Tigrinya, meertaligheid op de middelbare en moedertaal onderwijs [Transcript]

mei 6, 2022

00:00:15
Sharon Unsworth: Welkom bij Kletsheads. De podcast over meertalige kinderen. Mijn naam is Sharon Unsworth, taalwetenschapper aan de Radboud Universiteit Nijmegen en moeder van twee meertalige kinderen. Daar zijn we weer met een nieuwe aflevering van Kletsheads Dit keer horen we weer van onze Taalgids Sterre Leufkens. Zij vertelt meer over Tigrinya, een taal die onder andere in Eritrea wordt gesproken. In Vers van de Pers hebben we het over een recent onderzoek waaruit blijkt dat het volgen van moedertaalonderwijs je kinderen kan helpen bij het leren van de meer lastige delen van de thuistaal. En we beginnen met een gesprek met een docent op een middelbare school in Amsterdam, over hoe hij omgaat met de meertaligheid van de leerlingen in z’n klas en waarom hij het belangrijk vindt om het hier over te hebben. Door met de podcast.

00:01:18

Let’s Klets!

Kurano Bigiman: Mijn naam is Kurano Bigiman. Ik woon in Amsterdam en ik ben docent klassieke talen.

Sharon Unsworth: Klassieke talen dus, dat is het Grieks en Latijns, denk ik.

Kurano Bigiman: Ja.

Sharon Unsworth: Talen die niet per se gesproken wordt en dus toch zit je op een podcast over meertaligheid. Dat komt omdat ik jou een keer heb horen spreken over hoe jij omgaat met meertalige kinderen in jouw klassen. Kun je daar misschien meer over vertellen? Over wat jij doet eigenlijk?

Kurano Bigiman: Ja, nou, ik geef dus inderdaad les op het Vossius gymnasium in Amsterdam en sinds drie jaar op het Ir. Lely lyceum, ook in Amsterdam. Maar dan zuidoost. En ja, je zegt het goed, die talen die ik onderwijs, dat zijn niet talen die je leert om ze actief te gebruiken en je kan ze niet leuk op vakantie gebruiken of, ja, of echt mee te communiceren, normaalgesproken, maar je leert ze echt om de teksten die we over hebben in die talen. Echt prachtige verhalen en verhandelingen die, nou ja, die mij dan altijd meesleepte maar een totaal prachtige verhalenwereld om die in de originele taal te kunnen lezen, want daar zitten zoveel finesses in ook. Ja, het is fantastisch als je dat vanuit de brontaal kunt doen en ik probeer dat ook altijd mijn leerlingen eigenlijk door te geven hoe mooi het kan zijn om iets in de originele taal te ontdekken, in te lezen, ja te voelen eigenlijk. Ja en sinds drie jaar geef ik ook les in Amsterdam-Zuidoost, een onderdeel van de stad die echt rijk is aan meertaligheid eigenlijk. Veel mensen met een migratie achtergrond wonen in Zuidoost. En ja, die talenrijkheid ja, dat probeer ik in mijn lessen wel gebruik van te maken, echt optimaal ook kijken wat ze meenemen aan kennis, alleen al van welke taal dan ook en die proberen aan te wenden bij hun taalvaardigheid bij Grieks en Latijn.

Sharon Unsworth: En hoe doe je dat dan?

Kurano Bigiman: Een heel simpel voorbeeld. Ik probeer het mezelf toch altijd een beetje makkelijk te maken, in die zin dat ik werk met de materialen die die ik al heb. Ik heb een methode met woordenlijsten ja, want woordjes leren moet bij ons en daar is een aparte kolom alvast al leeg gemaakt eigenlijk voor eigen ezelsbruggetjes om woorden een beetje het goed te kunnen onthouden. En ja, voor mij, het maakt mij niet uit welk ezelsbruggetje ze kiezen. Het kunnen zeven, acht, negen verschillende talen zijn, als het maar iets is, waar aan ze het woord betekenis kunnen ophangen en ik vind het al helemaal mooi als dat een thuistaal is die ik niet machtig bent, bijvoorbeeld, dan kan ik daar weer de leerlingen als expert mee aanwijzen en dat geeft een goed gevoel om een keer expert te kunnen zijn in plaats van de docent.

Sharon Unsworth: Ja, dus ze kunnen dan zelf gewoon de woorden in hun eigen, in hun thuistaal gebruiken, om dan worden in het Latijns of het Grieks te leren. En je zei net, dat geeft een goed gevoel om expert te zijn. Maar hoe reageren de leerlingen als je zegt: “nou, je mag gewoon alle talen die kent gebruiken.”?

Kurano Bigiman: Vaak, eerst vol ongeloof, mag dat? Kan dat? Hoe doe ik dat, zelfs.

Sharon Unsworth: Ja.

Kurano Bigiman: Ja, omdat het heel weinig voorkomt. Dat ze eigenlijk aangesproken worden op hun eigen verantwoordelijkheid daarin. Op hun eigen voorkennis en dat ook gezegd wordt dat ze genoeg voorkennis hebben ook. Dus ja, daar moet ik altijd even doorheen. Mag dat? Kan dat wel? Mag het elke taal zijn? Is dan ook een..

Sharon Unsworth: Oh ja. Wat wordt daarmee bedoelt dan?

Kurano Bigiman: Ik, ja, dat, dat weet ik eigenlijk, daar vraag ik ook nooit over door, maar wat ik me voor kan stellen, is dat ze bedoelen mag ik zelfs mijn eigen thuistaal gebruiken?

Sharon Unsworth: Ja, dus niet het Engels of zo, maar gewoon het Turks of het Arabisch, of.

Kurano Bigiman: Ja, een taal die ze machtig zijn, die niet in de gewone school context gebruikt wordt, die soms wel inderdaad afgestraft wordt. “Je mag, wij spreken op school Nederlands” of “je mag je taal niet gebruiken”. En dan is het dus wel schrikken misschien, om wel die vrijheid te krijgen. Of schrikken.. groot woord. Onwennig.

Sharon Unsworth: Ja, ja. Denk je dat het helpt?

Kurano Bigiman: Ik denk dat het één onderdeel is van het helpen. Er zijn heel veel dingen die helpen om leerlingen een taal bij te brengen, en dit is er gewoon een van. Gewoon één van de vele devices die we hebben. Één van de knoppen waaraan we kunnen draaien, denk ik. Ik denk dat ik dat zelf ook veel meer zou kunnen inzetten op meer plekken dan dat ik nu doe, maar kan altijd beter natuurlijk.

Sharon Unsworth: Ja is altijd leuk om nieuwe dingen te leren. Nieuwe aanpakken uit te proberen natuurlijk. Je zei al, ik werk al drie jaar op op de school in Amsterdam-Zuidoost, maar ik.. Hoe lang ben je docent? En wat is je eigen achtergrond?

Kurano Bigiman: Ja, ik ben bezig met de veertiende schooljaar als docent. Ik heb dat opgezocht, zo lang al en ja, mijn eigen achtergrond. Ik kom zelf uit Amsterdam, Amsterdam-Oost en mijn ouders hebben een migratieachtergrond, komen allebei uit Suriname, land waar Nederland natuurlijk koloniale banden mee heeft. Zo zijn ze ook hier gekomen.

Sharon Unsworth: Ben je meertalig opgevoed?

Kurano Bigiman: Nee, nee, en dat hebben ze expres gedaan. Mijn ouders hadden het idee van, nou, Nederland is jouw land, daar moet je je toekomst opbouwen en een andere taal of zelfs een andere accenten alleen al zet je op achterstand. Dus ja, m’n broertje en ik zijn echt opgevoed met het idee, Nederlands is de uitgangstaal en is eigenlijk ook geen andere. Ja, Engels en Frans en Duits, dat mocht ook nog, maar echt, ja, westers schoolprincipe eigenlijk.

Sharon Unsworth: Ja, en wat wat van die daar toen van? En wat vind je daar nu van?

Kurano Bigiman: Ja, een beetje een beetje lastig. Het heeft wel geholpen om mij te krijgen waar ik nu ben. Denk ik. Het heeft voordelen om, inderdaad, als we kijken naar iets als de Toeslagenaffaire, zoiets vreselijks. Als je met de Belastingdienst belt en ze horen iemand aan de andere kant zonder merkbaar accent dat je misschien wel eens verder zou kunnen komen, dat is vreselijk om dat vast te kunnen stellen.

Sharon Unsworth: Ja.

Kurano Bigiman: Na zo’n slepende affaire, hè, en daar komen ook steeds meer bewijzen naar voren dat dat ook echt zo behandeld is. Ja, en dan moet ik mijn ouders dus wel dankbaar daarvoor zijn. Aan de andere kant, ja, hoe meer talenkennis, hoe beter, dus ja, is dat de missing link misschien.

Sharon Unsworth: En ga je dan anders om met met meertalige kinderen in je klassen daardoor, of speelt dat geen rol?

Kurano Bigiman: Ja, het gaat ook om de eisen van mijn vak.

Sharon Unsworth: Ja.

Kurano Bigiman: Eén van de eisen is een vertaling kunnen maken van een originele Latijns of Griekse tekst naar correct Nederlands. Daarin zit al verwoord eigenlijk dat er dus de mate van het Nederlands al een grote rol speelt. En daar moet ik ook naartoe werken. Maar ik werkt er zo naar toe dat het mij niet uitmaakt wie ik voor me heb, iedereen moet daar hetzelfde punt toe en dan geef ik ze ook maar liever wat meer uitleg over het Nederlands, naast mijn uitleg over het Latijn en Grieks. Maar ja, goed, dat is vooral een simpele vak eis eigenlijk.

Sharon Unsworth: Ja, ja en hoe ben jij op het idee gekomen dan om de thuistalen van van de leerlingen om die in te zetten of de de leerlingen ze te laten inzetten? Is dat gewoon gebeurt? Of?

Kurano Bigiman: Nou juist omdat ik in Amsterdam-Zuidoost ging werken, werd ik door de leerlingenpopulatie die echt ook etnisch gemêleerder is dan op het Vossius Gymnasium in zuid. Maar nu begint het gelukkig al wat bij te trekken, ook in zuid.

Sharon Unsworth: Dus voor diegenen die niet in Amsterdam wonen of niet in Amsterdam bekend zijn, Amsterdam-Zuid is een vrij rijke buurt of?

Kurano Bigiman: Ja, je zou kunnen stellen dat Amsterdam-Zuid is een meer welgesteld onderdeel van de stad en dat heeft z’n weerslag ook in de populatie die zo’n categoraal gymnasium bezoekt. Das toch minder etnisch diverse. Ik wil niet zeggen dat het aanwezig is, maar je ziet het heel erg terug en juist daardoor dacht ik, nou, misschien is een andere aanpak om ook de leerlingen deel te maken van het opbouwen van het gymnasium in Amsterdam-Zuidoost, een stadsdeel dat juist te maken heeft gehad met jarenlang een slecht imago, om die leerlingen ook een beetje een plek te geven dat ze expert zijn.

Sharon Unsworth: Ja en, ja, ik ben benieuwd, hoe reageren je collega’s daar op? Hebben jullie het daarover? En krijgt meertaligheid ook een plek in de school meer algemeen?

Kurano Bigiman: Ik deel het eigenlijk niet zo met m’n collega’s moet ik zeggen.

Sharon Unsworth: Nou, na deze podcast wel natuurlijk.

Kurano Bigiman: Ja, nee, duidelijk, en misschien dat ik dat inderdaad ook moet doen. Ja, en we zijn toch in alle vakken wel bezig met taalbeleid in die zin dat we de leerlingen, die misschien inderdaad in een minder Nederlandstalige omgeving opgegroeid zijn, ja, om ze wel richting de examens te brengen. Dus ja, we hebben over meertaligheid eigenlijk niet een goed beleid. Nou ja, we hebben over meertaligheid een nog geen beleid eigenlijk. Juist omdat we ook bezig zijn om eerst de taalvaardigheid van het Nederlands op te bouwen. Maar misschien is het goed om ook de thuistaal daarbij te betrekken.

Sharon Unsworth: Ja, want als ik jou hoor dan heb je ook zelf ervaren hoe dat ook kan helpen en we weten uit onderzoek dat dat ook zo is, hè dus.

Kurano Bigiman: Nee, ja, nee, precies dat onderdeel van dat onderzoek. Dat is wel iets dat me bijgebleven is van mijn eigen studie. Eén van mijn eerste colleges op de universiteit was algemene taalkunde.

Sharon Unsworth: Mhmm.

Kurano Bigiman: En daarin kwam, ja, ik geloof zelfs in de eerste week kwam naar voren dat meertaligheid in z’n algemeenheid juist verrijkend is, en we hebben artikelen daarover gezien en wetenschappelijke informatie daarover gekregen, en ik begon te studeren aan het begin van de zeroes, 2003, en dat we hier nog steeds een debat over aan het voeren zijn. Dat vind ik opmerkelijk, terwijl er al 20 jaar duidelijk is hoe erg dat kan bijdragen aan kennisuitbreiding in het algemeen.

Sharon Unsworth: Ja, en dat is echt zeker frustrerend, ook zeker als je in het onderzoek zit, en er zijn duidelijke resultaten vanuit het onderzoek en dat wordt niet opgenomen door het beleid.

Kurano Bigiman: Ja, zonde.

Sharon Unsworth: Heb jij daar ideeën over, hoe hoe we daar verandering in kunnen brengen? Zijn de leerkrachten misschien wel deel, een deel, een heel belangrijk deel van het schakel, de schakel, zelfs?

Kurano Bigiman: Ja, misschien. Ik heb er misschien niet zo over nagedacht dat we een belangrijke schakel daarin zouden kunnen zijn, maar ja, ja, het is ook hoe de samenleving in z’n geheel misschien kijkt naar anderstaligheid, meertaligheid. Voor het inburgeren moet je echt een bepaald niveau halen in het Nederlands. Alles is daar op gefocust. Teksten van de Belastingdienst, van alle overheidsorganen zijn echt helemaal toegespitst op het Nederlands.

Sharon Unsworth: Ja, want op zich is prima wonen en Nederland, hè, dus Nederland is één van de officiële talen.

Kurano Bigiman: Ja.

Sharon Unsworth: En zeker belangrijkste officiële taal van Nederland.

Kurano Bigiman: Ja, maar er wordt ook erg de nadruk op gelegd.

Sharon Unsworth: Het is of of, hè?

Kurano Bigiman: Juist.

Sharon Unsworth: En het kan, en en en zijn.

Kurano Bigiman: Juist om ook de rijkheid die meertaligheid binnen kan brengen, niet alleen voor kennisoverdracht, maar het geeft mensen het gevoel dat ze ook deel zijn van Nederland. Dat hun talenkennis er ook mag zijn en dat talenkennis in z’n algemeenheid gezien wordt als kennis.

Sharon Unsworth: Ja.

Kurano Bigiman: Ja, dat, dat kan dat allemaal wel bevorderen. Dus ja begint al bij een basisschool, waar soms op de deur hangt: wij spreken hier Nederlands. Ik begrijp het wel, want je moet die kinderen inderdaad naar een bepaald niveau krijgen, maar je sluit daarmee ook uit.

Sharon Unsworth: Zeker, zeker, daar hebben we het ook vaker gehad, eh in de podcast. Zijn er andere dingen die jij dan doet met de andere talen van leerlingen in je klas? Je noemde een voorbeeld.

Kurano Bigiman: Ja, meerdere dingen. Ik heb zelf even gekeken hoe bepaalde dingen in het Standaard Arabisch werken, want ik heb enkele leerlingen die die daar kennis van hebben, om zo uit te leggen hoe bijvoeglijke naamwoorden zich altijd voegen naar zelfstandig naamwoorden waar ze extra informatie over geven. Ja, en dan zie je toch sommige oogjes oplichten en en en toen kreeg ik ook de vraag: “maar hoe weet u dit allemaal? Kunt u Arabisch spreken?” Ik zeg: “ik kan helemaal niks. Jullie kunnen dat veel beter dan ik.” Ook om ze te laten zien je hoeft niet expert, volledige expert te zijn op het gebied, maar je gewoon even verdiepen in een onderdeel van waar die leerlingen misschien aan kunnen haken. Ja, dat is ook waardevol misschien, om ze ook een beetje een wetenschappelijke houding aan te leren.

Sharon Unsworth: En zie je verandering dan in hoe de leerlingen misschien nadenken over het belang, de nuttigheid van hun thuistalen? Of is dat een beetje te vergezocht?

Kurano Bigiman: Dat is misschien een volgende stap weer. Het is voor mij voldoende dat ze zich gezien voelen, dat ze zien dat er interesse getoond wordt in hun achtergrond, ja, dat dat probeer mee te nemen, ook in nou ja, die zogenaamd dooie talen, die ik onderwijs.

Sharon Unsworth: Ja, is dat wel je waar je het meest trots op bent?

Kurano Bigiman: Ja, ja, dat die kinderen, ongeacht hun thuistalige achtergrond, ook hun eigen plekje binnen de klassieke studie kunnen vinden en overal ergens kunnen aanhaken.

Sharon Unsworth: Ja. Zou je bepaalde dingen anders willen zien in de toekomst? Hoe ziet de toekomst er uit voor meertalige leerlingen?

0Kurano Bigiman: Ja, goede vraag. Ik denk gewoon in de breedste zin dat talenkennis in z’n algemeenheid echt wordt gezien als een pluspunt en behalve talenkennis ook de achtergronden bij zo’n taal hè, cultuurkennis, dat dat echt gewaardeerd wordt en ook gezien wordt als, ja, als een verrijking voor bedrijven om mensen binnen te halen met veel talenkennis om gewoon ook gevoel voor begrip voor elkaar te kweken binnen zo’n klas. Oh, wat goed dat jij die taal spreekt. Wat leuk dat jij meer weet over.. In de breedste zin eigenlijk, niet alleen in mijn vakken, niet alleen ook bij de talen vakken, maar juist ook bij vakken als natuurkunde of, ja, of aardrijkskunde geschiedenis, waar leerlingen hun ouders kunnen vragen. Goh hoe zeggen we, pff ik weet het niet, ja, noem iets scheikundigs, een element? Wat is de term voor een element in mijn thuistaal, in een andere taal? Misschien dat een leerling die daarmee moeite heeft, er juist meer inzicht krijgt, dat leerling juist hulp kan vinden in thuistaal in plaats van alleen maar als belemmering voelt.

Sharon Unsworth: Het lijkt mij een mooie, een mooie wens, een mooie toekomst. Ja, nou, dank je wel voor dit heel mooi gesprek. Ik vond het heel interessant om te horen wat je allemaal doet en ook te horen hoe jij nu zo zo live aan het denken bent van, nou, misschien moeten we, moet ik wel met mijn collega’s en misschien moet ik dit.. Dat is is echt heel erg leuk, dus dank je wel.

Kurano Bigiman: Dank je wel voor voor de uitnodiging, vond het heel leuk, ja, om erbij te zijn.

Vers van de Pers

00:17:56
Sharon Unsworth: In Vers van de Pers vertel ik je over een recent verschenen onderzoek over meertalige kinderen. Ik vat de belangrijkste bevindingen voor je samen en probeer deze ook naar de praktijk te vertalen. Het onderzoek dat ik voor dit keer heb gekozen, gaat over twee onderwerpen die we al eerder en het hebben besproken, namelijk hoe de talen van een meertalig kind elkaar kunnen beïnvloeden, tussentaalinvloed noemen we dat, en de rol van de hoeveelheid en type taal, aanbod, dus hoeveel je hoort van de verschillende talen en in welke contexten en van wie. De meeste onderzoeken die naar tussentaalinvloed kijken, doen dit door een groep meertalige kinderen te vergelijken met een groep ééntalige kinderen of twee verschillende groepen meertaligen met elkaar te vergelijken. En als we dan verschillen zien tussen die groepen die te wijten zijn aan de andere taal van de meertaligen dan zeggen we dat het tussentaalinvloed is. Het boeiende van het onderzoek van vandaag is dat er gekeken wordt naar meertalige kinderen die allemaal dezelfde thuistaal hebben, Russisch. Maar deze kinderen die groeien in verschillende landen op, dus in Israël, Duitsland, Noorwegen, Letland en het Verenigd Koninkrijk. Dus er wordt gekeken naar de effect van de talen die in deze landen worden gesproken op het Russisch. Nou, deze talen Hebreeuws, Duits, Noors, Lets en Engels. Ze verschillen op interessante manieren van elkaar. Daar komen we zo op. Een ander boeiend deel van dit onderzoek is dat als het gaat om het kijken naar de rol van de hoeveelheid en de type taalaanbod en niet alleen naar taalaanbod thuis en op reguliere school wordt gekeken, maar ook naar taalaanbod dat kinderen krijgen via moedertaalonderwijs. Met moedertaalonderwijs wordt bedoeld, heritage language schools of zaterdagscholen, weekendscholen. Dat is als je als meertalig kind in het weekend les krijgt. Je gaat naar een school om onder andere te leren lezen en schrijven in je thuistaal. Daar hebben we het eerder over gehad in Kletsheads. Ik zet een link naar de juiste aflevering in de shownotes.

00:20:15
Sharon Unsworth: Het onderzoek is uitgevoerd door een groep onderzoekers in Noorwegen, Israël en Duitsland onder leiding van Yulia Rodina van de Arctic University in Norway, Tromsø. Zij hebben gekeken naar hoe meertalige kinderen in deze vijf landen grammaticaal geslacht leren in het Russisch. Nou grammaticaal geslacht is een manier om zelfstandige naamwoorden in te delen, om ze te classificeren. Nederlands heeft grammaticaal geslacht, dus elk zelfstandig naamwoord is of een de- woord of een het-woord, dus het is zijdig of onzijdig. Niet alle talen hebben grammaticaal geslacht, bijvoorbeeld het Engels heeft het niet, maar een flink aantal wel, waaronder het Russisch. Nou, Russisch heeft drie geslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Andere talen, zoals het Nederlands, dat zei ik net, hebben twee geslachten: Noors, Lets, Hebreeuws, Frans en Spaans, zij hebben ook allemaal twee geslachten. Bepaalde dialecten van het Noors lijken op het Nederlands, want zij hebben zijdig en onzijdig en talen zoals het Lets, Hebreeuws, Spaans en Frans hebben mannelijk en vrouwelijk als de twee grammaticaal geslachten. Welk geslacht een zelfstandig naamwoord heeft, is niet altijd logisch. Denk bijvoorbeeld aan het woord meisje in het Nederlands. Dat gaat om iets vrouwelijks maar het woord zelf is onzijdig. Hoe weet je welk grammaticaal geslacht een zelfstandig naamwoord heeft? In veel talen zie je dat aan het woord zelf. Dus in het Russisch eindigen de meeste mannelijke zelfstandige naamwoorden op een medeklinker zoals het woord voor tafel, stol. En als een zelfstandig naamwoord op een -a eindigt dan is het waarschijnlijk vrouwelijk, zoals Lisa. Dat betekent vos, maar sommige van deze aanwijzingen zijn nuttiger dan andere. Bijvoorbeeld dat -a aan het einde waar ik het net over gehad, voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Dat wordt wel eens uitgesproken als -e en -e is in feite een aanwijzing voor een onzijdig zelfstandig naamwoord dus als een woord op een -e eindigt dan weet je niet of het vrouwelijk of onzijdig is. Sommige aanwijzingen komen ook minder vaak voor. Bijvoorbeeld de uitgangen voor onzijdige naamwoorden. Voor geslachten met onduidelijke of minder frequente aanwijzingen hebben kinderen vaak lange nodig om deze te leren. Dat zien we ook in het Nederlands, want het leren van het-woorden duurt een stuk langer dan het leren van de-woorden. Voor het-woorden zijn er namelijk heel weinig duidelijke, transparante aanwijzingen dus talen verschillen niet alleen wat betreft het aantal geslachten en welke geslachten dat zijn, maar ook wat betreft de aanwijzingen die ze hebben of die erg nuttig zijn om deze geslachten duidelijk te maken. Dus de één is wat transparanter dan de andere.

00:23:26
Sharon Unsworth: In dit onderzoek zijn de talen Lets en Hebreeuws transparanter wat betreft grammaticaal geslacht dan het Duits en het Duits is wederom transparanter dan het Noors. Dit is belangrijk, want het blijkt uit eerder onderzoek met meertalige kinderen dat als ze het twee talen leren met grammaticaal geslacht en de ene taal transparanter is dan de andere, kan dit helpen om uit te vogelen hoe grammaticaal geslacht zit in de andere taal, dan krijg je meer kinderen het grammaticale geslacht sneller onder de knie dan ééntalige kinderen. Tegelijkertijd komt uit ander onderzoek voort dat het leren van twee talen die elke twee geslacht hebben, en dan, maar dan wel anders, dus bijvoorbeeld mannelijk/vrouwelijk in de ene taal en zijdig/onzijdig in de andere. Dat kan ertoe leiden dat meertalige kinderen er langer over doen dan hun eentalige leeftijdsgenoten.

00:24:27
Sharon Unsworth: Iets anders dat een rol speelt bij het leren van grammaticaal geslacht door meertalige kinderen is het feit dat ze minder taalaanbod krijgen. Dit kan het moeilijker maken om het geslacht te leren in talen die niet zo transparant zijn. De deelnemers in dit onderzoek waren meertalige kinderen tussen de drie en tien jaar oud, maar meestal tussen vijf en zeven, met zoals gezegd Russisch als moedertaal en in vijf verschillende landen met tussen de 20 en 70 deelnemers in elk land. Nou, deze landen verschillen niet alleen in de taal die daar gesproken wordt, maar ook in de grootte van de Russischtalige gemeenschap. Dit is bijvoorbeeld veel groter in Israël en Letland, in vergelijking met bijvoorbeeld Noorwegen. Sommige kinderen groeiden op in gezinnen waar één van hun ouders Russischtalig was en de andere ouder sprak dus een andere taal. En andere kinderen groeiden op in gezinnen waar beide ouders Russisch spraken. De meeste kinderen hadden enige vorm van onderwijs in het Russisch genoten, hetzij op heritage language school, dus op moedertaalonderwijs, hetzij omdat ze in een tweetalig programma zaten, op school of op de voorschool.

00:25:44
Sharon Unsworth: Nou, hoe hebben de onderzoekers ontdekt wat kinderen wisten over grammaticaal geslacht in het Russisch? Ze hebben aan kinderen afbeeldingen laten zien met verschillende voorwerpen, bijvoorbeeld een rode tafel en een blauwe tafel, en deze afbeeldingen moesten de kinderen beschrijven, en dan op basis van de vorm van het bijvoeglijke naamwoord dus rood of blauw konden de onderzoekers vaststellen of het kind dacht dat het zelfstandig naamwoord tafel, mannelijk, vrouwelijk of onzijdig was.

00:26:20
Sharon Unsworth: Wat hebben ze gevonden? De eerste bevinding was dat alle kinderen zeer goed waren in het produceren van de juiste vorm van de zelfstandige naamwoorden met een transparant geslacht. Ze deden het allemaal ook minder goed met naamwoorden, waarvoor de aanwijzingen niet zo duidelijk zijn. Dit is allemaal niet zo heel erg verrassend eigenlijk en komt overeen met eerder onderzoek. De tweede bevinding was dat er geen verschillen waren tussen de vijf landen, dus de de taal of de belangrijkste taal die in deze landen gesproken wordt, Hebreeuws, Duits, Noors, Lets en Engels, had geen invloed op de ontwikkeling van het Russisch in bij deze meertalige kinderen. Het maakte dus niet uit of de andere taal grammaticaal geslacht had, hoe dat in elkaar zat, dus of het meer of minder transparant was, of het twee of drie geslachten waren. De onderzoekers merken wel op dat het mogelijk is dat bijvoorbeeld het Noors en het Duits geen invloed hebben gehad op het Russisch, omdat in het Noors en het Duits het onzijdige geslacht dat is eigenlijk waar je misschien hulp zou kunnen zien van het Noors en het Duits bij het Russisch hè. Dus bij het Russisch is onzijdig wat minder duidelijk. Maar eigenlijk in het Noors en het Duits wordt onzijdig geslacht ook redelijk laat verworven. Dus misschien was het niet beschikbaar om het leren in het Russisch te faciliteren. Dat was dus bevinding twee, geen verschillen tussen de vijf landen. En de derde bevinding was dat de hoeveelheid, en mogelijk ook type, taalaanbod dat kinderen hadden gekregen, heel belangrijk was, en dat zagen de onderzoekers in twee verschillende manieren. Dus eerst in hun taalaanbod thuis, dus kinderen waarvan beide ouders Russisch spraken, deden het beter dan kinderen waarvan één ouder Russisch sprak. En buiten het huis was het taalaanbod ook belangrijk, want kinderen die in een land woonde met een grotere Russischtalige gemeenschap, zij deden het beter dan kinderen in een land waar de Russischtalige gemeenschap kleiner was. En hoe meer moedertaalonderwijs kinderen hadden gekregen in het Russisch, hoe beter ze deden.

00:28:55
Sharon Unsworth: Wat kun je als ouder uit dit onderzoek halen? Sommige aspecten van een taal zijn moeilijker op te pikken dan andere. En vereisen dus veel taalaanbod. Meestal gaat het om dingen die uitzonderingen zijn op de regel of waar de aanwijzingen die kinderen kunnen helpen om het systeem te begrijpen, beperkt zijn, zoals onzijdig geslacht in het Russisch. Even terzijde, ik denk dat het belangrijk is om op te merken dat niet alles dat niet zo vaak voorkomt duurt lang om te leren. Wat je als ouder verder kunt halen uit dit onderzoek is dat het moedertaalonderwijs soms een belangrijke bron kan zijn van ander soort taalaanbod, zeker als een kind daar leert lezen en schrijven. Het is misschien dus het overwegen waard om je kind in te schrijven voor het moedertaalonderwijs als dat beschikbaar is in de buurt van waar jij woont. Nogmaals, we hebben daar eerder een aflevering over gehad en ik zal de link in de shownotes zetten.

00:30:08
Sharon Unsworth: En wat kun je als leerkracht of logopedist uit dit onderzoek halen? Precies die aspecten van taal die uitzonderingen zijn op de regel of waar aanwijzingen beperkt zijn, dat zijn de aspecten die misschien extra aandacht nodig hebben. De onderzoeken zelf sugge- suggereren dat leerkrachten kinderen veel voorbeelden kunnen geven van de zelfstandige naamwoorden waarbij de aanwijzingen niet zo duidelijk zijn en deze ook kunnen vergelijken, dus laten zien samen met gevallen waar dat wel het geval is. Dit zou de gevoeligheid van kinderen voor de verschillende aanwijzingen kunnen verhogen, vergroten. Het kan hun helpen om deze meer op te merken. Of dit daadwerkelijk wel werkt, is natuurlijk iets dat moet blijken uit verder onderzoek. Wat je verder kunt halen uit dit onderzoek als leerkracht of logopedist is dat de aspecten van taal, waarvan we weten dat verschillen in taalaanbod een belangrijke invloed kunnen hebben. Deze zijn waarschijnlijk niet de beste om te gebruiken bij de beoordeling van meertalige kinderen voor diagnostische doeleinden, tenminste niet zonder rekening te houden met de hoeveelheid taalaanbod dat een kind heeft gekregen. Alle details van het onderzoek vind je in de shownotes. Hij is gratis beschikbaar, eh om online te lezen, dus wil je mee weten, kun je ook zelf gaan lezen.

00:31:44
Sharon Unsworth: Het is nu weer tijd om te horen van onze Taalgids Sterre Leufkens. Zij vertelt je meer over de talen die veel gesproken worden in meertalige gezinnen, hier in Nederland en in België. Zoals gebruikelijk krijg je aan het einde ook wat basiswoorden te horen. Helaas is het geluidskwaliteit dit keer niet super, maar gelukkig wel net goed genoeg om te horen wat er gezegd wordt. De woorden die je hoort te staan, zoals altijd in de shownotes. Dus mocht je mee willen lezen, dan kan dat ook.

00:32:30

De Taalgids

Sterre Leufkens: Vandaag vertel ik jullie wat meer over een vrij onbekende taal, het Tigrinya. Het Tigrinya wordt gesproken in een deel van Ethiopië en in het buurland Eritrea. Het Tigrinya is de taal van de Tigrinya, de naam zegt het eigenlijk al. Dat is een grote etnische groep in Eritrea. Meer dan de helft van de 6 miljoen Eritreeërs hoort bij de Tigrinya en heeft dus het Tingrinya als eerste taal. Maar ook Eritreeërs met andere eerste talen beheersen meestal het Tigrinya. Wereldwijd zijn er bijna 8 miljoen mensen die Tigrinya beheersen. Het is een belangrijke taal van Eritrese migranten in bijvoorbeeld Canada, de Verenigde Staten, Italië, Groot Brittannië, Zweden, Duitsland en ook in Nederland. Er wonen ruim 20,000 mensen met een Eritrese achtergrond in Nederland en die spreken vaak Tigrinya.

Sterre Leufkens: Het Tigrinya is een semitische taal, net als bijvoorbeeld het Hebreeuws en Arabisch. Daar lijkt het dus ook wel een beetje op, maar het is echt een andere taal. Het Tigrinya wordt geschreven in het zogenaamde Ge’ez schrift en dat zit heel anders in elkaar dan het Latijnse schrift dat we bijvoorbeeld voor het Nederlands gebruiken. In het Latijnse schrift komt namelijk elke letter min of meer overeen met één klank. Maar het Ge’ez schrift, bestaat uit symbolen en elk symbool komt overeen met twee klanken: een medeklinker en een klinker. Je hebt bijvoorbeeld een symbool dat lijkt een beetje op een v en dat symbool staat in zn eentje voor ‘ha’. Als je nou een punt aan de rechterkant zet van dat v-tje, dan staat het voor ‘hoe’. Maar als je een krulletje vastmaakt aan het v-tje, dan staat het voor ‘ho’. Maar als je dat een beetje moeilijk voorstellen vindt, dan kun je een plaatje van alle symbolen zien in de shownotes bij deze aflevering.

Sterre Leufkens: Wat bijzonder is aan het Tigrinya is dat het heel simpele lettergrepen heeft. Er zijn eigenlijk drie opties. Een lettergreep kan bestaan uit alleen een klinker bijvoorbeeld ‘a’. Een lettergreep kan bestaan uit een medeklinker plus een klinker bijvoorbeeld ‘ma’. Of het kan bestaan uit een medeklinker, een klinker en nog een medeklinker bijvoorbeeld ‘mat’, dat zijn de enige opties. In het Nederlands kun je nog veel meer medeklinkers toevoegen. Denk maar aan woorden als krant of herfst of angstschreeuw, met veel meer medeklinkers op een rij. Zulke woorden kunnen soms lastig zijn om te verstaan en uit te spreken voor eerste taalsprekers van het Tigrinya. Zij zullen dan, om het iets makkelijker te maken, soms een klinker toevoegen aan een woord. Dan wordt fiets bijvoorbeeld fietes of melk wordt mellek. Misschien denk je al, ja, dat doen moedertaalsprekers van het Nederlands ook wel eens en je kent het misschien ook wel uit het Japans. In die taal hebben ze bijvoorbeeld aan het Engelse woord ice cream een paar klinkers toegevoegd. En dat klinkt nu in die taal aisukurimu.

Sterre Leufkens: Als je Nederlands spreekt, dan is het belangrijk om te weten wat iemand’s gender is, want je moet soms kiezen of je iemand hij of zij noemt. Recent is daar ook nog de optie hen of die bijgekomen om naar non-binaire mensen te verwijzen. In het Tigrinya moet je ook kiezen tussen hij of zij, maar ook bij jij, jullie en bij het meervoud zij, heb je een mannelijke en vrouwelijke versie. Als je iemand aanspreekt zeg je dus eigenlijk jij vrouw of jij man. En dan is er ook nog een beleefde versie, een soort u-achtig woordje. En daar heb je ook weer een mannelijke en vrouwelijke versie van in het Tigrinya.

Sterre Leufkens: Heb je al zin om zelf een paar woordjes te te spreken? We gaan nu een paar van de basiswoorden laten horen. Allereerst het woord voor hallo. Dat klinkt in het Tigrinya als volgt:

Luwan: Selam. Se-lam. Selam.

Sterre Leufkens: Ook heel belangrijk, het woord voor ja, dat klinkt zo:

Luwan: Ewe. E-we. Ewe.

Sterre Leufkens: Het wordt voor nee in het Tigrinya is:

Luwan: Neno. Ne-no. Neno.

Sterre Leufkens: Een heel belangrijk woord in alle talen van de wereld is natuurlijk het woord dank je wel. In het Tigrinya klinkt dank je wel zo:

Luwan: Yekenyeley. Ye-ken-ye-ley. Yekenyeley.

Sterre Leufkens: En nu gaan we tellen in het Tigrinya. Het wordt voor één is:

Luwan: Hade. Ha-de. Hade.

Sterre Leufkens: Het woord voor twee klinkt als volgt:

Luwan: Kelete. Ke-le-te. Kelete.

Sterre Leufkens: Het woord voor drie in het Tigrinya is:

Luwan: Seleste. Se-les-te. Seleste.

Sterre Leufkens: Dus één, twee, drie klinkt als:

Luwan: Hade. Kelete. Seleste.

Sterre Leufkens: Het laatste woord is het woord dat je zegt als je afscheid neemt, het woord voor doei. Dat is in het Tigrinya:

Luwan: Bruk mealti. Bruk meal-ti. Bruk mealti.

00:38:17
Sharon Unsworth: Yekenyeley Sterre en yekenyeley Luwan die de woorden heeft ingesproken en yekenyeley Joyce, die daarbij heeft geholpen. Luwan heeft ook verteld dat ze in Eritrea eigenlijk vooral het woordje ciao gebruiken om doei te zeggen. Ook goed om te weten. Dat was het voor deze aflevering. We zijn er weer over twee weken met een speciale aflevering over nieuwkomers in het onderwijs, dus kinderen die naar Nederland komen, bijvoorbeeld als vluchteling of asielzoeker, of omdat hun ouders naar Nederland komen voor hun werk en die het Nederlands eigen moeten maken. Taalgids Sterre is er ook weer om je meer te vertellen over het Oekraïens. Tot dan!

00:39:19
Sharon Unsworth: Wil je meer weten over Kletsheads? Ga dan naar http://www.kletsheadspodcast.nl. Daar vind je ook meer informatie over deze aflevering. Wil je geen aflevering missen? Abonneer je dan op Kletsheads via je favoriete podcast app. Kletsheads vindt je ook op Facebook, Twitter, Insta en LinkedIn. Onze naam @kletsheadsNL. Ken je iemand die de podcast misschien leuk vindt en die hem nog niet kent? Dan zou ik het heel fijn vinden als je hem zou delen. Bedankt voor het luisteren en graag tot volgende keer.

Dit transcript is gegenereerd met behulp van amberscript.nl en gecheckt door Aniek Ebbinge.

Comments are closed.