00:00:15
Sharon Unsworth: Welkom bij Kletsheads, de podcast over meertalige kinderen. Mijn naam is Sharon Unsworth, taalwetenschapper aan de Radboud Universiteit, Nijmegen, en moeder van twee meertalige kinderen. Daar zijn we weer met nog een aflevering van Kletsheads en we gaan het dit keer hebben over de meertalige kinderopvang. Een corona-proof gesprek, buiten opgenomen, op een mooie, maar behoorlijke winderige dag. We horen ook van een leerkracht Engels die ervoor heeft gekozen om tegen haar eigen kind naast het Nederlands ook zo veel mogelijk Engels te praten. En onze Kletshead van de Week is de 27-jarige Nody. Hij vertelt dat hij het jammer vindt dat hij niet zoveel Arabisch kan spreken als hij het zou willen. Veel luisterplezier!
00:01:02
Sharon Unsworth: Steeds meer basisscholen in Nederland beginnen met onderwijs in het Engels of een andere tweede taal vanaf de kleuterklas. Meestal gaat het om een uur of twee per week, maar hier en daar worden ook geëxperimenteerd met tweetalig prima onderwijs, waar leerlingen tot de helft van de lessen in het Engels krijgen. Engels op de kinderopvang is iets nieuws. Eigenlijk is het aantal talen dat op dat kinderopvang of peuterspeelzaal gesproken mogen, beperkt tot het Nederlands, het Fries of één van de regionale talen Limburgs en Nedersaksisch. Maar sinds 2018 wordt er ook binnen de kinderopvang geëxperimenteerd met een meertalige aanpak. Het idee is simpel: op vroege leeftijd spelenderwijs in aanraking komen met een tweede taal heeft een groot voordeel, namelijk beter Engels leren. In deze aflevering van Kletsheads horen we meer hierover. Dus hoe krijgt de meertalige opvang vorm? Hoe pakken de kinderopvangorganisaties het aan? Wat voor gezinnen sturen hun kinderen naar zo’n opvang en werkt deze meertalige aanpak eigenlijk? Leren de kinderen Engels en hoe verloopt de Nederlandse taalontwikkeling? Blijft dit op peil of zien we een vertraging in het Nederlands, omdat deze kids een groot deel van hun dag op de opvang het Engels horen? Dit was de voornamelijkste zorg van het ministerie van Sociale Zaken en Welzijn, die in 2018 de opdracht gaf aan onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam om de taalontwikkeling van deze kinderen te volgen in beide talen. Voor deze aflevering sprak ik met twee leden van de onderzoeksteam: Josje Verhagen en Eva Vos. Eva is onderzoeksmedewerker binnen het project en werkt veel samen met de betrokken kinderopvangorganisaties Josje is onderzoeker en expert op het gebied van meertaligheid en het jonge kind. Ik begon door Josje te vragen wat we al weten van andere landen, waar de meertalige kinderopvang vaak veel langer bestaat.
00:03:15
Josje Verhagen: We weten vooral iets over Amerika en in Amerika heb je een grote groep Spaans-Engelstaligen en daar is ook veel meer tweetalige opvang in die twee talen. En wat we daarover weten is dat dat eigenlijk goed werkt. Dus de kinderen versterken daar hun Spaans en hun Engels, daar zijn allemaal positieve effecten gevonden in verschillende onderzoeken. In Europa vindt erop heel kleine schaal ook wat tweetalig opvang plaats, dan gaat het vaak om Engels als extra taal, een enkele keer ook om Frans. Maar er is weinig onderzoek naar, heel weinig en wat je wel kan concluderen eigenlijk, wat je ziet in dat onderzoek, is dat kinderen wel passief wat leren. Dus dat zij wel de nieuwe taal leren begrijpen, maar niet zo heel erg zelf die taal produceren. En wat ook gevonden is, is dat wat ze vooral wel leren om zelf ook te produceren, het zelf te zeggen, zijn allerlei uitingen die te maken hebben met rituelen, dus het ochtendritueel als alle kinderen binnenkomen, de rituelen rondom het eten, het aan tafel gaan, die simpele frases eigenlijk, die gaan ze zelf ook gebruiken.
00:04:21
Sharon Unsworth: Ze kunnen bij wijze van meezingen met ‘Hallo, allemaal..’?
00:04:24
Josje Verhagen: Precies, heel basaal.
00:04:26
Sharon Unsworth: Oké, dus jullie zijn pioniers eigenlijk op dit gebied. Ze kijken elkaar nu heel erg vragend af, maar ik mag het zeggen, maar volgens mij wilden ze het zelf niet toe geven, dus is twee jaar geleden begonnen met dit experiment, doen tien kinderopvangorganisaties hier aan mee. Even wat wat voor kinderopvangen zijn dit?
00:04:50
Eva Vos: Nou, ja, de organisaties zijn verspreid over het hele land. We hebben een aantal grote organisaties wel in de Randstad, in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Eindhoven, maar we hebben ook heel wat organisaties in het oosten van het land die meedoen, zoals meer Nijmegen, Arnhem, Elst, Doetinchem, Enschede bijvoorbeeld. Voornamelijk bieden ze dagopvang de hele dag, maar er zijn ook een aantal die zijn een voorschool en die doen dat eigenlijk alleen in de ochtend dan. Dus we hebben nu 750 kinderen die meedoen aan het onderzoek.
00:05:22
Sharon Unsworth: Dat is een flink aantal.
00:05:25
Eva Vos: Ja, zeker, ja, zijn we heel blij mee. Ook dat veel ouders het dus ook een interessant onderzoek vinden en bereid zijn om daaraan mee te doen, of hun kind daaraan te laten meedoen. Het zijn wel van die 750 kinderen hebben we dan 600 ongeveer die in de tweetalige groepen zitten. En dan hebben we nog een kleine groep, 150 ongeveer, die naar een eentalige groep gaan, gewoon Nederlands. En dat zijn de kinderen die zitten in de controlegroep en die gebruiken eigenlijk om onze resultaten kunnen vergelijken.
00:05:53
Sharon Unsworth: Ja, om te kijken of dat werkt of niet eigenlijk? Even een stapje terug naar het begin van dit experiment. Hoe heeft het ministerie besloten welke kinderopvangen mee mochten doen?
00:06:04
Eva Vos: Ja, de kinderopvangorganisaties mochten zelf zich aanmelden voor dit experiment. In principe, daar waren een aantal voorwaarden en dat is dat ze inderdaad dus maximaal 50 procent van de tijd Engels mogen geven en de leidsters die dat doen, die moeten minimaal over in ieder geval B2 beschikken.
00:06:26
Sharon Unsworth: Dit is iets nieuws, hè, maar ik weet wel er waren toch al een paar meertalige kinderenopvangen in Nederland die bijvoorbeeld Engels gaven. Hoe kan dat dan? Want eigenlijk mocht het niet.
00:06:36
Eva Vos: Dat klopt. Er zijn ook nu in het onderzoek een aantal organisaties die al veel langer tweetalige opvang boden of zelfs opvang helemaal in een andere taal buiten Nederlands. We doen nu dit onderzoek omdat er geen beleid is, omdat het niet in de wet geregeld is. Maar er is wel een zogenaamde expat-regel. Die regel kun je zo uitleggen dat als je veel kinderen hebt met een andere taalachtergrond, dus echt de herkomst van de kinderen. Dat die reden geeft om inderdaad tweetalig opvang te bieden.
00:07:05
Sharon Unsworth: Dus dat was een uitzondering op de regel?
00:07:08
Eva Vos: Ja en onder die regel werd het dus al wel vaker gedaan.
00:07:11
Sharon Unsworth: Ik denk dan aan mijn nichtjes. Mijn nichtjes gingen namelijk, zijn inmiddels in de 20 , de oudste is net 30 geworden, maar die zijn ook naar zo een opvang in Amsterdam.
00:07:21
Eva Vos: Dat is al een tijd geleden.
00:07:22
Sharon Unsworth: Ja, het is wel een tijdje geleden, inderdaad. Wat voor kinderen zijn dat die naar deze opvang gaan?
00:07:27
Josje Verhagen: Ja, het is een hele interessante vraag, want het zijn allerlei soorten kinderen eigenlijk. Daar kwamen wij achter toen wij waren begonnen met het onderzoek en de formulieren terugkregen van de ouders die ze invulden om het kind, om toestemming te geven, eigenlijk voor het onderzoek, en ze vulden daar al in, eigenlijk met name dat ze toch echt heel veel andere talen dan het Nederlands spraken thuis. Dus in veel gezinnen hoorden kinderen al één of meer andere talen, soms naast het Nederlands en soms ook in plaats van Nederlands. Dus we hebben een hele meertalige groep die we bekijken en een kleine minderheid hoort thuis alleen Nederlands.
00:08:03
Sharon Unsworth: Oké, dus dat is eigenlijk anders dan wat wat de bedoeling was vanuit het ministerie. Tenminste als ik het goed heb begrepen, was de bedoeling dat, dit is de manier waarop we heel vroeg Nederlandstalige kinderen, dus kinderen die van huis uit eigenlijk alleen ééntalig opgevoed worden, een goeie start kunnen geven om zo vroeg mogelijk Engels te geven, maar het blijkt nu dat die kinderen eigenlijk in de minderheid zijn,
00:08:27
Josje Verhagen: Ja, dat klopt, en dat is als je naar de hele groep kijkt. En ik kan het wel wat nuanceren, want dat is wel vooral zo in de Randstad. Dus als je kijkt bij de kinderopvangorganisaties die Eva net ook noemde, meer in het oosten van het land, in Nijmegen en Enschede, daar zitten toch wel met name kinderen die thuis Nederlands leren. Maar in de Randstad is het dus een hele internationale groep eigenlijk. Het zijn ook soms ouders die tijdelijk in Nederland zijn, dat zijn we op dit moment aan het uitzoeken, hoeveel echte expats hebben we eigenlijk? En die kiezen er vaak ook bewust voor om hun kind zoveel mogelijk aan het Engels bloot te stellen, omdat ze ook vaak maar tijdelijk in Nederland zijn. Op veel kinderopvangorganisaties, en met name in de Randstad dus, hebben we veel meertalige kinderen.
00:09:09
Sharon Unsworth: Dus voor hun is het Engels misschien een derde taal?
00:09:13
Josje Verhagen: Precies en is het Nederlands soms een nieuwe taal.
00:09:16
Sharon Unsworth: Oké, nou, dat lijkt mij zowel interessant als hartstikke complex als onderzoeker daar naar te gaan kijken.
00:09:24
Eva Vos: Wat ook nog typisch is aan deze groep, is dat we zien dat ouders heel hoog opgeleid zijn. Meer dan 90 procent is HBO of WO-opgeleid. Dat is ook wel een specifiek kenmerk van deze groep die we nu onderzoeken.
00:09:36
Sharon Unsworth: Ja, dat is het verwijt dat je vaak hoort van goh, ja, leuk, maar dit is echt iets voor die hoogopgeleiden.
00:09:45
Josje Verhagen: Elite tweetaligheid, die term wordt wel gebruikt wordt.
00:09:48
Sharon Unsworth: Hoe kijken jullie daar tegen?
00:09:49
Josje Verhagen: Ja, ik denk dat ik wel kan zeggen dat we ergens wel jammer vinden, want dit is natuurlijk een hele selecte groep en er zijn zo verschrikkelijk veel meer tweetaligen, meertaligen in Nederland, waarnaar je ook heel graag onderzoek zou willen doen. Maar het is natuurlijk wel een begin en je zei net al ‘oh, dat lijkt me wel complex met al die verschillende achtergronden’ en ik denk om onderzoek te kunnen doen nu en ze kunnen kijken, werkt dit überhaupt kinderen blootstellen zo jong en nieuwe talen op een kinderdagverblijf, heeft het onderzoeksmatig ook een voordeel dat we niet nóg veel diverser zouden bekijken. Maar ja, je hebt helemaal gelijk. Ik denk dat ik ook wel een beetje namens Eva spreek en en de rest van ons onderzoeksteam dat we straks ook moeten zeggen van we kunnen onze resultaten niet zo generaliseren want ja.
00:10:43
Sharon Unsworth: Ja, dus, het is een heel bijzonder groep, maar het is wel een mooi begin. Ik ben heel benieuwd. Ik kan me wel voorstellen hoe het is als, nou niet als baby dat kan ik me niet voorstellen, hoe het gaat bij die kinderopvangen? Dus hoe pakken, hoe pakken ze het aan eigenlijk? Zijn alle leidsters zelf tweetalig Engels-Nederlands? Of is er altijd een Engelstalige Nederlanderlandstalige leidster aanwezig?
00:11:12
Eva Vos: Ze pakken het eigenlijk op verschillende manieren aan. Het overgrote deel gebruikt de one teacher, one language methode, dus eigenlijk vergelijkbaar met wat sommige mensen thuis doen van de one parent, one language methode. Dit is ook een methode die bij de kinderopvang makkelijk toepasbaar is, omdat er vaak twee personen op een groep staan.
00:11:36
Sharon Unsworth: Dus de ene spreekt Engels, de anders spreekt Nederlands.
00:11:38
Eva Vos: Precies, één spreekt Engels, de ander spreekt Nederlands. In principe wordt er niet van afgeweken. Dan hebben we ook nog een organisatie, die hebben ook twee leidsters op de groep, waarbij er één dan Nederlands spreekt en de ander spreekt Nederlands en Engels, is een combinatie daarvan. Soms gebruiken ze ook de sandwich methode. Dat je een woord in het Nederlands zegt dan in het Engels en weer in het Nederlands herhaalt in dat geval. En dan hebben we ook nog een aantal organisaties die gebruiken eigenlijk een vaste methode waarbij ze een beperkte tijd Engels geven en op vaste momenten en dat zijn dan vaak bepaalde activiteiten, inderdaad, wat net ook genoemd werd, liedjes zingen, tellen, spelletjes doen,
00:12:22
Josje Verhagen: Ja en dat gebeurt typisch aan de hand van een eigenlijk een curriculum voor hele jonge kinderen, dus vaak met digitale methodes waarbij kinderen filmpjes gaan kijken of iets naar iets luisteren wat van tevoren opgenomen is.
00:12:33
Sharon Unsworth: Ik was benieuwd even of de kinderopvangen wel instructie kregen over hoe ze het moesten aanpakken. Wat ze precies moeten doen. Hoe zit dat?
00:12:41
Eva Vos: Nee, daar hebben ze geen instructie voor gekregen. Daar zijn ze in principe helemaal vrij in gelaten en we zien dus ook dat ze voor verschillende methodes gekozen hebben. Wat het voor ons onderzoek natuurlijk heel interessant maakt, omdat wij precies al die methodes kunnen onderzoeken en kijken wat nou het effect is en wat het verschil is eventueel Ja, wat ook wel interessant is, dat we zien dat de organisaties in de Randstad vooral voor de one teacher, one language methode hebben gekozen bij de organisaties buiten de Randstad en die is vaak ook meer Nederlands publiek hebben, zien we dat ze voor een iets mildere variant hebben gekozen en dus iets minder veel Engelse input hebben.
00:13:25
Sharon Unsworth: Is er een minimum?
00:13:26
Eva Vos: Nee, er is alleen een maximum van 50 procent Engels.
00:13:30
Sharon Unsworth: Dus hebben jullie een idee van hoeveel Engels wordt dan gegeven? Wat moet ik me daar bij voorstellen?
00:13:35
Josje Verhagen: Ja, dan moet je denken aan ongeveer tien procent Engels op een dag. Ik zou ook nog wel iets willen toevoegen, want Eva zei net de meeste hebben voor de ‘one teacher, one language’ methode gekozen. Dat is opzich nog wel interessant, want dat is hun streven en vaak gaat het natuurlijk ook zo dat ze die twee leidsters hebben en dat die leidsters consequent hun eigen taal spreken. Maar we hebben ook een vragenlijst voor de pedagogisch medewerkers afgenomen en daarin zeggen ze ook wel vaak, 60 procent eigenlijk van de leidsters, dat ze ook die andere taal wel gebruiken als de situatie daar om vraagt, en dan moet je denken aan dat een kind heel verdrietig is en dat ze het willen troosten, en dat ze dan toch even die andere taal gebruiken. Of ook wel om te corrigeren, als ze nou eens even boos moet worden en dat kind echt willen bereiken.
00:14:23
Eva Vos: Ja, het verschilt per organisatie, want er zijn ook organisaties die daar bewust heel consequent in zijn en dat dus niet doen. En er zijn natuurlijk ook leidsters die zelf geen Nederlands spreken en niet eens de mogelijkheid hebben om te switchen.
00:14:37
Sharon Unsworth: Ja. Je zei volgens mij dat het criterium was dat iedereen B2-niveau moest hebben, maar zijn het vooral moedertaalsprekers? Denk voor het Nederlands zijn het allemaal moedertaalsprekers.
00:14:48
Eva Vos: Vrijwel allemaal. Sommigen die wel al langer Nederlands zijn, wel echt goed al Nederlands spreken, die Nederlands spreken op de groep. En voor het Engels we zien daar moedertaalsprekers, maar ook andere niet-Nederlanders die zelf een andere taal spreken en Engels als tweede taal spreken op de groep. Dat zien we ook wel in de motivaties van de leidsters die op de groep staan, want we hebben ook gevraagd waarom ze dit werk doen. Nou ja, ze geven allemaal aan dat ze tweetaligheid heel belangrijk vinden en dat een mooi concept vinden. Maar heleboel geeft toch ook aan dat dit gewoon een mogelijkheid is voor hun om aan het werk te komen in Nederland, terwijl ze niet Nederlands spreken.
00:15:29
Sharon Unsworth: Oké, dus we weten nu een beetje hoe het in z’n werk gaat op de meertalige kinderopvang. Ik denk dat de luisteraars heel benieuwd zijn naar of het eigenlijk wel werkt. Dus jullie hebben de opdracht gekregen om de taalontwikkeling van de kinderen in beide talen te gaan volgen. Hoe doen jullie dat precies?
00:15:47
Eva Vos: Ja, het onderzoek duurt dus vier jaar en we hebben in die vier jaar vier meetrondes gepland, waarvan er nu drie achter de rug hebben, en we verzamelen elke meetronde op verschillende manieren gegevens. Ten eerste hebben we vragenlijsten voor de ouders en we hebben vragenlijsten voor de pedagogisch medewerkers. We doen video observaties, daarin kijken we vooral hoe spreekt de leidster tegen de kinderen en wat is de reactie daarop van de kinderen? En dan hebben we nog de taaltaakjes met de kinderen. We zijn gewoon begonnen met testen vanaf twee jaar. Kinderen doen heel enthousiast mee. We doen vier of vijf taaltaakjes met de kinderen, één sessie in het Nederlands en één sessie in het Engels. Van de baby’s, dus de kinderen tussen nul en twee, daar halen we de informatie dus uit de vragenlijsten die we de ouders voorleggen.
00:16:37
Sharon Unsworth: Josje en Eva vertellen ons zo meteen over de eerste resultaten van hun onderzoek. We hoorden net dat de meertalige kinderopvang onder andere is bedoeld om kinderen die van huis uit alleen Nederland horen een vliegende start te geven in het leren van een tweede taal. In dit geval, het Engels. Het is dus een manier om als ouders je kind meertalig op te voeden, al spreken jullie beiden alleen Nederlands. Een tijdje terug sprak ik hierover met Anna de Graaf van de website meertalig.nl en zij vertelde me dat Nederlandstalige ouders haar ook regelmatig om advies vragen over hoe zij ervoor kunnen zorgen dat ook hun kind meertalig wordt.
00:17:21
Josje Verhagen: Je hebt dus inderdaad heel vaak dat het een Nederlandstalig gezin is, dus gewoon twee Nederlandstalige ouders, die allebei een andere taal goed kunnen spreken. Vaak is dat Engels. En mensen vinden Engels vaak een belangrijke taal. Een wereldtaal, belangrijk om later nog internationaal aan de bak te kunnen komen of naar een internationale school te gaan, tweetalige school. Dus Engels ligt vaak voor de hand. En wat nou als de één gewoon overstapt op het Engels thuis? Dit zijn vaak wel mensen die zwanger zijn bijvoorbeeld of die echt een klein kind hebben. Ik geef dan meestal niet een advies. Ik vraag altijd van nou welke taal voel je je het prettigste in? Dat is het. En dus er zijn mensen die echt zeggen: Nou, ik heb gewoon al vanaf jongs af aan heel veel Engels gesproken, het is niet mijn moedertaal, maar ik vind het een leuke taal, ik heb er veel mee, ik kan het goed, al zeg ik het zelf, dus ik wil het gewoon proberen. Dan zeg ik, nou, moet je vooral doen. En wat ik denk dat je nou zelf snel genoeg merkt, als je met je kind, als je daar je gevoelens mee wil kunnen uiten, ruzie kunt willen maken, kunnen troosten, dingen wel kunnen uitleggen, en dan merk je snel genoeg of je woordenschat dat toelaat, of je gevoel dat toelaat, of dat je tekortschiet. En dan merk je zelf van oh, ik loop toch tegen dingen aan dat ik me niet kan uiten maar zolang dat niet het geval is en je spreekt het echt goed, denk ik nou ja, waarom niet?
00:18:51
Sharon Unsworth: Waarom niet inderdaad. Dit is wat onze volgende gast dacht, eigenlijk al lang voordat ze zwanger werd van haar eerste kindje.
00:19:00
Let’s Klets!
Marjolein Koster: Ik ben Marjolein Koster. Ik woon in Rijssen en ik spreek Engels met mijn kind.
Sharon Unsworth: En hoe oud is je kind?
Marjolein Koster: Mijn kind is één jaar en en tien maanden.
Sharon Unsworth: Dus heel jong nog steeds.
Marjolein Koster: Ja, maar hij kletst wel.
Sharon Unsworth: Kletst wel, hij is een kletskop? Kletshead moeten we eigenlijk zeggen, want hij is tweetalig. Dus jij spreekt Engels met hem en thuis je je partner, die spreekt Nederlands? Ja, en het is heel interessant, want ik weet dat jij geen moedertaalspreker bent van het Engels.
Marjolein Koster: Nee, Nederlands is mijn moedertaal.
Sharon Unsworth: Maar ik weet dat je heel goed Engels kunt en dus heb je voor gekozen om Engels te spreken met je kind. Ik ben benieuwd waarom je dat heb gekozen.
Marjolein Koster: Nou, ik ben docent Engels. Ik werk op de lerarenopleiding Engels inmiddels en nou, vanuit mijn studie weet ik dat hoe jonger je begint met een taal leren, hoe meer succesvol je daar in kan worden. Dus ik wilde heel graag mijn kind die kans geven. En ja, ik zou het ook wel best wel erg vinden als mijn kind later niet goed zou zijn in Engels op school, dan denk ik toch wel dat ik erop aangekeken zou worden. Dus ja, vandaar.
Sharon Unsworth: En was dat voor jou een makkelijk besluit? Of moest je daar even over nadenken?
Marjolein Koster: Ik heb dat is eigenlijk al wel besloten voordat ik kinderen had. Toen ik les had over hoe mensen een taal leren en toen ik op de universiteit zat ging ik er al over nadenken van goh hoe zou ik dat aanpakken? Ik heb zelf ook nooit de streektaal geleerd die hier gesproken wordt waar ik woon. Terwijl mijn ouders dat wel allebei konden spreken, maar zij kozen ervoor om mij en mijn zusjes niet in de streektaal op te voeden. Nou ja, en daar ben ik toen ik hier kwam wonen, wel een beetje mee gepest. Ik klonk anders. Er waren zelfs leraren die mijn geluiden na gingen doen als ik een vraag willen stellen en hoe hard ik het ook probeerde om bijvoorbeeld zo’n rollende ‘r’ nog een keer te kunnen, het lukte me gewoon niet meer. Dus ik heb aan den lijve ondervonden dat als je toch al op de middelbare school zit dat is wel heel lastig is om nog een andere taal te leren. Zelfs al is het maar een ander dialect van de taal die je al spreekt.
Sharon Unsworth: En welk dialect is dat dan?
Marjolein Koster: Dat is Twents.
Sharon Unsworth: Twents en hoe gaat het nu met met de meertaligheid van je zoontje?
Marjolein Koster: Het lijkt wel alsof die verschillende standen heeft. Ik ben zelf twee dagen thuis met hem door de week en dan praat ik Engels met hem en zodra mijn man dan weer thuiskomt dan schakelen we over naar het Nederlands. En als er andere mensen bij zijn, praten we ook Nederlands. En op de dagen dat hij bijvoorbeeld bij de gastouder is geweest of bij zijn opa en oma dan begroet hij ons met de woorden ‘papa’ en ‘mama’, maar als de hele dag bij mij is geweest, dan noemt hij mij mummy in het Engels en als de vader dan thuiskomt dan rent hij op hem af en dan zegt hij “daddy, daddy”
Sharon Unsworth: Ja, leuk is dat hè. Dat herken ik ook, want dat gebeurt ook met mijn kinderen. Het verbaasde mij de eerste keer dat dat ze dat deden, want ze noemen mij en hun vader mummy en daddy, maar als er kinderen over de vloer zijn geweest en ze hebben de hele middag in het Nederlands gespeeld, dan ineens roepen ze “mama” en dan soms gaan ze wel dan overschakelen maar meestal gaan ze gewoon Nederlands met me praten. Dat verbaasde me niet, maar dat ze dan ook van naam ging veranderen, dat ze mij ineens mama gingen noemen, dat vond ik ook interessant. Dus ik herken dat heel erg, dat idee van twee standen. Dus je aanpak is je spreekt Engels met hem op die dagen en verder Nederlands of spreek je altijd Engels? Hoe zit dat?
Marjolein Koster: Als ik alleen met hem ben, praat ik Engels tegen hem, altijd. Soms als z’n vader thuis is, dan blijf ik nog wel in het Engels praten, maar dan praat z’n vader Nederlands met hem, dan switchen we vaak van het één naar het andere merk ik. Maar ja, dus ook ‘s avonds, als ik hem in bed leg en mijn man is aan het sporten bijvoorbeeld, dan praat ik ook Engels met hem. Dus dus niet alleen op die dagen dat ik thuis ben, maar eigenlijk meer de momenten dat we met z’n tweetjes zijn.
Sharon Unsworth: Ja en hij switcht ook zelf van de ene taal naar de andere zei je?
Marjolein Koster: Ja, hij begint nu korte zinnetjes te spreken en af en toe, dan, dan schakelt hij ineens over en dan begint ‘ie in het Nederlands en schakelt ‘ie opeens over naar het Engels of andersom. Voor sommige dingen heeft ie ook alleen maar Engelse woorden, denk ik, dus dan dan moet ie het wel combineren. En soms corrigeert hij zichzelf ook. We lopen vaak, opa en oma wonen hier vlakbij, dus dan gaan we vaak lopend, dan dan ziet hier een bestelbusje staan en dan zegt ‘ie ‘busje’ en dan kijkt hij naar mij en dan denkt ie, oh ja, het is mama en dan zegt ‘ie ‘van’, dus dan verbetert die zichzelf haast van, oh ja, maar mama wil dat woord horen.
Sharon Unsworth: Leuk is dat hè? En hoe reageren andere mensen daarop, op het feit dat je besloten om Engels met hem te praten?
Marjolein Koster: Ja, de meeste mensen zijn wel verbaasd, want ja, je hoort het niet veel, maar ze begrijpen het wel. Als ik ze uitleg waarom ik de keuze maak en nou ja, ook dan een beetje bij vertel wat ik dan weet over een taal leren en dat dat lastiger wordt naarmate je ouder wordt, dan ja, begrijpt iedereen het wel en vinden de meesten het ook wel jammer dat ze het zelf eigenlijk niet kunnen bieden aan hun kind.
Sharon Unsworth: Ja, wat is volgens jou de grootste uitdaging nu voor jou als ouders van een meertalig kind?
Marjolein Koster: Nou ja, het lijkt me wel spannend als die straks naar de basisschool gaat, waar die dan tegenaan loopt, of dan de juf of andere kindjes hem misschien soms niet begrijpen, omdat die hebben bepaalde woorden alleen in het Engels kent en de andere kinderen niet. De juf zal misschien niet altijd meteen begrijpen dat die dan Engels praat. Dat lijkt me voor een jong kind best wel lastig om mee te maken. Dus ja, ik denk dat daar vooral de uitdaging is hoe ik hem daarin kan begeleiden en dat voor hem wel een positieve ervaring blijft. Ik heb het zelf ook wel eens als ik met Owen alleen op pad ben en andere mensen kunnen mij horen. Het liefst zou ik Engels met hem blijven praten, maar ja, omdat er hier nooit Engels op straat klinkt, word je dan bekeken. Dus dan schaam ik me ook een beetje of dan voel ik me bekeken, dus dan schakel ik zelf ook over naar het Nederlands. Zou zo jammer zijn als dan uit schaamte de meertalige kinderen dan hun andere taal dan de gangbare dan niet durven gebruiken, omdat ze bang zijn dat ze dan als anders gezien worden, dat de mensen ze vreemd vinden.
Sharon Unsworth: Ja, absoluut. Ik ken ook andere ouders die ook overschakelen naar het Nederlands hoe dan ook, als ze zeg maar buiten zijn of op het.. Ben het woord vergeten, playground.
Marjolein Koster: Speeltuin.
Sharon Unsworth: Speeltuin, ja, dankjewel. Maar ik denk daar is geen regel voor. Je moet doen wat voor jou het prettigst voelt. Ik blijf een beetje stug doorgaan in het Engels en ik weet dat andere mensen dat lastig vinden. En dan voel ik me achteraf van misschien had ik moeten overschakelen of zo. Het is natuurlijk wel een voordeel van het Engels, ik woon in een redelijk grote stad, dus het is niet zo gek als je Engels hoort, maar ik denk in al die dingen, dan moet je gewoon doen waar je jezelf prettig bij voelt.
Marjolein Koster: Je stelt er natuurlijk ook een voorbeeld mee. Als jij in alle situaties Engels blijft praten, dan straal je daarmee wel een soort trots en zelfverzekerdheid uit. En als Owen merkt dat ik schakel zodra er andere mensen bij zijn, misschien dat hij dan toch wel het verband legt met als er andere mensen bij zijn, dan moet je Nederlands praten, want er is misschien wel iets geks of aparts of ergs aan het Engels praten.
Sharon Unsworth: Ja en ik denk weet je, daar zit echt iets in. Zeker, er zit echt iets in. En ben je tot nu toe tevreden met hoe het gaat?
Marjolein Koster: Ja, ik moet zeggen dat ik echt wel heel trots ben. Als ik hem Engelse dingen hoor zeggen, ook waar andere mensen bij zijn, denk ik, ja, dat weet hij toch maar mooi en ik vind het ook z’n accent echt al heel prachtig. Nou ja, hij klinkt voornamelijk Brits in z’n klanken en daar kan ik echt van genieten.
Sharon Unsworth: Zoek je andere bronnen van het Engels op?
Marjolein Koster: Ja, absoluut. Ik probeer wel altijd als hij even een filmpje mag kijken, dan zoek ik wel iets in het Engels op. Anders ben ik namelijk zijn enige bron. Heb je, bijvoorbeeld, die kinderboeken van Kikker en zijn vriendjes. Nou, mijn zoontje weet echt niet dat dat Kikker en zijn vriendjes heet, want hij kijkt daar de filmpjes van en daar heet het Frog and friends, dus voor hem is dat gewoon Frog.
Sharon Unsworth: Mijn dochter had pas met twee of drie jaar door dat de iPad ook Nederlands kon praten.
Marjolein Koster: Nou, dan heb je het goed gedaan volgens mij.
Sharon Unsworth: En als er andere ouders zijn die hierna luisteren en denken van nou weet je, ik overweeg dat ook een andere taal dan mijn moedertaal spreken met mijn kind of ja, zo wil ik het ook aanpakken. Heb je een gouden tip voor voor die ouders?
Marjolein Koster: Nou de gouden tip is, denk ik, om als je er goed bij voelt en zelfverzekerd genoeg in voelt om het gewoon te doen. Ik heb zo ook wel m’n onzekerheden en ik weet ook niet waar het op uit gaat draaien met m’n zoon. Maar ik zie wel echt als een een geschenk dat in zijn omgeving alleen ik hem kan geven. En nou ja, ik ben heel bang dat als ik het niet zou doen dat ik er dan later spijt van zou krijgen. Ja, dat kun je maar beter voor zijn. Dus ik zie het echt wel als een geschenk wat je aan je kind kan geven.
Sharon Unsworth: Heel mooi, dankjewel!
Marjolein Koster: Alsjeblieft, jij bedankt.
00:28:54
Sharon Unsworth: Ja, ik zit hier met Josje Verhagen en Eva Vos van de Universiteit van Amsterdam. Het waait behoorlijk, misschien horen jullie dat, hopelijk stoort het niet. We hebben net gehoord over hoe meertalige kinderopvangen de opvang organiseren, dus hoe precies Engels aangeboden wordt. We hebben gehoord over hoe de onderzoekers hun data te verzamelen. En nu gaan we horen over de bevindingen. Dus wat we hebben jullie ontdekt, leren de kinderen Engels?
00:29:22
Josje Verhagen: Ja, ik moet er meteen bij zeggen, beetje anticlimax misschien, maar wij hebben natuurlijk alleen nog voorlopige resultaten, dus daar kan ik iets over vertellen. Niks definitief.
00:29:30
Sharon Unsworth: Dus jullie hebben, even voor de duidelijkheid, jullie hadden het net even onder vier meetmomenten.
00:29:37
Josje Verhagen: Ja, de data van het derde meetmoment hebben we nog niet geanalyseerd, dus het gaat over de eerste twee. Wat we kunnen zeggen op basis van die resultaten is dat wij zien dat er, ja, wel een voorzichtig positieve, een positief verband is tussen hoeveel Engels ze horen op de opvang en hoe goed ze scoren op die Engelse taalspelletjes.
00:29:59
Sharon Unsworth: Hoelang hebben ze dan op de opvang gezeten, dus hoe veel Engels hebben ze gehad in tijd?
00:30:06
Josje Verhagen: Ja, dit zijn kinderen die in meetmoment één en meetmoment twee, en daar zat zo ongeveer negen maanden tussen, hebben gezien, hebben getest en daarvoor zaten ze waarschijnlijk ook al op die opvang. Maar dat dat hebben we niet precies in beeld gebracht, dus een totale duur weten we niet.
00:30:21
Sharon Unsworth: Als groep gaan ze vooruit, maar of dat geldt voor elk kind in die groep, dat weten jullie nog niet?
00:30:26
Josje Verhagen: Nee, dat weten we nog niet.
00:30:27
Sharon Unsworth: Nee, hoe zit dat met het Nederlands? Gaat dat ook vooruit?
00:30:32
Josje Verhagen: Hun Nederlands gaat ook vooruit, afhankelijk van hoeveel Nederlands zij horen. Wij zien niet dat als kinderen meer Engels horen, dat dat dan negatieve effect heeft op hun Nederlands.
00:30:41
Sharon Unsworth: Meer Engels betekent niet slechter Nederlands?
00:30:44
Josje Verhagen: Ja.
00:30:45
Sharon Unsworth: Oké, dat is duidelijk. Het komt ook overeen met onderzoeken elders, met oudere kinderen. Tweetalig primair onderwijs, denk ik. Ik zei net: er zijn veel kinderen op deze kinderopvangen die van huis uit andere talen dan het Nederlands meekrijgen. Hoe doen zij het met het Nederlands?
00:31:04
Josje Verhagen: Ja, dat is heel leuk dat je het vraagt. Daar moeten wij nog heel veel beter naar kijken. Wij zien wel dat die kinderen, natuurlijk nou ja, minder goed nog zijn op die Nederlandse testjes, dat is ook niet heel veel wonderlijks. Ze horen die taal niet zoveel om zich heen en wij waren wel benieuwd om te kijken of die kinderen dan misschien een soort spurt laten zien, dus dat ze sneller groeien dan kinderen als ze eenmaal op de opvang zitten dan kinderen die thuis ook Nederlandse horen. Dat is niet het geval. Dus ook zij ontwikkelen zich wat, maar ze ontwikkelen dat Nederlands langzamer dan kinderen die thuis ook Nederlands horen.
00:31:43
Sharon Unsworth: Nou, dat lijkt me een mooi moment om te gaan luisteren naar onze Kletshead van de Week.
00:31:54
Kletshead van de Week
Sharon Unsworth: Elke week vertelt een meertalig kind hoe het is om met twee of meer talen op te groeien.
Nody: Mijn naam is Nody. Ik ben 27 jaar oud en ik spreek Nederlands en een beetje Arabisch.
Sharon Unsworth: Een beetje Arabisch, dus je bent een beetje meertalig?
Nody: Beetje meertalig, ja.
Sharon Unsworth: Hoe komt dat?
Nody: Mijn ouders spreken Arabisch en zij zijn gevlucht uit Irak 26 jaar geleden, en ik heb van huis uit dus een beetje Arabisch meegekregen, maar m’n moedertaal dat is eigenlijk voor mij toch het Nederlands.
Sharon Unsworth: En als je zegt: ik heb een beetje Arabisch meegekregen, wat bedoel je daarmee?
Nody: Mijn ouders spraken altijd, die probeerden in ieder geval altijd Nederlands tegen ons te praten toen wij jong waren, omdat dat hen werd verteld. Er werd gezegd van het is beter om thuis Nederlands spreken, want nou, dat is nodig voor het kind om goed Nederlands te leren praten.
Sharon Unsworth: En hoe was hun Nederlands toen?
Nody: Ja, zij waren eigenlijk ook nog lerende, dus zij waren ook het Nederlands nog aan het leren. Dus ik weet ook nog wel heel goed dat ik vroeger als kind heel veel moeite had met lidwoorden en voorzetsels en ja, omdat thuis ging dat ook verkeerd, dus dan gaat dat op school als je aan het praten bent, gaat het dan ook mis. En dat stond dan ook wel in mijn rapport van nou nog wel een beetje moeite met het Nederlands of dat het een beetje houterig is. De zinnen of woorden die niet kloppen, zeg maar.
Sharon Unsworth: Het gebeurt bij veel meertaligen, ook bij eentalige kinderen, hebben het ook niet heel vroeg onder de knie.
Nody: Nee, klopt ja?
Sharon Unsworth: Maar hoe kijk je daar tegenaan nu, dat je ouders ervoor hebben gekozen, om duidelijke redenen, Nederlands met je te praten en geen Arabisch?
Nody: Ik snap het vanuit hen, omdat zij willen natuurlijk dat hun kind zo goed mogelijk en zo snel mogelijk de Nederlandse taal oppakt. Maar ik vind het nu achteraf vind ik het jammer dat ik niet nog beter Arabisch spreek. Dat had ik nu heel leuk gevonden als ik echt vloeiend Arabisch kon.
Sharon Unsworth: Waarom?
Nody: Nou ja, sowieso omdat ik meertaligheid überhaupt een mooi iets vind. Ik bedoel, als ik naar het buitenland ga en ik kan een taal spreken, een andere taal dan dat ik thuis spreek, dan vind ik dat wel leuk om te kunnen. Dat is wel een toevoeging aan mijn vaardigheden. En ook het stukje communiceren, spreken in een taal die je goed spreekt, zorgt toch wel dat je meer kunt verbinden, contact maken met mensen.
Sharon Unsworth: En en hoe gaat het dan met familie?
Nody: Mijn ouders en mijn zusje spreken dus gewoon Nederlands. Ik spreek wel nu Arabisch met mijn ouders, of nou ja, het zit zo, zij spreken Arabisch tegen mij. Ik praat terug in het Nederlands met Arabische woorden tussendoor, dus ik maak dan een beetje zelfverzonnen zinnen in het Nederlands met een woordje Arabisch, wat dan ook tussendoor opkomt, omdat ik dan denk ik oh ja, ik moet me ook een beetje conformeren aan hen, dus zo hebben we een beetje eigen taal.
Sharon Unsworth: Taal is natuurlijk ook een toegang tot een bepaalde cultuur.
Nody: Ja.
Sharon Unsworth: Hoe ervaar je dat, dus hoe beschrijf je jezelf? Daar ben ik heel benieuwd naar. Ben je een Irakese Nederlander, een Nederlander? Het is wel een moeilijke kwestie, snap ik.
Nody: Ja, dat is altijd iets waar ik zelf ook veel over nadenk of over heb nagedacht in het verleden. En ja, ik zou in eerste instantie gewoon zeggen dat ik wereldburger ben. Zo voel ik me echt. Wat dat betreft ben ik niet erg nationalistisch maar ja, ik ben in mijn doen en laten en m’n humor ben ik wel heel Nederlands, zou ik zeggen. Nou, westers. Ook in de manier waarop ik nadenk, denk ik, en de dingen die ik leuk vind om te doen, dat zijn wel dingen die worden geassocieerd met Nederland en het westen. Maar heel vaak merk ik ook wel dat ik toch een invloed hebt vanuit m’n Arabische achtergrond, een beetje het temperament en een beetje, ja.. Vooral dat temperamentvolle heb ik heel erg meegekregen en ook wel de chaotischheid soms. Dat soms Nederlanders zijn best wel individueel gericht en de Arabische cultuur is meer collectivistisch en dat is altijd een tweestrijd voor mij dat ik eigenlijk heel erg individualistisch ben. Maar soms mis ik dat collectieve en mis ik de gemeenschap, dat gevoel wat ik heel erg meer krijg vanuit mijn familie. Ja, ik zit een beetje in het midden. Ik ben altijd een beetje zoekende van wie ben ik nou, ben ik nou individualistisch of wil ik eigenlijk meer een groepsgevoel in de maatschappij?
Sharon Unsworth: Moet je een keuze maken?
Nody: Nee, dat is het ook. Je neemt uit alles, kies je iets wat wat je mooi vindt en wat bij jou past. Maar het is, denk ik, vroeger vond ik het wel heel lastig.
Sharon Unsworth: Ja, ik wilde vragen over vroeger. Hoe was het vroeger? Vond je het moeilijk op school om een niet-Nederlandse achtergrond te hebben?
Nody: Vroeger vond ik dat, ja op de basisschool, vond ik dat wel eens lastig, omdat je dan ja, ik ben opgegroeid in Gelderland, in een klein stadje, dus er waren, in mijn klas, waren er niet heel veel kinderen met een andere achtergrond of anders dan het Nederlands. Dus dan voel je je wel alleen daarin. Of je wilt als kind gewoon hetzelfde zijn als de rest van de klas. Dus ik wilde ook gewoon Jan heten of Bert en ik wilde ook gewoon blonde haren en ik wilde ook gewoon blauwe ogen. En nu denk ik, nou vind ik eigenlijk heel leuk dat ik het allemaal niet heb. En nu voel ik me juist.. Nu zie ik het juist als een meerwaarde dat ik er anders uitzie, andere achtergrond meebreng. Maar als kind wil je gewoon niet anders zijn.
Sharon Unsworth: Ja, nee, natuurlijk maar toch. Dan vraag ik me af, zou er iets kunnen zijn dat men of in de klas of zo zou kunnen doen om dat gevoel wat minder te maken. Als je terugdenkt, was er iets geweest dat jou zou hebben geholpen om dat minder te hebben? Ik snap wel kinderen willen er gewoon bij horen. Het is gewoon een stap in de ontwikkeling. Maar stel dat er gevraagd werd naar het Arabisch of dat je het daarover zou hebben kunnen gehad, of zo. Denk je dat dat zou hebben geholpen of denk je dat dat het juist erger zou hebben gemaakt?
Nody: Ik denk dat dat wel had geholpen. Als ik er nu op terugkijk dan was inderdaad mijn achtergrond kwam niet heel erg aan bod in de klas. Ik zou, ik denk niet dat het goed is om daar heel erg in de klas ook de dan de nadruk op te zeggen van nou..
Sharon Unsworth: Jij bent anders.
Nody: Nody is anders, vertel eens nee. Maar misschien wel als je het anders aanpakt, dat het wel een beetje aan bod komt op een leuke manier, dat het dan misschien meer iets kan worden waar je als kind ook wat meer trots op kon zijn. Want ik was er als kind niet trots op, want het maakte mij anders. En ik zag op dat moment als kind, zie je dan niet in dat anders heel leuk kan zijn, verrijkend kan zijn, en dat zie ik nu natuurlijk in, maar vroeger niet. Dus als dat meer benadrukt had kunnen worden of mee geëxperimenteerd dan denk ik wel inderdaad dat ik me als kind fijner had gevoeld.
00:40:27
Sharon Unsworth: We hebben net de eerste resultaten van het project MIND, dus Meertaligheid in dagopvang gehoord. We hebben gehoord dat het goed gaat eigenlijk met het Engels van deze kinderen, dus de kinderen die op de meertalig opvang zitten. Dus hoe meer Engels ze horen, hoe beter in feite. Dat het niet schadelijk is voor het Nederlands. Dus ik denk dat het ministerie wel blij zal zijn. Maar het achterliggende idee natuurlijk was dat idee, het populaire idee van vroeg beginnen is goed, dus vroeg geleerd, oud gedaan. Maar toch vraag ik me wel af of we ooit kunnen weten of dit wel het doel heeft bereikt, want deze kinderen, jullie volgen ze voor twee, drie jaar, en dan gaan ze naar de school en ja, een, het leren van het Engels is niet klaar. Dus hoe weten we eigenlijk of zij echt baat hebben gehad bij dit vroeg begin in het Engels?
00:41:26
Eva Vos: Ja, binnen dit onderzoek volgen we ze inderdaad tot ze vier jaar zijn, of dat ze uitstromen bij de kinderopvang. Dus we hebben straks hele waardevolle data van 750 kinderen. We weten nu niet hoe het verder met ze gaat en ja, het zou heel mooi zijn als we het natuurlijk verder kunnen volgen. Wat je zegt, ze gaan verschillende kanten op, verschillende basisscholen, misschien tweetalig misschien ééntalig, misschien gaan ze naar het buitenland. We zouden heel graag die groep nog blijven volgen, inderdaad om te kijken wat nou het langetermijneffect is.
00:41:56
Sharon Unsworth: Ja, dat lijkt mij eigenlijk de enige manier om echt vast te stellen of dit vroeg begin wel iets oplevert of niet.
00:42:03
Josje Verhagen: Ja, en je kunt natuurlijk ook je afvragen: maakt het straks uit op wat voor soort basisschool ze terechtkomen. Basisscholen verschillen, die hebben heel veel Engels of wat minder Engels. Ze hebben bijna allemaal wel wat Engels en dat weer meenemen in zo’n vervolgonderzoek zou natuurlijk hartstikke interessant zijn.
00:42:19
Sharon Unsworth: Ja, lijkt mij ook van belang, want wat we weten vanuit ander onderzoek van kinderen die bijvoorbeeld op de basisschool beginnen met Engels en dan vervolgens doorstromen naar een middelbare school, nou vaak wordt dat een voorsprong wordt, een beetje, ja, het ebt gewoon weg op het moment dat ze in een klas zitten met allerlei klasgenoten die geen vroeg Engels hebben gehad. En dus ja, beginnen ze een beetje van nul af aan. Ik ben heel benieuwd.
00:42:44
Eva Vos: Ja, ik denk wel, we hebben hier echt te maken met een groep kinderen die heel jong zijn, nul tot vier en natuurlijk als baby, die zijn het gewend dat volwassenen tegen hun praten en ze begrijpen het niet. Ze zijn het gewend dat er nog veel met gebaren gepaard gaat. En ik denk juist deze groep, die zo jong is, krijgt op die manier op een hele natuurlijke manier echt te maken met één of meerdere talen. En ik denk dat daar wel een groot verschil zit of je op deze jonge leeftijd al extra tellen hoort of iets later begint.
00:43:15
Sharon Unsworth: De manier van aanbod.
00:43:16
Josje Verhagen: Ja, en ik kan me ook voorstellen, het leren van hun taal op een kinderdagverblijf het lijkt een beetje op de thuissituatie kinderen leren taal door te doen in een context die logisch is, eten, drinken, allemaal, spelen. Dat is anders dan op een basisschool, waarin er opeens een digibord wordt aangezet en er een Engelse vlag te zien is en kinderen opeens Engels moeten gaan praten. Veel natuurlijker, toch wel. Dus in die zin zou je toch kunnen denken dat ze wel zeker een voorsprong hebben. De vraag is alleen: hoelang blijft die bestaan?
00:43:48
Sharon Unsworth: Ze moeten blijven oefenen om die voorsprong te behouden.
00:43:51
Josje Verhagen: Ja en wat is er nodig? Hoeveel Engels moeten zij horen op een basisschool om een voorsprong te moeten hebben en vooral ook hoe groot is die? Want als het straks een voorsprong is van twee millimeter, even een beetje plastisch uitgedrukt, dan moet je natuurlijk ook afvragen of dat de investering waard is.
00:44:06
Sharon Unsworth: Ja, dat dat sluit heel goed aan bij mijn volgende vraag, namelijk of het eigenlijk wel de moeite waard is. Natuurlijk, ik ben groot voorstander van meertaligheid anders zou ik niet een podcast hebben over meertalige kinderen, maar kijk, net zoals bijvoorbeeld de Zweden, de Nederlanders, die score altijd heel hoog als het gaat om al die Europese vergelijkingen over taalvaardigheid in het Engels. Dus ze doen het eigenlijk al heel goed. Hebben ze die voorsprong, dat vroege begin wel nodig dan, vraag ik me af. Dus is het wel weggegooid geld of zijn er andere voordelen behalve die taalvaardigheid Engels, dus hoe kijken jullie daar tegenaan?
00:44:54
Eva Vos: Ja, ik denk dat het is, wat we net zeiden, inderdaad. Dat het grote verschil is de manier waarop ze kennismaken met een andere taal, of dat nou Engels is of een of een andere taal, maar dat dat juist op die jonge leeftijd zo natuurlijk gaat en waardoor ze misschien, als ze dus op latere leeftijd misschien weer die taal oppakken of een andere taal, veel meer open staan voor een andere taal.
00:45:16
Josje Verhagen: Ja, ze zijn denk ik wel op jonge leeftijd raken deze kinderen aan gewend dat er andere talen zijn, dat niet iedereen elkaar altijd begrijpt, dat je soms even moet zoeken naar een gezamenlijke taal en dat je soms uit handen en voeten moeten spreken en dus wel heel jong raken ze bekend met het idee dat er nou eigenlijk gewoon dat er meertaligheid is. En ik kan me voorstellen dat een open houding, dat je die daarmee wel stimuleert en dat het in die zin een soort grotere opbrengst is wel van zo’n meertalig opvangt.
00:45:50
Sharon Unsworth: Dus zeg maar bewustzijn van meertaligheid.
00:45:53
Josje Verhagen: Niet bang zijn voor andere talen en misschien ook met meer gemak en in het begin tenminste een nieuwe taal oppikken, omdat je dat die vertrouwdheid hebt.
00:46:04
Sharon Unsworth: En de communicatieve voordelen zoals, jij was al eerder gast bij Kletsheads, Josje, jij hebt ons verteld over de mogelijke communicatieve voordelen van meertalige opgroeien. Denk je dat die zich ook mogelijk voordoen bij kinderen op de opvang, de meertaligheid meekrijgen.
00:46:24
Josje Verhagen: Ik zou het niet weten, daar is nog zo weinig over bekend. Daar brand ik mijn vingers nu even niet aan.
00:46:31
Sharon Unsworth: De kinderopvangorganisaties die nu meertalige opvang aanbieden hebben allemaal voor gekozen om naast het Nederlands het Engels aan te bieden. Ze hadden ook voor de talen van onze buurlanden Frans of Duits kunnen kiezen, maar niet voor andere talen. Dat mocht dus niet. Toen dit experiment met de meertalige opvang nog in de planning stond, mocht je als burger reageren op dit plan. Dit heb ik toen gedaan en in mijn reactie vroeg ik waarom de keuze alleen op deze talen was gevallen. Waarom niet op één van de andere vele talen die in Nederland worden gesproken? Denk bijvoorbeeld aan het Turks, het Pools of het Arabisch. Natuurlijk is dit een political hot potato of heet hangijzer waar niemand zijn of haar vingers aan wil branden, maar ik vroeg aan Josje of ze dacht dat als de resultaten van het lopende experiment positief zijn, het in de toekomst misschien wel mogelijk zou kunnen zijn om naast het Nederlands andere talen aan te bieden in de kinderopvang.
00:47:32
Josje Verhagen: Ja, ik begrijp heel goed jouw vraag. Wij hebben hem zelf ook gesteld. Wij denken, dit is een eerste, kleine, veilige stap om te onderzoeken: leren kinderen überhaupt wat van die andere taal? Leren ze ook nog het Nederlands als je twee talen aanbiedt op zo’n kinderdagverblijf en ik denk dat de keuze voor het Nederlands of Duits, Frans te maken heeft, ook met dat het wettelijk bepaald is sinds het primair onderwijs zie je ook dat die drie talen op een bepaalde positie hebben, die wel mogen. Ja, en wij denken wel als onze resultaten straks blijven staan, als wij in onze uiteindelijke analyses ook vinden dat het maakt niet uit voor het Nederlands, als je niet meer dan 50 procent van een andere taal daarnaast aanbiedt. Ja, dan zet dat misschien toch de deur op een kier, ook om voor andere taalgroepen in Nederland, denk aan Turks, Marokkaans, Arabisch, ik noem er maar een aantal, ook te overwegen om dat mogelijk te maken, maar dat is toekomstmuziek. We moeten eerst kijken vinden we dat nog wel in onze uiteindelijk analyses waarin we goed controleren voor allerlei factoren die een rol spelen. Blijft dat Nederlands, ja leren ze dat goed genoeg?
00:48:44
Sharon Unsworth: Wil je meer weten over Kletsheads? Ga dan naar http://www.kletsheadspodcast.nl. Daar vind je ook meer informatie over deze aflevering. Wil je geen aflevering missen? Abonneer je dan op Kletsheads via je favoriete podcast app. Bedankt voor het luisteren, graag tot de volgende keer.
Dit transcript is gegenereerd met behulp van amberscript.nl en gecheckt door Aniek Ebbinge.