00:00:16
Sharon Unsworth: Welkom bij Kletsheads. De podcast over meertalige kinderen. Mijn naam is Sharon Unsworth, taalwetenschapper aan de Radboud Universiteit Nijmegen en moeder van twee meertalige kinderen. Kinderen zeggen hun eerste woordje als ze ongeveer één jaar oud zijn. Voordat ze anderhalf zijn, hebben ze ook al twee woorden aan elkaar geplakt om hun eerste zinnetje te maken – tenminste, dit is wat het gemiddeld kind doet, want net zoals veel van die andere mijlpaal momenten, zoals de eerste stap, de eerste tand, zijn er met de taalontwikkeling ook grote verschillen tussen kinderen. Het ene kind zegt zijn of haar eerste woord met negen maanden al, dan is dat wel heel erg vroeg. Terwijl dit bij een ander kind misschien pas een half jaar later komt. Verschillen tussen kinderen zijn dus normaal, maar wanneer moet je je zorgen maken dat het echt te langzaam gaat?
00:01:16
Sharon Unsworth: En dat je kind mogelijk een taalachterstand heeft? Wat is een taalachterstand eigenlijk? Betekent dit altijd dat er echt iets serieus aan de hand is? Bijvoorbeeld dat een kind en taalstoornis heeft. Je hoort best vaak dat meertalige kinderen een taalachterstand hebben. Is dit nou echt zo? Hebben meertalige kinderen hier meer last van dan eentalige kinderen? En als je denkt dat een meertalig kind inderdaad een taalachterstand heeft, hoe kun je dit het beste vaststellen? In deze aflevering van Kletsheads gaan we in gesprek met Mirjam Blumenthal. Zij is expert op het gebied van taalontwikkelingsstoornissen bij meertalige kinderen en onderzoeker bij Koninklijke Kentalis, een landelijke organisatie die onder andere kinderen en volwassenen met een taalontwikkelingsstoornis ondersteunt. Ons gesprek vond plaats op hun kantoor in Utrecht. Dit staat langs het spoor, dus hoor je ook af en toe een trein langsrijden op de achtergrond. Ik begon het gesprek door Mirjam te vragen wat nou precies een taalachterstand is en of het iets anders is dan wanneer je gewoon niet zo goed Nederlands kunt.
00:02:27
Mirjam Blumenthal: Er wordt inderdaad vaak gesproken over een taalachterstand. Dat kan zijn bij een eentalig kind als de taalontwikkeling achterblijft bij wat gemiddeld gezien normaal is voor de leeftijd. Maar het kan ook wel gebruikt worden, die term, als kinderen nog bezig zijn om een tweede of derde taal te verwerven. Dus dat klopt eigenlijk niet, want bij die kinderen is eigenlijk de vraag meer: zijn ze goed bezig om die tweede taal te verwerven? En als ze goed bezig zijn dan is het eigenlijk een beetje raar om dan altijd over een achterstand te spreken.
00:03:05
Sharon Unsworth: Ze zijn niet op het niveau van ééntalige klasgenoten ofzo?
00:03:08
Mirjam Blumenthal: Ja.
00:03:09
Sharon Unsworth: En dan in het Nederlands.
00:03:11
Mirjam Blumenthal: Ja, maar hun taalontwikkeling in de eerste taal kan dan bijvoorbeeld prima zijn.
00:03:16
Sharon Unsworth: Dus taalachterstand en taalontwikkelingsstoornis, zo heet dat volgens mij, dat zijn twee andere dingen? Wat is dat eigenlijk een taalontwikkelingsstoornis?
00:03:24
Mirjam Blumenthal: Het is niet hetzelfde als bijvoorbeeld slissen of dyslexie. Een kind met TOS, taalontwikkelingsstoornis korten we vaak af tot TOS, kan wel slissen of dyslexie hebben, maar als je alleen maar slist of dyslexie hebt, dan heb je nog geen TOS.
00:03:44
Sharon Unsworth: Dus wat is dan TOS precies?
00:03:47
Mirjam Blumenthal: Het is best een ingewikkeld concept, maar een ervaringsdeskundige, een jongere die zelf TOS heeft, die drukte het eigenlijk heel mooi uit. Die zei op een gegeven moment: “Taal gaat moeilijk in je op”. en dat drukt het eigenlijk heel goed uit. En als je het wat meer uit elkaar voelt, dan kun je zeggen: er zijn grote problemen in het uiten en begrijpen van taal. En dus is er dan een trage taalverwerving, moeite met het aanleren van de klanken van de moedertaal. Dus niet alle klanken worden goed uitgesproken direct of goed herkend. Veel fouten in de grammatica kan ook. Vaak ook een kleine woordenschat, doordat die taalverwerving zo moeilijk gaat en ook daarnaast weer woordvindingsproblemen. Dus sommige kinderen die kennen de woorden wel, ze begrijpen ze en ze kunnen ze eigenlijk ook zeggen, maar ze kunnen ze moeilijk ophalen uit hun geheugen. En dat noem je dan weer woordvindingsproblemen.
00:04:45
Sharon Unsworth: Dus je komt gewoon niet op het juiste woord?
00:04:48
Mirjam Blumenthal: Terwijl het je eigenlijk wel weet. Iedereen heeft dat wel eens, maar deze kinderen hebben dat (kinderen, jongeren, volwassen) hebben dat vaker en daarnaast hebben kinderen met TOS, omdat ze hebben die communicatieve beperkingen, en dat geeft al lastigheid in de communicatie. Ze kunnen minder goed tegen zichzelf spreken, innerlijke taal noemen we dat ook wel, en daardoor kunnen ze ook minder goed begrijpen wat er in zichzelf omgaat en ook wat er in anderen omgaat.
00:05:20
Sharon Unsworth: Dus het heeft eigenlijk wel ernstige gevolgen? Buiten taal an sich.
00:05:25
Mirjam Blumenthal: Ja, het is eigenlijk wel veel breder dan alleen een taalachterstand dus.
00:05:31
Sharon Unsworth: Het is heel belangrijk dan als ouder om te weten of je kind wel of niet een taalontwikkelingsstoornis heeft, een TOS heeft. Hoe weet je dat eigenlijk?
00:05:39
Mirjam Blumenthal: Nou, het kind kent dan weinig woorden vaak, heeft moeite om op een woord te komen. Jonge kinderen zijn heel vaak niet goed te verstaan.
00:05:48
Sharon Unsworth: Oké en met jonge kinderen bedoel je peuters?
00:05:52
Mirjam Blumenthal: Peuters en kleuters ook soms nog. Kinderen kunnen ook heel boos worden als ze niet begrepen worden of als zij anderen niet begrijpen. Kinderen maken korte zinnen of maken veel fouten bij het maken van zinnen. Wat ook soms opvalt, is dat het lijkt alsof het kind niet luistert.
00:06:10
Sharon Unsworth: Oké.
00:06:11
Mirjam Blumenthal: Maar het moet echt wel een optelling van al dit soort dingen zijn en bij de jonge kinderen, de hele jonge kinderen zeg maar onder de drie, die praten dan soms helemaal nog niet of ontzettend weinig.
00:06:27
Sharon Unsworth: Dus als er veel van die dingen bekend klinken voor een ouder, dan is het misschien goed moment om na te denken over of er iets aan de hand is. Wat een ouder dan doen?
00:06:39
Mirjam Blumenthal: Ja, we hebben ook bij Kentalis, de TOS-check app. Dus ouders kunnen met die TOS- check aap een aantal vragen beantwoorden en kijken of dat aannemelijk is.
00:06:54
Sharon Unsworth: Dat is een app die ze gewoon gratis kunnen downloaden?
00:06:58
Mirjam Blumenthal: Maar als je dan denkt, nou, dat is toch echt wel misschien wat aan de hand. Dan in eerste instantie kun je naar de logopedist gaan of naar een audiologisch centrum voor multidisciplinaire diagnostiek.
00:07:16
Sharon Unsworth: Wat is dat multidisciplinaire diagnostiek?
00:07:19
Mirjam Blumenthal: Ja, nou een logopedist noem je dan weer monodisciplinair, dus dat is eigenlijk één discipline. Logopedist die kijkt wel breed ook naar een kind, maar met de focus op spraak en de taal en de communicatie. Terwijl bij de multidisciplinaire diagnostiek, andere disciplines dan logopedist ook aanwezig zijn. Dus de audioloog die naar het gehoor kijkt en eventueel de psycholoog ook die psychologisch onderzoek kan doen en het IQ ook kan testen.
00:07:50
Sharon Unsworth: Dus er wordt vanuit allerlei invalshoeken gekeken naar het kind?
00:07:54
Mirjam Blumenthal: Ja, precies.
00:07:56
Sharon Unsworth: De app die Mirjam noemde, is gewoon te vinden in de App Store of Google Play op je smartphone en die heet TOS-CHECK. Ik heb hem gedownload en uitgeprobeerd en het is echt heel simpel: je voert de leeftijd van je kind in en dan krijg je een aantal vragen te zien. Wat de vragen zijn en hoeveel het er zijn, hangt van de leeftijd van je kind af. Ik heb het bijvoorbeeld voor een kind van twee jaar gedaan en moest vijf vragen beantwoorden. Je geeft dan met ja of nee antwoord en dan klik je om meteen de uitslag te krijgen. Als je kind niet op schema ligt, wordt geadviseerd om contact op te nemen met de jeugdarts of logopedist. Je kunt ook voor kiezen om de uitslag naar jezelf te mailen. Heel handig dus en echt de moeite waard om naar te kijken als je je zorgen maakt over de taalontwikkeling van je kind. TOS-CHECK, zo heet dat. Wat is de oorzaak van TOS?
00:08:50
Mirjam Blumenthal: Helemaal weten we dat nog niet, maar we weten wel dat genetische factoren een rol spelen en ook omgevingsfactoren.
00:09:00
Sharon Unsworth: Hoeveel kinderen hebben last van een taalontwikkelingsstoornis? Komt dat vaak voor?
00:09:04
Mirjam Blumenthal: Over het algemeen zeggen we in Nederland dat dat zo’n vijf procent van alle kinderen moet zijn. Dus dat is eigenlijk in elke schoolklas één of twee kinderen.
00:09:13
Sharon Unsworth: Één op de 20.
00:09:15
Mirjam Blumenthal: Ja, precies.
00:09:16
Sharon Unsworth: Kletsheads is natuurlijk een een podcast over meertalige kinderen. Komt TOS vaker voor bij meertalige kinderen dan bij ééntaligen?
00:09:25
Mirjam Blumenthal: Nee, daar is geen bewijs voor dat het vaker voorkomt, maar in de praktijk zien we wel dat relatief meer meertalige kinderen dan ééntalige kinderen met TOS hulp nodig hebben. En dat zou kunnen komen doordat zij niet altijd goed opgevangen worden.
00:09:43
Sharon Unsworth: Oké. Komt niet zozeer door de meertaligheid zelf, maar meer om de omgevingsfactoren zoals ondersteuning door de school?
00:09:52
Mirjam Blumenthal: Ja.
00:09:52
Sharon Unsworth: Oké, voordat we dieper ingaan op taalontwikkelingsstoornissen bij meertalige kinderen, gaan we eerst horen van onze Kletshead van de Week.
00:10:06
Kletshead van de Week
Sharon Unsworth: Elke week vertelt een meertalig kind hoe het is om met twee of meer talen op te groeien. De opname is gemaakt op wetenschapsfestival Expeditie Next, vandaar de achtergrondgeluiden.
Nadia: Hallo, ik ben Nadia. Ik 14 jaar oud en ik spreek Nederlands en Engels.
Sharon Unsworth: Is het leuk om meertalig te zijn?
Nadia: Ja, ja, het is echt geweldig. Het is fijn om een andere taal te kunnen spreken en ook zo vloeiend en het is soms wel fijner als je Engelse mensen tegenkomt en dan ook gewoon Engels kan praten met ze.
Sharon Unsworth: En met wie spreek je Engels?
Nadia: Met mijn vader altijd gewoon Engels, eigenlijk nooit in het Nederlands. En mijn zussen spreken ook Engels, maar dan met een heel hevig Nederlands accent. Dat is iets dat deden we voor de grap, maar het is nu een beetje groter geworden.
Sharon Unsworth: Dat doen jullie voor de grap? Dat is een soort zussengrap?
Nadia: Ja, van ‘Yes, I like this sushi here. I like it. It is very good.‘ zoiets zeggen we dan.
Sharon Unsworth: Zijn er wel eens dingen die minder leuk zijn?
Nadia: Ik moet heel voor woorden zoeken zeg maar. Soms heb je een woord en dan is het dat ik weet wat het is in de andere taal, maar ik kan het niet goed vertalen of ik weet gewoon niet wat die vertaling is. Ligt op het puntje van m’n tong, maar ik kan het er gewoon niet uitkrijgen.
Sharon Unsworth: Ja, dat klinkt heel herkenbaar. Dat heb ik ook heel vaak. Heb je vriendinnen of vrienden die meertalig zijn?
Nadia: Nee, alleen mijn zussen.
Sharon Unsworth: En heb je ook geen mensen die Limburgs praten in het zuiden?
Nadia: Jawel, maar Limburgs kan ik verstaan, maar absoluut niet spreken. Nee, dat is superlastig.
Sharon Unsworth: Weet je welke taal droomt?
Nadia: Ik weet niet, ik heb het gevoel dat.. Ik droom echt geen idee, maar een gedachte is eerder, de wat lossere gedachten zijn in het Nederlands en dan de diepgaande gedachten zijn in het Engels. Ik weet niet waarom.
Sharon Unsworth: Ja? Interessant. Vind je het ik belangrijk dat je meertalig bent?
Nadia: Nou niet per se. Ik bedoel – het is natuurlijk handig, maar belangrijk dat ik er daardoor belangrijker ben, vind ik niet.
Sharon Unsworth: Sommige mensen zeggen dat tweetaligen slimmer zijn dan eentaligen. En wat denk jij?
Nadia: Geen idee, misschien hebben ze een beter begrip van talen, maar niet veel meer.
Sharon Unsworth: Heb je dat zelf, een beter begrip van talen denk je?
Nadia: Kan best. Ja, ik ben wel goed in talen op school, maar dat is ook niet bepaald.
Sharon Unsworth: Door tweetalig zijn. Wat denk je, als je ouder wordt, stel dat je kinderen krijgt, welke taal ga jij praten tegen je kinderen?
Nadia: Dat vind ik echt lastig. Ik denk eerder zeg maar, stel dat ar nog ik zou willen verhuizen naar een Engelstalig land dan ga ik ze eerder Engels bijbrengen, maar als ik gewoon hier in Nederland blijf, dan het handiger is dat ik ze Nederlands leer met nog een beetje spikkeltje Engels ertussen, dat wordt lastig.
Sharon Unsworth: We kunnen ook andersom denken hè? Dus als je hier woont, dan leren ze vanzelf Nederlands, kun jij beter Engels met ze praten.
Nadia: Ja, ik heb geen idee.
Sharon Unsworth: Nee, dat duurt nog even als het is gebeurd.
00:13:43
Sharon Unsworth: We hebben het net gehad over wat een taalontwikkelingsstoornis is, wat de gevolgen daarvan zijn, waar je op letten als ouder om te weten of je kind wel of niet een taalontwikkelingsstoornis zou kunnen hebben. Is het mogelijk als je kind meertalig opgegroeid dat je kind een taalontwikkelingsstoornis heeft in de ene taal, maar niet in de andere?
00:14:03
Mirjam Blumenthal: Nee, dat kan eigenlijk niet, omdat de stoornis zit in de taalverwerving van iedere taal.
00:14:09
Sharon Unsworth: Stel dat je denkt, nou ik herken heel veel van die dingen die jij net zei. Dat zijn de de problemen die kinderen met een taalontwikkelingsstoornis hebben. Kun je dat vaststellen door alleen naar het Nederlands te kijken?
00:14:22
Mirjam Blumenthal: Nee, dat kan eigenlijk niet. Je moet altijd naar beide talen worden gekeken voor zover mogelijk, want de ontwikkeling van het kind speelt zich af in beide talen. Dus als je maar één van die talen bekijkt, zie je niet wat het kind allemaal kan in die andere talen. Het kan heel verschillend zijn. Verder is het zo dat meertalige kinderen hebben ten opzichte van eentalige kinderen vaak een minder grote woordenschat per taal. Maar als je de woorden uit beide talen optelt, hebben ze dan eigenlijk weer een grotere woordenschat.
00:14:53
Sharon Unsworth: Dus als je alleen naar het Nederlands kijkt, dan mis je waarschijnlijk iets in een taalontwikkeling, en dat is belangrijk om vast te stellen of er wel of niet een taalontwikkelingsstoornis is.
00:15:03
Mirjam Blumenthal: Klopt.
00:15:04
Sharon Unsworth: Dit hebben we ook gehoord toen we in de laatste aflevering van Kletsheads met Erika Hoff hebben gesproken over de vraag: Hoeveel taal moet je horen om meertalig te worden? Het aantal woorden dat een kind weet, hangt deels af van hoeveel ze van de taal in kwestie horen en waar en met wie in deze taal gebruiken. Wat kun je verwachten dat een logopedist zou moeten doen of kunnen doen om vast te stellen hoe de taalontwikkeling gaat in de thuistaal?
00:15:33
Mirjam Blumenthal: Je moet, denk ik wel even kijken of de logopedist affiniteit heeft met dat hele onderwerp, hè. Dus de kennis en gevoel van de logopedist met meertalige ontwikkeling is wel van belang.
00:15:44
Sharon Unsworth: Dus het is niet alleen over kennis van een bepaalde taal, maar of ze wel weten hoe zit het eigenlijk met de taalontwikkeling van een kind die met meer dan één taal opgroeit?
00:15:54
Mirjam Blumenthal: Ja, ik vind wel dat steeds meer logopedisten daar echt echt veel verstand van hebben, maar bijvoorbeeld het feit dat sommige kinderen, als ze in een nieuwe taalonderwijs krijgen, een hele tijd zwijgen. De stille periode noemen we dat.
00:16:10
Sharon Unsworth: Ja.
00:16:11
Mirjam Blumenthal: Als je dat niet weet als logopedist, dan kun je denken: Ja, die kinderen praten helemaal niet. Ouders kunnen in ieder geval de logopedist vragen of ze bereid is met hen te werken, ook aan de taalontwikkeling in de thuistaal. Dat gaat dan meer om de behandeling? De logopedist kan in ieder geval de ouders ook goed bevragen op wat doet ‘ie nou precies in de thuistaal? Ik heb ook wel gehoord dat sommige logopedisten laten, bijvoorbeeld, de ouders een filmpje opnemen van het kind dat spreekt, een gesprekje voert in de thuistaal en dan gaan ze samen kijken naar wat zegt ‘ie nou allemaal? Daar kun je toch een hele hoop uit opmaken.
00:16:49
Sharon Unsworth: Dus de ouders en de logopedist samen kijken naar een opname van het kind die het Turks, of het Italiaans of de niet-Nederlandse taal.
00:16:59
Mirjam Blumenthal: Ja, dat is dan geen genormeerde test, maar ja als je ziet hoe een kind een gesprekje kan voeren, kan je daar ook veel uit opmaken. Bij jonge kinderen kan er bijvoorbeeld een test gedaan worden met de Speakaboo app.
00:17:14
Sharon Unsworth: Wat is de Speakaboo app?
00:17:16
Mirjam Blumenthal: De Speakaboo app is een testje in spelvorm. We hebben nu 19 talen in dat testje. Het is een test om spraakontwikkeling, dus de uitspraak van woorden in die talen, te testen bij kinderen. En het is heel leuk voor kinderen om te doen, omdat het dus spelletjes zijn, een lotto spelletje en een spelletje waarbij het kind op een deurtje moet tikken en het deurtje gaat open. Voor de logopedist zitten er allerlei hulpmiddelen in om die spraak te beoordelen. Bijvoorbeeld de logopedist kan achteraf terugluisteren per item en dan vergelijken met het doel woord door een volwassen spreker uitgesproken.
00:17:59
Sharon Unsworth: Dus zelfs als de logopedist geen, wat zei ik net, Turks of Italiaans spreekt, kan met behulp van deze app gekeken worden in hoeverre dat kind wel op niveau is in die taal?
00:18:11
Mirjam Blumenthal: We kijken naar hoeveel van de medeklinkers die het kind moet uitspreken in de test zijn goed uitgesproken? En wat ook goed is om te kijken als het kind bijvoorbeeld in het Nederlands bepaalde klanken nog niet kan zeggen, hoe is een soortgelijke klank dan in de eigen taal, in de eerste taal? En dan kun je dat vergelijken van gaat het er nou om dat kind de klanken van het Nederlands nou nog aan het verwerven is? Of zijn dat gewoon soort, bijvoorbeeld de k is niet in iedere taal precies dezelfde klank, maar als dat kind een soortgelijk klanken in d’r eigen taal ook niet kan zeggen, dan is dat wel betekenisvol.
00:18:48
Sharon Unsworth: Ja, dus daar is mogelijk iets meer aan de hand dan dat het Nederlands nog niet op niveau is.
00:18:52
Mirjam Blumenthal: Precies
00:18:54
Sharon Unsworth: Mirjam heeft het hier over de Speakaboo app. Deze is bedoeld voor kinderen tussen de drie en zes jaar. Hij is gratis en hij is momenteel beschikbaar in 19 verschillende talen. Dit zijn ze: Arabisch, Armeens, Bosnisch, Nederlands, Engels, Frans, Duits, Hindi, Italiaans, Papiaments, Pools, Russisch, Tarifit Berber, Tigrinya, dat is een taal die gesproken wordt in Eritrea en Ethiopië, Turks en Somalisch. Mocht het bij jouw kind om één van deze talen gaan, dan kun je de logopedist vragen om gebruik te maken van de Speakaboo app. Deze vind je op de Speakaboo website en dit is te vinden op http://www.speakaboo.io. Speakaboo schrijf je s p e a k a b o o. Zijn er speciale logopedisten voor meertalige kinderen?
00:19:51
Mirjam Blumenthal: Er zijn meertalige logopediste en logopedisten voor meertalige kinderen. Dat is niet per se hetzelfde. Allebei zijn ze niet makkelijk online te vinden. Helaas. Er is wel een facebookgroep voor ouders van kinderen met TOS. Misschien zou je daar kunnen vragen of een andere ouders een idee hebben.
00:20:09
Sharon Unsworth: Oké, dus daar zou je mogelijk een vraag kunnen stellen zijn er mensen in de buurt die een logopedist kent. Zijn er logopedisten die zelf meertalig zijn? En dat zijn er niet veel, vermoed ik.
00:20:20
Mirjam Blumenthal: Nee, dat zijn er niet veel, maar het worden er wel echt wel meer, tegenwoordig. Vooral Turkse logopedisten. Of althans, het zijn uiteraard Nederlandse logopedisten, maar van Turkse afkomst die ook Turks spreken. Die zijn er best, langzamerhand, veel. Ook andere talen wel. Het neemt wel toe, maar het blijft inderdaad een klein percentage.
00:20:43
Sharon Unsworth: Maar het is niet noodzakelijk om naar zo’n logopedist als je meertalig bent?
00:20:47
Mirjam Blumenthal: Het hangt er een beetje van af wat je wil. Als je echt een behandeling in die andere taal wil, wat sommige ouders willen dan ja, dan moet je dus eigenlijk twee logopedisten hebben. Dus ik heb het wel ook gevallen gehoord van mensen die Italiaans thuis, Nederlands op school en die echt een Italiaanse logopedist hebben gezocht om het Italiaans verder te bevorderen, terwijl het kind voor het Nederlands al ook logopedie. Over het algemeen kan een Nederlandstalige logopedist het wel ook prima doen, maar dan moet ze wel nauw samenwerken met de ouders. Kijken waar ouders ook dezelfde soort dingen kunnen doen met het kind die de logopedist in het Nederlands doet met het kind.
00:21:37
Sharon Unsworth: Dus minimaal heb je wel een logopedist nodig die verstand heeft van meertalige taalontwikkeling.
00:21:41
Mirjam Blumenthal: Ja, zeker.
00:21:42
Sharon Unsworth: En je bent zelf opgeleid tot logopedist. Wat voor advies geef je aan logopedisten als het gaat om het werken met meertalige kinderen?
00:21:51
Mirjam Blumenthal: Ja, het belangrijkste vind ik dat je de thuistaal altijd mee moet nemen in de diagnostiek en behandeling. Verdiep je ook in meertalige ontwikkeling. Wij weten wat er allemaal voor kan komen. Vraag in ieder geval aan de ouders hoeveel input het kind krijgt een heeft gekregen in welke taal, anamnese meertaligheid noemen we dat. Ja, maak een video opname van het kind of laat ouders dat doen als ze praten in de thuistaal. Kijk samen met de ouders wat het kind al kan zeggen en begrijpen in die taal. Als het nodig is, kan op het audiologisch centrum ook met een tolk het kind in de thuistaal getest worden.
00:22:35
Sharon Unsworth: En andere dingen die je als logopedist kunt doen, of die je zou aanraden?
00:22:41
Mirjam Blumenthal: Gebruik bij jonge kinderen in ieder geval Speakaboo om een indruk te krijgen van de spraakontwikkelingen in de thuistaal en praat daar ook over met de ouders, over het resultaat. Tenslotte ja, ga bij behandelen ook zoeken naar mogelijkheden om oefeningen thuis ook in de thuistaal te doen.
00:22:57
Sharon Unsworth: Dus als jij als ouder van een meertalig kind naar een logopedist gaat en die logopedist heeft het helemaal niet over de thuistaal dan moet je eigenlijk op zoek gaan naar een nieuw logopedist.
00:23:09
Mirjam Blumenthal: Ja, dat klinkt een beetje streng, maar dat vind ik wel.
00:23:13
Sharon Unsworth: Maar ja, het is wel belangrijk om te weten, denk ik. Vaak zijn het ook de leerkrachten van een kind die opmerkingen maken over de taalontwikkeling van een kind die soms vaak de eerste aanwijzing geeft van misschien is er hier iets aan de hand. Wat kunnen leerkrachten doen als ze denken dat er meertalig kind in hun klas mogelijk een taalontwikkelingsstoornis heeft.
00:23:34
Mirjam Blumenthal: Ja, in de eerste plaats is het echt belangrijk dat de leerkracht met ouders in gesprek gaat en vraagt naar de ontwikkeling van het kind in de niet-Nederlandse taal, hè. Eigenlijk vind ik dat een school dat bij de intake al zou moeten doen.
00:23:50
Sharon Unsworth: Dat wordt niet altijd gedaan, nee.
00:23:52
Mirjam Blumenthal: Maar eigenlijk zou de school moeten weten, hoe het is met de, als ze dat nog niet hebben gevraagd, moeten ze dat alsnog doen. En als die dan goed is, en je moet wel goed doorvragen, met aardrijkskunde soms ook denken van ik zeg maar dat het goed is, want dan maakt niemand zich meer zorgen. Maar vraag specifiek door op: wat doet het kind aan precies in die taal? En als het dan zich goed ontwikkeld in die andere taal? Ja, dan is het waarschijnlijk nog gewoon Nederlands aan het verwerven voor het onderwijs en is het Loban, ik weet even niet wat de afkorting betekent.
00:24:29
Sharon Unsworth: Oh, ik ook niet, maar leg eens even uit wat het betekent.
00:24:32
Mirjam Blumenthal: Dat is een website van en via het Loban kan de leerkracht meer informatie vinden over onderwijs en nieuwkomers, dus zij zijn daarin gespecialiseerd. Als twijfel blijft bestaan, want soms wordt er veel hulp gegeven en dan lijkt het toch niet te werken. Dan kunnen leerkrachten ook hulp vragen van een cluster 2 ambulante begeleiding. Cluster 2 is deel van het onderwijs, speciaal onderwijs dat zich bezighoudt met kinderen met TOS. En dan kunnen leerkrachten in het kader van, zoals dat heet, consultatie en advies vragen. Hoe kunnen wij dit kind beter helpen en of moeten we ons toch meer zorgen maken over dit kind? Een prettige is dat die mensen van consultatie en advies, die kunnen op school komen en samen met de leerkracht naar de situatie kijken.
00:25:27
Sharon Unsworth: Oké, dus er is wel hulp beschikbaar zijn. Nou, ik denk dat we heel veel hebben geleerd over wat het is een taalontwikkelingsstoornis te hebben, wat je moet doen, waar je op moet letten, beginnen met de Kentalis app, zou ik zeggen, om vast te stellen of je kind mogelijk een TOS heeft. Het komt voor bij meertalige kinderen net zoals bij ééntalige kinderen. Als dat zo is, is het in beide talen, niet alleen in het Nederlands en dus is het heel belangrijk om te kijken naar de taalontwikkeling, zowel in de thuistaal, de niet-Nederlandse taal, als de Nederlandse taal.
00:26:06
Sharon Unsworth: Wil je meer weten over Kletsheads? Ga dan naar http://www.kletsheadspodcast.nl. Daar vind je ook meer informatie over deze aflevering. Wil je geen aflevering missen? Abonneer je dan op Kletsheads via je favoriete podcast app. Bedankt voor het luisteren en graag tot de volgende keer.
Dit transcript is gegenereerd met behulp van amberscript.nl en gecheckt door Aniek Ebbinge.