website en klik op enquête. Mocht je dit al hebben geprobeerd en de link deed het niet, mijn excuses, probeert alsjeblieft nog een keer, want nu doet ie het zeker wel. Ik hoor heel graag van jullie.
00:46:17
Sharon Unsworth: Wil je meer weten over Kletsheads? Ga dan naar http://www.kletsheadspodcast.nl. Daar vind je ook meer informatie over deze aflevering. Wil je geen aflevering missen? Abonneer je dan op Kletsheads via je favoriete podcast app. Bedankt voor het luisteren en graag tot de volgende keer.
Dit transcript is gegenereerd met behulp van amberscript.nl en gecheckt door Aniek Ebbinge.