Omgaan met nieuwkomers, en Oekraïens [Transcript]

mei 27, 2022

00:00:09
Sharon Unsworth: Welkom bij Kletsheads. De podcast over meertalige kinderen. Mijn naam is Sharon Unsworth, taalwetenschapper aan de Radboud Universiteit Nijmegen en moeder van twee meertalige kinderen. Daar zijn we weer met een speciale aflevering van Kletsheads over het nieuwkomersonderwijs, dus onderwijs voor kinderen voor wie Nederland een nieuw land is en het Nederlands een tweede of soms derde taal. In een extra lange editie van Let’s Klets vertelt Marieke Postma wat er allemaal bij komt kijken als je kinderen in je klas krijgt die geen of nauwelijks Nederlands kunnen, bijvoorbeeld omdat ze uit Syrië, Eritrea of Oekraïne zijn gevlucht, of omdat hun ouders naar Nederland zijn gekomen voor hun werk. We horen hoe je de eerste dag kunt aanpakken, hoe om te gaan met ouders en wat je allemaal wel of niet mag verwachten van een kind dat geen Nederlands kan en de taal moet gaan leren. Deze aflevering is dus vooral bedoelt voor leerkrachten die geen of weinig ervaring hebben met nieuwkomers. Maar hij is natuurlijk ook interessant voor anderen die meer willen leren over het nieuwkomersonderwijs, dus bijvoorbeeld voor ouders met kinderen die vluchtelingen of asielzoekers in de klas hebben, of voor mensen die zelf een Oekraïens gezin opvangen. Naast mijn gesprek met Marieke horen we ook tussendoor weer van onze Taalgids Sterre Leufkens. Zij vertelt je dit keer over het Oekraïens, maar voordat we doorgaan met de rest van de podcast, wil ik onze nieuwste Vriend van de Show Dieke van Dinther bedanken voor haar ondersteuning en dank ook aan Marianne Grote voor haar donatie. Wil jij Kletsheads ondersteunen met een klein bijdrage? Ga naar vriendvandeshow.nl/kletsheads. De link staat in de shownotes. Door met de podcast.

Let’s Klets!

00:02:27
Sharon Unsworth: In Let’s Klets spreek ik met een ouder of professional over hun ervaringen met meertalige kinderen. Zoals jullie zullen horen, is deze opname gemaakt terwijl onze gast op school zat en tussen de bedrijven door met mij in gesprek ging.

00:02:51
Marieke Postma: Mijn naam is Marieke Postma, ik ben voorzitter van LOWAN, dat is een landelijk netwerk voor nieuwkomersscholen en dan vooral in het basisonderwijs. Dat is heel veel beleid, hè. Hoe gaan we het in Nederland opzetten? Daarnaast hou ik heel erg van de praktijk, dus ik werk ook op een school voor nieuwkomers als directeur en omdat ik mezelf graag bezig wil houden, ben ik ook directeur van een expertisecentrum in Haarlem voor het nieuwkomersonderwijs, omdat ik gewoon zie dat daar zoveel verschillende culturen zijn. Hé, in Haarlem heb je een mix echt van vluchtelingen, asielzoekers en expats waardoor dat daar zoveel kennis vrijkomt dus daar ben ik directeur van en dan woon ik zelf op dit moment in Friesland en heb ik een kind uit Spanje. En dus dat was voor mij ook een hele bijzondere ervaring, want Johar kwam bij ons toen Johar twaalf jaar was. Die moest natuurlijk ook naar Nederlandse taal leren. Dus behalve dat ik toen ook als directeur ergens werkte en en ik ook voor LOWAN actief was, hadden we thuis ook te maken met Johar, die de Nederlandse taal moest leren. Dus dat heeft mij ook weer heel erg verreikt. Daarnaast is het misschien leuk om te weten dat ik heb zelf vijf jaar lang in Laos gewoond, twee jaar lang in Malawi, half jaar in Bangladesh, nog wat andere landen gewoon even gewerkt. Maar dat heeft mij ook heel erg verreikt want moest ik zelf ook een taal leren, soms het schrift leren, wat anders was dan het Latijn, schrift dus ik voel wel, dat is een waardevolle rugzak die ik steeds meeneem naar al mijn situaties toe.

00:04:23
Sharon Unsworth: Ja, dan zijn we bij de juiste persoon voor deze aflevering denk ik. Hoeveel nieuwkomers zijn er op dit moment in het basis en voortgezet onderwijs?

00:04:32
Marieke Postma: Nou, aantallen is zo moeilijk, want wat te maken heeft met nieuwkomers is dat ze komen en ze gaan.

00:04:40
Sharon Unsworth: Ja.

00:04:41
Marieke Postma: Dus als je vraagt hoeveel dan? In het primair onderwijs zegt de inspectie 20.000 maar dat is ook een beetje een gok, want niemand weet exact hoeveel en in voortgezet onderwijs weet ik dit ook niet. Kijk wat ik wel weet. Er zijn op dit moment 6.000 leerplichtige kinderen, dus kinderen tussen de vier en de achttien jaar, die in het asielsysteem zitten.

00:05:06
Sharon Unsworth: Aha.

00:05:07
Marieke Postma: Dus bij de COA-locaties. En we denken dat er nu ongeveer 10.000 leerplichtige kinderen zijn, dus tussen de vier en de achttien uit Oekraïne maar dit verandert elke dag.

00:05:20
Sharon Unsworth: Ja. Dus het is moeilijk vast te stellen, maar het is wel eigenlijk een aanzienlijk deel van de kinderen, zeker in bepaalde klassen, bepaalde gemeentes denk ik.

00:05:29
Marieke Postma: Ja, klopt.

00:05:30
Sharon Unsworth: Wat zijn de meest voorkomende groepen?

00:05:32
Marieke Postma: Nou, ook hier zie je over heel Nederland maakt het natuurlijk uit, want als je kijkt waar de tulpenbollen zijn, daar zie je heel veel migranten die daar komen wonen, vanuit Polen, want die trekken elkaar eigenlijk weer een beetje aan. Hoe. Als je dan kijkt bij Groningen en Ter Apel, daar zijn zoveel asielzoekerscentra daar wonen ontzettend veel Syriërs en Eritreeërs. Als je in Rotterdam, in het havengebied zij zit nou, daar zitten heel veel migranten en nieuwkomers en ook heel veel Bulgaren, dus eigenlijk, je moet een beetje kijken waar is het werk te vinden en wat trekt wie aan?

00:06:10
Sharon Unsworth: Duidelijk. Wat gebeurt er dan precies als een kind vanuit het buitenland komt naar Nederland en die moet naar school?

00:06:17
Marieke Postma: En nou helpt het mij heel erg Sharon, als je een land van herkomst zegt.

00:06:23
Sharon Unsworth: Laten we Polen nemen.

00:06:25
Marieke Postma: Ah, een Pools kind. Nou, in heel veel gevallen zie je van een Pools kind dat de ouders al in Nederland zijn. Die hebben dan meestal werk gevonden, dus dat is natuurlijk generaliserend, gaat niet op voor ieder Pools kind, maar in heel veel gevallen, de ouders hebben al werk en die hebben op een gegeven moment bedacht, hé, dit voelt goed, ik heb zekerheid in mijn arbeid, ik weet ook waar we kunnen wonen. D’r is plek voor hé, de kinderen die wij hebben, de kinderen zijn meestal al ondertussen nog bij opa oma in Polen. Dus de ouders die rijden daarheen. Opa en oma worden ontlast en bedankt voor al hun goeie zorgen en het kind gaat dan mee naar dat huis waar zij wonen. Dus het voordeel hiervan is deze ouders hebben meestal al een netwerk.

00:07:06
Sharon Unsworth: Ja.

00:07:07
Marieke Postma: Dan hebben deze ouders ook bedacht, wij gaan hier langere-termijn wonen, dus ze schrijven het kind in bij de gemeente en ondertussen horen ze een beetje om zich heen. Hé, waar kan dit kind naar school? Dus dit is, als ik denk aan een Pools kind, is dit het meest voorkomende verhaal wat ik hoor en dan gaat dat kind eigenlijk vrij vlot naar school, want die ouders weten al een beetje hoe het werkt in Nederland.

00:07:29
Sharon Unsworth: Ja, ja, en als er bijvoorbeeld een een vluchteling is die met ouders, soms ook zonder ouders, naar Nederland komt, zonder die voorbereiding, zeg maar, hoe gaat het dan?

00:07:39
Marieke Postma: Ja, dus dan gaat het anders. En nou ja, dan is het heel vervelend dat we allemaal verschillende systemen hebben, hè, hoe het werk! Maar als we nou een vluchteling nemen uit Eritrea, die komen naar Nederland, hé, die vragen hier asiel aan. Dus iedereen gaat dan eerst naar Ter Apel om een stempel te halen. En dan wordt er gezegd: “ah, jij mag naar dit AZC”. Hè, je hebt wat interviews daartussen en dan ga je naar een AZC en bij dat AZC wordt gezegd, gewoon ook voor bepaald voor jou: “Deze basisschool of voortgezet onderwijsschool hoort hierbij en daar gaat je kind naartoe.”

00:08:13
Sharon Unsworth: Ja.

00:08:13
Marieke Postma: Dus in het asiel systeem hebben ouders veel minder keuze.

00:08:17
Sterre Leufkens: En stromen kinderen altijd naar een taalklas of een speciaal klas voor kinderen die geen Nederlands kunnen? Of gaan ze ook door naar het regulier onderwijs? Ik weet bijvoorbeeld dat in Utrecht, waar ik zelf woon, dat er daar een taalschool is, maar ik was laatst op een school ergens in de buurt van Nijmegen en toen zei zij: “nee, het beleid nu vanuit onze gemeente, is dat alle kinderen stromen gelijk het regulier onderwijs in.” Is daar enige beleid over of hoe gaat dat meestal?

00:08:46
Marieke Postma: Je hebt helemaal gelijk, het is hartstikke verschillend door Nederland heen. En wat je wel ziet als er veel nieuwkomers, hè, dus kinderen die nog maar kort in Nederland zijn, als die wonen in eenzelfde plaats, dan is daar iets voor ingericht. Hè, dus als je dan denkt aan Utrecht, nou, daar zijn ontzettend veel kinderen die nieuw zijn in Nederland, dan gaat het niet om één kind, wat een basisschool even aanneemt maar dat gaan we om twee/driehonderd kinderen, dus daar zijn aparte scholen voor ingericht. Ja, daar is echt goed over nagedacht. Hoe richten we dit in? Wat hebben die kinderen nodig? En dus dan heb je van die nieuwkomers klassen of die speciale scholen zoals jij het noemt. Maar als je denkt in nou Terhorne, een klein plaatsje in Friesland, daar zitten niet zoveel nieuwkomers. Dus wat daar wordt gezegd: “Tja, een nieuwkomersschool die zit echt wel 30 kilometer verderop. Wij, eh, bellen even naar die nieuwkomersschool en wij vragen: hoe pak je dit aan? En het kind gaat bij ons naar school.”

00:09:42
Sharon Unsworth: Ja

00:09:43
Marieke Postma: Dus dat heeft vooral ook te maken, niet altijd, maar in heel veel gevallen met aantallen. Zijn d’r veel, wordt er iets speciaals ingericht. Zijn d’r weinig, dan gaan de kinderen naar een reguliere school.

00:09:53
Sharon Unsworth: Ja, en en hoe gaat dat dan als je als leerkracht een nieuwkomerkind in je klas krijgt die geen enkel woord Nederlands spreekt? Het lijkt mij heel uitdagend. Hoe pak je dat aan?

00:10:06
Marieke Postma: Dit hangt er natuurlijk echt wel van af, hè. Gaat het kind naar zo’n nieuwkomersschool of naar een reguliere school? Dus laten we even voor deze discussie doen dat het dat schooltje in dat dorpje in Friesland is die verder nog nooit zo’n kind hebben gehad. En dit is de eerste keer. Nou, voordat het kind start, is er al een gesprek geweest met de ouders en het kind, zodat de school al iets weet. Is dit kind eerder naar school geweest? Of is het de eerste keer? En wat is de eigen taal van het kind? Dus dit is een voorwaarde, dit is er, dus hier ga ik van uit, hè. De school heeft ook alles wat ik maar in mijn fantasie bedenk, dat is allemaal geen belemmering. Nou, dan is het de eerste dag. Deze eerste dag, heeft de school gezegd, voor de ouders en de kinderen is het de eerste dag, dus het ook de ouders zijn die hele eerste dag welkom en het kind dus ook. Dit kind spreekt Bulgaars, kiezen we gewoon eens en op deze school, dat is nou echt heel jammer, maar zit niet nog een Bulgaars kind, want dat was natuurlijk geweldig geweest dat ie een maatje had in het Bulgaars. Maar heel jammer, dat is op deze school niet het geval. Dit Bulgaarse kind, Sharon, hoe oud is dit Bulgaarse kind?

00:11:12
Sharon Unsworth: Nou zullen we acht zeggen?

00:11:15
Marieke Postma: Het kind is acht. Nou, het gaat dan naar een groep met andere achtjarigen dus een groep 4. Dus dit kind start in de groep 4 en ze starten allemaal in een kring. Nou en het Bulgaarse kind volgt en in Bulgarije starten heel veel kinderen pas met zeven jaar op een school. Dus ik vermoed dat dit achtjarige kind nog nooit naar school is geweest. Maar dit achtjarige kind volgt, maar hij gaat ook maar zitten en het leuke is, hé, dat kind ziet z’n eigen vlag op het digibord want die leerkracht is aan het uitleggen, hè, dit is de vlag van Bulgarije en hier komt dit Bulgaarse kind vandaan en het kind, die volgt gewoon. En dan worden de namen geoefend en het kind leert wat namen kennen en een vriendje kennen. Nou en dan stopt dit weer en het kind gaat samen met een andere kind de school eens bekijken. Dus d’r wordt een maatje aan gekoppeld die ook acht is, die het leuk lijkt om dit kind de school te laten zien. Nou, dan starten we even bij de toilet, want hoe vervelend is het wel niet, als je niet weet waar de WC is, maar langzamerhand gaan gewoon die twee maatjes, die gaan de klassen bij langs en die gaan eens kijken waar is de gym, waar spelen we buiten? Hoe werkt dit? Nou en die ouders, die d’r natuurlijk ook die eerste dag bij zijn, die bekijken dit gewoon al een beetje vanuit de aula en wat het leuke is wat die ouders doen, die zien ondertussen hoe werkt zo’n school, hoe gaan leerkrachten met kinderen om? Want ook die ouders, hè, hun kind is nog niet eerder naar school geweest. Maar ook al zou het wel naar school zijn geweest, een Bulgaarse school is heel erg anders dan dit schooltje in Terhorne, dus het is gewoon goed voor die ouders en het helpt ook de communicatie om elkaar goed te begrijpen dat die ouders dit ook kunnen zien. Ja, en zo die hele dag lopen die twee kinderen hé, die gaan weer in de klas en dan moet die leerkracht vooral, want dat vroeg je, wat is de tip voor de leerkracht, die moet vooral kijken, want ik ga niet zeggen dit is het basisprogramma voor de eerste twee weken. Je moet vooral kijken, is dit een kind die heel graag aan een tafeltje wil zitten en heel graag zo snel mogelijk werk wil doen, hé rekenen, net als alle andere kinderen? Of is dit een kind die zich veel meer op z’n gemak voelt om het eerst eens vanuit een bouwhoek of zo of een lego hoek een beetje te bekijken? Dus je moet echt kijken naar het kind. Wat past hier? En dus je hebt kinderen die eigenlijk al dag één in een boekje zitten, en dat kan kleurwerk zijn of dat kunnen kale sommetjes zijn, omdat dat was het kind ook gewend in eigen land. En dan hij wel denken wat sneu, gelijk dag één. Nee, dit is fijn voor het kind, dus je moet vooral kijken naar dit kind.

00:13:50
Sharon Unsworth: Ja. Dus ze kijken wat ze kunnen en wat ze willen op dat moment. En maar hoe gaat het met de communicatie? Want je zei: “ja, nou ja, dan komt een maatje en dat maatje gaat dat kindje meenemen, even kijken waar alles is.” Maar natuurlijk is er geen gezamenlijke taal. Ja, hoe pak je dat uit?

00:14:05
Marieke Postma: Natuurlijk wil je, is het het mooiste, een gezamenlijke taal en dit is ook, hè, als dat kind naar een nieuwkomersklas zou gaan, daar zitten veel meer kinderen, van allemaal talen. Dus dan is het veel logischer dat dat kind een maatje vindt in de eigen taal, want dat is ook voor dat kind prettiger. Maar in dit voorbeeld zou ik zeggen, hé, nu achteraf herstel ik even mijn verhaal, en zeg ik de leerkracht heeft wel twee woorden in het Bulgaars geleerd. Hè, die kan hallo zeggen en geen idee, die bedenkt nog een woord, wat heel handig is, wat die zou kunnen weten. En nou, dit kind is nog niet naar school geweest, dus die kan niet lezen. Dus je kan geen Google Translate of zo inzetten. En ik moet zeggen, ik vind de audio versie zelf te slecht in het Bulgaars. Dus dat zou ik ook niet aanraden dus ja, ik zou heel veel met plaatjes gaan werken, in dit geval omdat het Bulgaars als steuntaal gewoon een hele lastige is. Het is een ander schrift. Dus het is lastig voor de leerkracht, hè, om hetzelfde woord steeds te gebruiken. Ik zou heel veel zo’n dagstructuur hè, want dat wil dat kind natuurlijk dag één weten. Hoe ziet mijn dag eruit, wanneer mag ik eindelijk weer naar huis? Of is dit afgelopen? En wanneer gaan we eten? Wanneer gaan we naar buiten? Dus via de Sclera, hè, heel veel kennen de Sclera website, daar haal je de plaatjes vanaf, zodat zo’n dagstructuur duidelijk is en neem je dat kind mee in het hele verhaal. Ja, dat is het eerste wat me te binnen schiet, omdat dat gewoon in het Bulgaarse allemaal best lastig is en je niet zomaar een kind hebt die dat goed kan.

00:15:34
Sharon Unsworth: Ja, en dus waar kunnen leerkrachten al dit soort informatie vinden? Ik bedoel, op de podcast hebben we nu een rubriek, de Taalgids, waar dit soort woordjes in verschillende talen, veel voorkomende talen in Nederland verteld worden. Je kunt in ieder geval hier beginnen, maar bijvoorbeeld die inside information van ja, Google Translate voor Bulgaars is niet zo goed, maar voor andere talen wel. Is er een plek waar leerkrachten terecht kunnen? Op de site van LOWAN?

00:15:58
Marieke Postma: Ja, wij proberen op de site van LOWAN zoveel mogelijk te delen. Ja, d’r staat echt wel heel veel. Soms is het de moeite waard om even iets langer te blijven hangen om te denken: Het staat er toch wel op.

00:16:10
Sharon Unsworth: Oké, dus dat is een goeie plek op zoek te gaan naar informatie. Dus we zetten daar de link in de, in de shownotes dus in de beschrijving van de podcast. Nou, je had daarnet over inzetten van een paar woorden in het Bulgaars, maar je kunt ook natuurlijk de thuistalen van kinderen wat brede inzetten. Daar hebben we het wel vaker over gehad in de podcast. Gebeurt dit nu vaak in het nieuwkomersonderwijs?

00:16:33
Marieke Postma: Heel veel, ook misschien omdat ik het gewend ben, hè, ik ben gewend om in een nieuwkomerssetting, zo’n speciale school, te werken. Ja, dan heb je altijd maatjes en kinderen die je samen kan zetten, die in dezelfde taal iets gezamenlijk kunnen voorbereiden en dan misschien een samenvatting in het Nederlands geven of een tekening maken. Maar we blijven even bij dit voorbeeld, hè, dat ene kind op die school, en hoe kan je dan nog die thuistaal inzetten? En je hebt dus geen maatje in de klas, ze kunnen niet samen daarin overleggen en ‘t is ook een beetje saai als je steeds zegt: ga maar met je computermaatje overleggen en vraag maar aan Google wat het antwoord is. Dus dan zou ik heel veel inzetten op de connectie richting thuis. Dus als je dan denkt: hé, morgen ga ik een les geven over kikkers hè, en misschien wel van kikkervisje naar kikker, dan zou ik alvast die kringloop van die kikker, hé van kikkervisje zo naar kikker en misschien nog wat woorden. Dat kind krijgt dat A4tje mee naar huis en dan aan ouders vraagt: “kan je dit bespreken thuis?”. En misschien, als het kind wel kan lezen, kan je zeggen aan de ouders: hè “kunnen jullie samen de woorden d’r onderschrijven die hierbij horen in het Bulgaars?”. Maar als het kind nog niet kan lezen in de eigen taal, dan is gewoon het voorbespreken al heel behulpzaam, zodat het kind daarna in de klas de volgende dag weet: Aha één, hier gaat het over en misschien heeft het kind daardoor zelf ook al een actieve inbreng, hé, want die weet daarvoor iets.

00:18:01
Sharon Unsworth: Ja.

00:18:01
Marieke Postma: Dus dat zijn eerste dingen waar ik aan denk, maar dat heb je niet op een reguliere school, op nieuwkomersscholen hebben we allemaal stemknoppen waarin je makkelijk kan inspreken wat de woorden zijn. Dus dan geven we ouders en noemen we interactive wall mee en dan kunnen ouders de woorden inspreken dan neemt het kind weer de interactive wall mee terug. Dus dan kan het kind ook tijdens de les steeds die woorden, die kernwoorden zeg maar van zo’n les kan die makkelijk horen. Maar ja, dat is als je het helemaal daarop hebt ingericht.

00:18:31
Sharon Unsworth: Ja, ja, maar ik kan me voorstellen dat er ook met als je creatieve oplossingen kunt bedenken, met inspreken in je telefoon, dat soort zaken.

00:18:41
Marieke Postma: Ja, nou, je hebt grote gelijk, je hebt groot gelijk. Heel goed idee, Sharon

00:18:45
Sharon Unsworth: Nou fijn, maar hoe gaat het als je, want je zei, dan geef je mee naar huis, hè dat kikkervisje-kikker verhaal. Maar hoe hoe communiceer je dat als de ouders geen Nederlands kunnen?

00:18:54
Marieke Postma: Nou, mijn ervaring is, kijk, we hebben natuurlijk, je kan altijd een tolk inzetten, hé een telefonische tolk, dus dit is altijd mogelijk. Je staat op het schoolplein, je gebruikt je telefoon en je app van de tolkapp en je communiceert met ouders. Ook grappig. Hier hebben ze ook een woord voor bedacht: luistertaal. Dus ik merk dat als je en je hebt die plaat, hè, over die kikker visjes, wij zitten natuurlijk in de schoolsetting dus die moeder, als ik op het plein sta, weet heel goed dat ik iets ga vertellen wat te maken heeft met school en met die plaat. En ik merk dat we dan nou heel vaak d’r wel uitkomen. Hè, ik gebruik natuurlijk mijn handen, ik leg het uit, die moeder zegt iets terug, die praat in het Bulgaars, ik praat in het Nederlands, maar ik merk dat als ik iets visueel mee heb, zoals deze plaat, dat je d’r heel vaak uitkomt en natuurlijk kunnen we altijd zeggen we doen even twee, drie woorden in Google Translate hè, dit is echt waar ik het over heb. Oh ja, ik doe nu heel veel intakes in het Oekraïens en ik merk zelfs in het Oekraïens kunnen we ook.. Je komt heel snel na- nader tot elkaar, ook als spreek je niet dezelfde taal. Dat is gewoon heel leuk om te merken.

00:20:04
Sharon Unsworth: Ja, ja, nou, dat is denk ik geruststellend voor veel leerkrachten als ze daarmee zitten. We laten ons gesprek met Marieke even om naar onze Taalgids Sterre Leufkens te luisteren. Sterre vertelt je graag meer over de talen die veel gesproken worden in meertalige gezinnen in Nederland en België.

00:20:34

De Taalgids

Sterre Leufkens: Dag allemaal. In deze speciale aflevering van de podcast ga ik jullie als Taalgids iets meer vertellen over het Oekraïens. Het Oekraïens is de officiële taal van Oekraïne. Alle 43 miljoen inwoners van Oekraïne spreken deze taal en twee-derde daarvan spreken het als eerste taal. De meeste Oekraïners beheersen ook het Russisch en voor de oorlog woonden er al 20 miljoen Oekraïners buiten Oekraïne en nu komen daar natuurlijk veel mensen bij.

Sterre Leufkens: Het Oekraïens is een Oost-Slavische taal, net als bijvoorbeeld het Russisch en het Belarussisch. Die drie talen lijken dus erg op elkaar, maar het zijn ook wel echt andere talen. Oekraïens en Russisch zijn een beetje zoals Nederlands en Fries. Als je Nederlands spreekt, dan kun je in het Fries wel wat woorden herkennen, maar als iemand het op normaal tempo spreekt, dan versta je het niet zomaar. En zo is het ook als je Russisch spreekt, maar geen Oekraïens bijvoorbeeld.

Sterre Leufkens: Het Oekraïens wordt geschreven in het Cyrillische alfabet, net als de meeste andere Slavische talen. Het Oekraïens heeft wel een eigen versie van dat alfabet, met een paar unieke letters die je in geen enkel ander schrift aantreft. Ook opvallend is dat het Oekraïense schrift een letter i heeft, net als het Nederlandse schrift. Een streepje met 1 puntje erop, terwijl bij andere Slavische talen voor die klank een soort gespiegeld hoofdletter N wordt gebruikt.

Sterre Leufkens: In een eerdere aflevering van de Taalgids heb ik jullie verteld over het Pools. Dat is ook een Slavische taal en er zijn dus best wat overeenkomsten tussen het Pools en het Oekraïens. Ik heb je toen bijvoorbeeld verteld dat er in het Pools geen lidwoorden bestaan. Dat is in het Oekraïens ook het geval. In het Pools kun je ook aan elk werkwoord zien of de handeling afgelopen is of nog bezig, dus of het voltooid is of onvoltooid en dat is ook zo in het Oekraïens. Nog een derde overeenkomst is dat de talen allebei veel sisklanken hebben, klanken als de tsj en de sj en de zj. Luister bijvoorbeeld maar naar deze Oekraïense woorden. Het woord voor kruising:

Karolina: роздорі́жжя.

Sterre Leufkens: En het wordt voor gezicht:

Karolina: обли́ччя.

Sterre Leufkens: Als je meer over deze dingen wilt weten, luister dan de aflevering van de Taalgids over het Pools nog even terug. Ik ga nu verder in op eigenschappen die specifiek bij het Oekraïens horen. In het Oekraïens hebben klinkers en medeklinkers een harde versie en een zachte versie. Het verschil is dat je bij de zachte variant het voorste stuk van je tong tegen je verhemelte aan moet leggen. Als je in het Nederlands u zegt, dan staat je tong in de goede positie, maar in het Oekraïens doe je dat dus terwijl je een andere klank uitspreekt en daardoor klinkt die klank net een beetje anders. Luister maar eens naar het verschil. Je hoort eerst de harde versie van de r in het Oekraïense woord voor raaf:

Karolina: крук.

Sterre Leufkens: En nu hoor je de zachte variant van de r in het Oekraïense woord voor haak:

Karolina: крюк.

Sterre Leufkens: In het Nederlands gebruik je het woordje met als je een ding als instrument gebruikt of als vervoermiddel. Je zegt bijvoorbeeld: ik sla de spijker in de muur met een hamer of ik ga naar mijn werk met de trein. In het Oekraïens heb je een speciale naamval voor zulke gebruiksmiddelen. In plaats van een apart woordje, zoals met, verander je het einde van het woord. Het gewone woord voor minibusje is bijvoorbeeld:

Karolina: маршру́тка.

Sterre Leufkens: Maar als je dit nu als vervoermiddel gebruikt en je zegt bijvoorbeeld: hij gaat met het minibusje naar Kyiv, dan zeg je:

Karolina: Він їде́ маршру́ткою до Ки́єва.

Sterre Leufkens: Het woord minibusje klinkt dan dus net anders aan het einde.

Karolina: маршру́тка. Маршру́ткою.

Sterre Leufkens: Ook als je iemand aanspreekt gebruik je in het Oekraïens een speciale vorm van het woord. Stel, je hebt een vriend en die heet Ivan. Als je hem aanspreekt spreek je zijn naam dus anders uit dan als je het over hem hebt, terwijl ie d’r niet bij is. In het eerste geval, stel, Ivan komt aanlopen en je zegt: “Hoi Ivan”, dan klinkt het zo:

Karolina: Іва́не.

Sterre Leufkens: Maar als je het over Ivan hebt zonder dat hij erbij is, dan zeg je het zo:

Karolina: Іва́н.

Sterre Leufkens: Als je zegt hoe oud je bent, gebruik je in het Nederlands het werkwoord zijn. Je zegt bijvoorbeeld: “ik ben 36 jaar” of “zij is negentien jaar”. In het Oekraïens pak je dit anders aan. Je gebruikt een naamval die je normaalgesproken gebruikt voor een meewerkend voorwerp, bijvoorbeeld jou, in de zin ik geef een cadeautje aan jou. In het Oekraïens zeg je dus eigenlijk aan mij is 36 jaar. Woorden voor getallen zijn in het Oekraïens erg ingewikkeld. Om de goede vorm te gebruiken, moet je kijken naar het ding dat je aan het tellen bent, heb je het over een woord dat mannelijk is, zoals dollar, dan klinkt het woord voor één bijvoorbeeld zo:

Karolina: оди́н до́лар.

Sterre Leufkens: Maar heb je het over een woord dat vrouwelijk is, zoals kamer, dan gebruik je een andere vorm van het woord één, en dat klinkt zo:

Karolina: одна́ кімна́та.

Sterre Leufkens: Maar dit is niet voor alle getallen zo. Het getal één moet je op deze manier aanpassen in geslacht, maar bij de cijfers drie en vier hoeft dat bijvoorbeeld niet. Daar maakt het niet uit of het ding dat je telt mannelijk of vrouwelijk is, maar die getallen moet je dan wel weer in de juiste naamval zetten. Bij getallen van vijf en groter hoef je ook geen rekening te houden met geslacht, maar daarbij moet je weer iets bijzonders doen met het woord voor wat je aan het tellen bent. Dat moet je namelijk in de bezitsnaamval zetten. In feite zeg je daardoor zoiets als vijf van iets. Bijvoorbeeld als je zegt vijf hotels, dan klinkt dat zo in het Oekraïens:

Karolina: п‘ять готе́лів.

Sterre Leufkens: En letterlijk betekent dat vijf van hotels. Het Oekraïens heeft net als het Nederlands een gebiedende wijs, een vorm van het werkwoord waarbij je iemand iets opdraagt. Bijvoorbeeld in de zin: “Geef mij de koekjes.”. In het Nederlands hoor je dat dat al snel een beetje onvriendelijk klinkt. Het is heel direct. Als je beleefd wilt zijn, dan gebruik je in een Nederlands liever een vraag zin: “Wilt u mij de koekjes aangeven, alstublieft?” of “Wilt u mij helpen de bestelling op te maken?” In het Oekraïens is die gebiedende wijs juist een goede manier om een vriendelijk en beleefd verzoek te doen. Luister maar naar de volgende zin:

Karolina: Допоможі́ть мені́ зроби́ти замо́влення, будь.

Sterre Leufkens: Letterlijk betekent dit: help mij een bestelling op te maken, alstublieft. En in het Oekraïens klinkt dat net zo beleefd als de vraagzin in het Nederlands. Heb je al zin om zelf een paar woordjes Oekraïens uit te proberen? Ik ga nu een aantal basiswoorden uit het Oekraïens met je doornemen. Als eerste het woord voor een groet, als je hallo wilt zeggen in het Oekraïens, dan zeg je:

Karolina: Привіт. Привіт. Привіт.

Sterre Leufkens: Nu het woord voor ja in het Oekraïens. Dat klinkt zo:

Karolina: Так. Так. Так.

Sterre Leufkens: En het woord voor nee is in het Oekraïens:

Karolina: новий. Новий. Новий.

Sterre Leufkens: Als je iemand in het Oekraïens wilt bedanken, dan zeg je:

Karolina: Дякую. Дякую. Дякую.

Sterre Leufkens: Laten we nu tot drie tellen in het Oekraïens. Het woord voor één is:

Karolina: один. Один. Один.

Sterre Leufkens: Het woord voor twee is:

Karolina: два. Два. Два.

Sterre Leufkens: En het woord voor drie is:

Karolina: Tри. Три. Три.

Sterre Leufkens: Dus één, twee, drie klinkt in het Oekraïens zo:

Karolina: Один. Два. Три.

Sterre Leufkens: Tot slot. Wat zeg je in het Oekraïens als je weggaat? Het woord voor doei klinkt zo:

Sterre Leufkens: до побачення. до побачення. до побачення.

00:29:35
Sharon Unsworth: Wil je meer weten over andere talen die door veel nieuwkomers worden gesproken? Luister dan naar eerdere afleveringen van Kletsheads waar onze Taalgids je meer vertelt over onder andere het Syrisch Arabisch, het Tigrinya, het Pools en het Turks, en in de laatste aflevering van dit seizoen komt ook de Afghaanse taal Pasjtoe erbij. Nu terug naar mijn gesprek met Marieke.

00:30:06
Sharon Unsworth: Oké, dus we hebben nu vooral gehad over hoe gaat het in het begin en hoe pak je dat aan? Nou zit onze Bulgaars kindje op school en zit een tijdje op school. Hoe lang duurt het om het Nederlands te leren? Dat die vraag krijg ik ook heel vaak, dus ik denk..

00:30:21
Marieke Postma: Je verwacht van mij hét antwoord.

00:30:26
Sharon Unsworth: Ik stel hem nu aan iemand anders.

00:30:26
Marieke Postma: Heel goed. Nou, de vraag is natuurlijk ook wat bedoel je met goed Nederlands hè? D’r zijn wetenschappers die zeggen, duurt ongeveer vijf jaar om de taal te leren. Maar ik ben zelf soms al verbaasd wat kinderen na drie weken al kunnen zeggen. Dat ik ga naar de bus, ik ga naar de wc, juf, ik snap het niet. Ach, denk ik, ik ben echt onder de indruk, heb het nog maar over drie weken, dus ja, ik vind het vooral belangrijk nou dat die kinderen zich fijn voelen en dat je ziet hé, d’r blijft een ontwikkeling gaande en dus het goed Ne- beheersen van het Nederlands. Nou, dan vaar ik op die wetenschappers prima vijf jaar. Ik zie dat heel veel kinderen na 30 weken, 40 weken in zo’n speciale klas het heel goed kunnen begrijpen waardoor ze naar een andere klas kunnen doorstromen dus ik hanteer meestal na grofweg een jaar zie je dat heel veel kinderen heel goed uit hun woorden kunnen komen en mee kunnen draaien in een reguliere klas.

00:31:21
Sharon Unsworth: Oké, duidelijk, en als je zelf een nieuwkomers gezin wilt helpen, bijvoorbeeld omdat je zelf een gezin opvangt dat wordt nu ook vaak gedaan met de vluchtelingen uit Oekraïne of omdat er een nieuwkomers gezin bij jouw kinderen in de klas komt. Nou ja, gezin komt niet in de klas, maar je snapt wat ik bedoel. D’r is een nieuwkomer in de klas van je kinderen? Is er iets dat je zelf zou kunnen doen?

00:31:45
Marieke Postma: Nou ten eerste, moedig ik dat natuurlijk aan, niet per se dat je mensen in huis neemt. Ik bedoel das bewonderenswaardig, maar ik bedoel vooral, stel, jij bent zelf nou een moeder met drie kinderen in verschillende leeftijden en d’r komt ook een nieuwkomersgezin die hier misschien net nieuw in Nederland komt. Nog niet zo’n groot netwerk waarschijnlijk als jou. Dus ten eerste moedig ik aan, wat geweldig als je contact gaat maken, al is het is maar gewoon voor het spelen dat die kinderen leren, je mag bij ons thuis spelen. Nou en ook leuk als die kinderen een keer daar kunnen spelen, dat je dan als ouder ook mee ga denken: Hé, waar is bij hun in de buurt een speeltuintje? Wat zijn dingen met mijn ogen die ik gevaarlijk vind, zodat je die ouder daar een beetje op weg in kan helpen. Dus als je in Nederland geboren bent of in ieder geval heel veel jaren woont, heb je een immens groot netwerk, ook al ben je daar niet altijd van bewust, want je kan wel denken, ik heb eigenlijk niet zoveel vrienden, maar niet alleen een netwerk is vrienden, je weet ook de weg naar de supermarkt, zonder enig probleem, je snapt, als dit hier niet is, ach, dan ga ik daarheen je je hebt zoveel kennis, je weet de weg richting een gemeentehuis en wat je daar kan. Dus al dit kennis valt binnen dat netwerk. Dus alleen al het delen van dat netwerk met die andere ouder en het helpen, wat hebben die kinderen nodig? Hoe komen ze op een voetbalclub? Hoe werkt dat? Dat helpt immens. Dat is relatief gezien een vrij kleine moeite.

00:33:16
Sharon Unsworth: Ja. Oké, goeie tip, en ik denk ook dat ja, als kinderen ook met elkaar spelen buiten school om. Dat is natuurlijk ook heel erg goed voor de voor de Nederlandse taalontwikkeling van de kinderen.

00:33:26
Marieke Postma: Maar voor alle ontwikkelingen natuurlijk Sharon.

00:33:27
Sharon Unsworth: Ja, voor alle ontwikkeling.

00:33:28
Marieke Postma: Want ik bedoel, nou, het gaat om alles, het gaat om gewoon plezier hebben, iets met andere dingen doen, uitgedaagd worden, ook na schooltijd, dat je iets nieuws leert, hoe gaaf is het wel niet klauteren een boom, wat kan wel, wat kan niet? Ja, natuurlijk eens Nederlands spreken op verschillende plekken, niet alleen op school, maar ook vooral naar andere plekken toe. Dus als je de kans hebt om een kind op sleeptouw te nemen, ja, doe het.

00:33:53
Sharon Unsworth: Ja, nou heel mooi, en je zei net: ja, het gaat om veel meer dan het leren van het Nederlands en het leren van Nederlands is natuurlijk heel belangrijk om te kunnen functioneren op school en daarbuiten, maar komt veel meer bij kijken als het gaat om de ontwikkelingen en welbevinden van nieuwkomerkinderen. Hoe wordt dat aangepakt? Dus dat idee, ja, dat ze ja, veel hebben meegemaakt in een jonge leven. Waar moeten leerkrachten opletten als het gaat om het welbevinden van deze kinderen?

00:34:21
Marieke Postma: Al die kinderen waar we het nu over hebben, die hebben minimaal een landsverhuizing meegemaakt. Ze waren in één land en ze gingen naar een ander land en soms gingen ze daar tussen wel ook nog in allemaal andere landen wonen. Maar meest simpele is, hè, dat Poolse kind waar we het eerder over hadden, die wordt gewoon door eigen ouders opgehaald, naar Nederland. Nou, dat is bijna zo veilig mogelijk als je een land verhuizing kan meemaken met je eigen ouders en geen oorlog, en dan nog is dit nogal wat. Wat we heel veel zien, is dat, nou in de eerste hè, in eerste begin, als het kind helemaal geen Nederlands kan en het kent niemand. Nou is natuurlijk allemaal heel spannend. Dus dan als leerkracht is je rol om dat kind heel prettig te laten voelen en deel van de groep te laten voelen en zorgen dat de groep dat kind overal bij betrekt. Nou, daar zijn leerkrachten heel goed in, dus dat moet je vooral eerst doen. Maar je zult ook zien, hé, dat kind, dat blijft groeien en dat gaat lekker mee met rekenen, met het leren van de taal en dan wat we zien dat op een gegeven moment, dan kan dat kind een heleboel in het Nederlands, die snapt een beetje hoe het werkt en die denkt dan: wat doe ik eigenlijk in dit land? Waar zijn al mijn vrienden en familie? Ik mis dat. Ik vind de Nederlandse grapjes helemaal niet leuk. Ik hou van de Poolse grapjes dus hé, in heel veel aandacht is er in dat eerste jaar voor dat kind, want het spreekt nog niet goed Nederlands, het kan nog niet goed meekomen, oh lukt dit. Maar ik wil ook vooral zeggen na dat eerste jaar is het niet over. Ergens en ik denk ook, zelf heb ik ook een kind opgegroeid in Spanje, woont bij mij. Nou en na twee, drie jaar zei Johar, ik ga terug naar Spanje, dan maar geen ouders daar, want ik vind het daar veel leuker. Ik vind het eten lekkerder, hou van de zon, stom land, Nederland. Nou, Johar is weer terug, maar dit is wel, wetenschappers noemen dit sense of belonging, maar dat je ergens niet helemaal thuis voelt, daar moet echt wel aandacht voor zijn. Blijf dat kind aanhaken, geef het de ruimte, heb aandacht in de les voor dat land van herkomst, niet alleen in dat eerste jaar, maar blijf dat doen. Gewoon refereer daar af en toe aan, al is het maar iets kleins dat helpt het kind enorm.

00:36:34
Sharon Unsworth: Ja. Als kinderen dan ook uit een oorlogsgebied komen of daar eigenlijk veel meer mee hebben gemaakt dan alleen dat verhuizing, die verhuizing?

00:36:46
Marieke Postma: Dan, kijk, voor ieder kind is het dat de, hoe zeg je dat, hè, de boog kan niet altijd gespannen staan. Dat leren van die Nederlandse taal en steeds in die klas zitten is ontzettend vermoeiend. Denk maar zelf, stel, je zit twee dagen in een land waar je de taal niet beheerst. Nou, ik heb een poosje in Laos gewoond met een ander schrift en ook de eerste paar weken kon ik bijna niks verstaan en dan zat ik in lange vergaderingen en dacht ik is het eindelijk eens afgelopen, want ik snap hier niks van en dan ga je tekenen en zo en andere dingen doen. Dus dat hebben die kinderen natuurlijk ook. Dit is ontzettend vermoeiend. Dus de kunst is dat de leerkracht goed steeds afwisselt tussen spanning en ontspanning. En nou, als een kind vier, vijf jaar is, vinden we dit in Nederland heel normaal, want die gaan af en toe even in de bouwhoek en dan weer even een werkje tekenen en dan weer even in de huishoek en dan weer figuren namaken of zo. En maar dit is net zo belangrijk voor een kind van elf-twaalf jaar, ook die de ruimte geven. Ga even met Kapla, ga met de LEGO en dan weer even in een boekje werken. Dus dat afwisselen tussen spanning en ontspanning dat is heel belangrijk. En als je dan zegt, hè kinderen met trauma’s nou, dan kunnen we van alles optuigen met allemaal specialisten en ik zeg niet dat dat niet moet, maar ook gewoon die hele eerste periode, een duidelijke structuur en een goeie afwisseling tussen spanning en ontspanning zie ik dat heel veel kinderen dat hun goed doet.

00:38:12
Sharon Unsworth: Ja. Oké, heel duidelijke, concrete tips. Heel fijn. Je daarnet over dat het ook belangrijk, even belangrijk was voor elfjarige als vierjarige om die afwisseling te hebben tussen spanning en ontspanning. Natuurlijk zijn er ook grote verschillen tussen kinderen die eigenlijk bijna aan het puberen zijn, en kinderen die kleuters ook, omdat ze zelf zoveel verder zijn in hun emotionele en ook in hun talige en hun cognitieve ontwikkeling. Hoe hoe pak je dat aan als je, ja, nou, ja, ik kan me voorstellen vanuit perspectief van een kind: je je komt op een school, je bent elf jaar oud, je kunt eigenlijk heel veel. Je was eigenlijk best goed op school en ineens, ja, kan je niks meer.

00:38:57
Marieke Postma: Dit is echt een heel, heel goed punt Sharon, want dit is best lastig, want ze starten met Nederlands. Dus je kan bedenken, hè, als een kind al wel wat kleuter ervaring heeft in eigen taal, dan denk je, oh, dit kind start soort op groep drie niveau, hè met het leren van de taal. Maar inderdaad, als je bij die elfjarige niet op past, zou je zomaar kunnen blijven hangen in dat groep drie niveau, terwijl dat kind is misschien heel erg geïnteresseerd in wereldoriëntatie, heeft specialistische kennis over iets van biologie of iets van dieren. Dus het is heel goed om d’r achter te komen, waar liggen die interesses en wat is het niveau van het kind in het land van he, in de taal van het land van herkomst? En dan te bedenken, hoe pak ik dat er toch bij? Nou, da’s een hele leuke uitdaging! Je moet het zeker aangaan als leerkracht, maar en dat is steeds aftasten als je een onderwerp hebt, hè, wat wat je gaat bespreken steeds denken welke kinderen heb ik in mijn groep en wie heeft welke kennis? En hoe ga ik dit aanvliegen op welk niveau en in welke taal? Want niet alles hoeft dat kind te doen in het Nederlands, behalve dat het gigantisch vermoeiend is, alles in het Nederlands. Stel je gewoon voor dat je denkt: hé, dit gaat het kind doen hè, in z’n eigen thuistaal en gaat daarna, nou geen idee. We noemen weer even die kikkercirkel. Nou, is dat niet zo, hé, voor dit kind van elf jaar, die al lang naar school is geweest, is dit misschien helemaal niet zo leerzaam maar laten we dat even nemen, want das het eerste wat mij te binnen schiet en dat je gewoon zegt, ja, dat kind, omdat ie geen maatje heeft in de klas om hiermee te sparren, gaat ie dit zelf op internet achter komen. Gaat een verslag of iets daarover schrijven in z’n eigen taal, maakt daar de plaatjes bij. Is als we kijken wat het kind daarvan op doet, qua kennis net zo interessant en leerzaam en het daagt het kind toch uit.

00:40:47
Sharon Unsworth: Ja

00:40:48
Marieke Postma: En dan is het wel. Dus dit is steeds de kunst, hoe vlieg je dat aan? Hoe doe je dat? Wij hebben op onze LOWAN site, hebben we pagina voor meertaligheid en daar zijn wat filmpjes en tips hierover. Omdat moet inderdaad echt wel steeds. Nou, het blijft kijken naar het kind, het is niet hetzelfde voor iedereen, maar dan heb je in ieder geval een paar filmpjes gezien dat je denkt: hé, hier kan ik misschien iets mee.

00:41:11
Sharon Unsworth: Ja. Oké. Gaan we ook de link naar in de shownotes zetten. Je had het net over het is belangrijk dat de kinderen uitdaging hebben, maar lijkt mij ook belangrijk dat ze ook een beetje kunnen ja, pronken kunnen laten zien van ik kan, weet je, misschien snap je niet wat ik zeg, omdat ik niet zo goed Nederlands kan, maar ik kan veel meer.

00:41:30
Marieke Postma: Ja, nee, dus wat ik weet wel, we hadden in de klas hadden we allemaal hoe noemden we dat? Wodka’s noemden we dat toen. Hoe noem je dat nu? Gewoon dat kinderen filmpjes thuis maken, maar die even editen?

00:41:42
Sharon Unsworth: Oh, eh vlog?

00:41:46
Marieke Postma: Oh, ik denk, ja, vloggen sorry.

00:41:48
Sharon Unsworth: Ik dacht dat je wodka zei, ik dacht wat?!

00:41:52
Marieke Postma: Ach, ja, wat die elfjarigen qua culturele integratie wel niet bij ons doen op school. Ja, wodka drinken met z’n allen. Nee, dus dat kinderen vlogs hadden gemaakt. En toen was het ook heel gaaf dat één kind, die eigenlijk nog maar twee weken binnen was. En nou, ik sta dan op een nieuwkomersklas, hè, dus allemaal kinderen uit andere landen. Maar dat kind was nog maar twee weken binnen. Dus iedereen dacht hè, nou, soort van babyachtig hè, iedereen is elf, maar gewoon, het is een nieuwkomer dus die moeten we nog alles leren en die kwam met een strak geëdite vlog, als je dan hebt over shinen dit was echt een shine moment en dat ging niks over hè hoe die het nou had ingesproken want dat was helemaal niet zo relevant, maar iedereen was hevig onder de indruk hoe dit in elkaar zat.

00:42:32
Sharon Unsworth: Leuk! De nieuwkomers komen natuurlijk uit alle hoeken en streken van de wereld en brengen natuurlijk een eigen cultuur met zich mee en dat kan nogal an zijn dan de Nederlandse cultuur. Hoe? Hoe ga je om met deze verschillen? En vooral, denk ik, ook in niet alleen in de klas, maar ook met communicatie met ouders, heb je daar tips voor?

00:42:51
Marieke Postma: Oh ik dacht eerst gelijk aan eten.

00:42:54
Sharon Unsworth: Oh, na!

00:42:56
Karolina: Ik vind zelf, eten is zo belangrijk en ook ik weet heel goed, ik heb zelf twee jaar in Malawi gewoond, Oost-Afrika en daar eten ze allemaal nsima, van maïsmeel, een een soort grote klont. Nou, op een gegeven moment vind je die nog lekker ook. Maar week één denk je wat is dit eigenlijk? Maar toen ik at rijst elke dag hè rijst en brood, dus ze moesten steeds om mij lachen. Hoe kan jij daar nou op leven want ik kwam toen eigenlijk hè schoon uit Nederland, ik was nog niet echt gewend om in een ander land te wonen. Dit was voor mij toen een grote eyeopener hoe belangrijk het eten was, want ze zeiden ook steeds oh, ik kan nog niet voetballen, ik ben nog niet sterk genoeg. Pas als ik mijn nsima op heb. Dus nou, soms heb je toch van die eyeopener momenten. Dit was er toen één voor mij en die heb ik meegenomen hè, als één van de vele eyeopeners ook naar het onderwijs dat ik heb gezien in de school waar ik les geef. Het is zo belangrijk dat het eten mee komt. Dus dat je een oven en een microwave op school hebt en dat je kan zeggen: hé, als jij je roti, je curry, je wat dan ook maar wil eten, dat is geen probleem, maak het hier warm in je oven of microwave dan ga je dat eten. En ik merk, als je dat niet zegt in een intake met ouders, dat ouders voelen hè, terwijl je dat niet zegt, maar die denken ik moet in Nederland brood meenemen, want dat doet iedereen en ik zie gewoon dat kinderen zich heel prettig voelen, dat ze hun eten waar ze aan gewend zijn, mee kunnen nemen.

00:44:27
Sharon Unsworth: Ja, ook een heel mooie, leuke, concrete tip. En ja, oven, magnetron is niet zo duur dat kan je gewoon aanschaffen op school. Nou, je hebt al veel concrete tips gegeven. Heb je misschien wel do’s en don’ts voor leerkrachten die nieuwkomers krijgen in een klas.

00:44:44
Marieke Postma: Nou, ik heb dat maatje al echt genoemd, hè. Ik zal wel zeggen, kijk, ik ben hè, naast dat ik op school werk, maak ik me hard voor LOWAN dat netwerk van allemaal nieuwkomerscholen. Ik zou wel zeggen, het is wel veel makkelijker en voor het kind zelf, hè om zich thuis te voelen in zo’n nieuwkomersklas en ook daar is zoveel expertise. Dus als het ver weg is van jou, ga daar expertise halen en is het dichtbij, zou ik zeggen, laat dat kind daarheen gaan, want ik merk dat de ons- de schouders zakken, dan naar beneden, ze voelen zich ontspannen. Ah, niemand spreekt hier perfect Nederlands. Nou, dus dat is wel mijn eerste dat ik denk, ja, vergeet dit niet, vindt ook het wiel niet opnieuw uit, denk niet, oh, d’r is dus niks, d’r is al zoveel materiaal en zoveel expertise. Dus zoek of op of een nieuwkomersschool bij jou in de buurt of kijk op de LOWAN. site, want er is al heel veel gemaakt. Dan concrete tips. Nou, wat ik zelf heel veel gebruik, omdat ik weet ook niet alle culturele feesten en eten is heel belangrijk, maar bepaalde feestperiodes zijn ook heel erg belangrijk. Dus ik kijk elke week even op beleven.org/feesten, om even te checken hé, wat zijn de feesten en belangrijk momenten in de komende twee weken en daar staat het heel mooi opgenoemd vanuit alle landen. Gewoon iets wat je een soort routine voor jezelf kan maken, mee kan nemen in je weekkalender in je schoolteam. Nou, dan vind ik het zelf heel erg leuk, maar ik ben ook verzot op boeken, om een meertalig bibliotheek op te zetten, samen met ouders. Het is echt een feestje om dit samen te doen met ouders die ook een andere taal, ten eerst, hè, die een andere thuistaal hebben dan het Nederlands. Want ten eerste maakt dit het makkelijk: je geeft iedere ouder een budget van 100 euro. Je zegt: ga op bol.com zoeken of op Amazon, zoek de boeken die jij denkt die leuk zijn, het liefste met een harde kaft en ze komen allemaal binnen. Ouders hebben d’r heel veel lol in, wow, die voelen net alsof het een cadeau is, terwijl het is gewoon voor je schoolbibliotheek, maar ik merk daardoor zijn de ouders betrokken, zijn daardoor ook nieuwsgierig welke boeken zijn d’r in de andere taal? Daardoor gaan kinderen ook eerder meekijken. En, nou ja, ik geniet van het proces en het resultaat dat er komt. Dus ja, ik zou echt zeggen, dat is gewoon zo’n inkoppertje voor ouderbetrokkenheid, kinderen naar de bieb krijgen, ouders die ze uit zichzelf gaan voorlezen omdat ze weten welke boeken d’r zijn. Nou, het maakt je werk heel makkelijk en heel leuk daardoor.

00:47:18
Sharon Unsworth: Mooi, heel mooi, dat zijn heel veel do’s. Is er iets waar je zegt nou, doe dat vooral niet?

00:47:25
Marieke Postma: Nou ja, ik denk wel een aantal dingen. Doe dat vooral niet. Ik kom soms. Ik mag ook op naar scholen toe als daar kinderen zitten die nieuw in Nederland zijn om mee te kijken hè, hoe pakken ze het aan? Of die leerkrachten zeggen, help, ik weet niet wat ik moet doen. En dan soms zie ik dat dat inderdaad, dat kind er maar een beetje bij bungelt. Die zit daar, kijk, ik noem de eerder in Terhorne starten ze in die kring met dat Bulgaarse kind, dag één. Maar die kring draait ook om dat kind mee te introduceren en een groepsspel te doen, maar ik zie in heel veel groepen, zie ik een grote kring met kleuters en daar zit dat ook dat ene kind bij die de taal nog niet beheerst. En dan is eigenlijk mijn tip: haal dat kind uit die kring, ook natuurlijk met twee, drie andere kinderen, laat die lekker ondertussen in de bouwhoek of in een huishoek iets doen waar ze lekker veel lol in hebben, of splits de kringen in tweeën, dat de kringen veel kleiner zijn. Maar dit is nou meer een oefening in voor dat kind om stil te zitten en te doen zoals d’r waarschijnlijk wordt verwacht om dat te begrijpen. Daar worden dan die kinderen heel goed in. Oh, ik denk, de juf verwacht dat ik hier dit hele drie kwartier op mijn stoel blijf zitten en niks zeg en dat daar wordt dat kind dan heel goed in. Nou, daar willen we toch kinderen niet in trainen, als we nou denken, wat willen we? We willen individuele wezens die leren hun mening te uiten en zich veilig voelen en prettig. Dus dit is het omgekeerde daarvan. Nou, dat wil ik niet dat het kind erbij bungelt. Ik wil dat het kind zich prettig voelt en veilig voelt. En nou, dat, dat is een heel veel situatie, steeds anders. Dus ja, dit is ook waarom ik zo actief ben in nieuwkomersonderwijs. Ik vind dit zo leuk, je moet nieuwsgierig blijven, je moet blijven nadenken. Ah, wat, hoe zit het met deze ouders? Wat vinden die belangrijk? Wat vindt dit kind leuk? Oh hoe gaan we dit nou weer doen? Nou. Ja, dat is belangrijk, dus dat is eigenlijk een tip. Durf buiten je eigen kaders te stappen. Soms doe je gewoon iets en denk je weet ik ook niet of dit zo’n goed idee is, maar dat gaan we gewoon eens even testen.

00:49:30
Sharon Unsworth: Dat was het voor deze aflevering van Kletsheads. Ik wil Marieke heel graag bedanken voor het fijne gesprek en ook dat de tijd heeft vrij willen maken in haar drukke agenda om met ons te komen praten. Veel dank ook aan de Karolina voor het inspreken van de Oekraïense woorden. Wil je meer weten over het nieuwkomersonderwijs? Kijk naar de website van LOWAN dat is de landelijke organisatie voor de ondersteuning van het onderwijs en nieuwkomers, waar Marieke ook voorzitter van is. Daar vind je heel veel tips en materialen over het nieuwkomersonderwijs in het algemeen, maar ook in het bijzonder voor vluchtelingen uit Oekraïne. Een andere bron van informatie en inspiratie op dit gebied is het EDINA-Project. Edina schrijf je e d i n a. Op hun website edinaplatform.eu vind je een hele toolset die je als coördinator, directeur of school, begeleider kunt gebruiken om je team op een positieve manier te leren omgaan met de uitdagingen die het nieuwkomers onderwijs met zich mee kan brengen. Luister je liever dan naar een wedstrijd gaan? Dan raad ik heel graag de Taal & Teach podcast aan. Alle links staan in de schownotes, dus de beschrijving van deze aflevering, die je in je podcast heb of op de website vindt.

00:51:00
Sharon Unsworth: Wij zijn er weer over twee weken met een nieuwe aflevering, daar gaan we het hebben over het opgroeien met twee talen die veel op elkaar lijken. En in het bijzonder over meertalig opgroeien in Friesland. Ook deel ik weer een nieuw Kletsinkoppertje, een concrete tip die je meteen en makkelijk in kunt zetten om een succes te maken van de meertaligheid in jouw gezin, klas of praktijk. Tot dan.

00:51:28
Sharon Unsworth: Wil je meer weten over Kletsheads? Ga dan naar http://www.kletsheadspodcast.nl. Daar vind je ook meer informatie over deze aflevering. Wil je geen aflevering missen? Abonneer je dan op Kletsheads via je favoriete podcast app. Kletsheads vindt je ook op Facebook, Twitter, Insta en LinkedIn. Onze naam @kletsheadsNL. Ken je iemand die de podcast misschien leuk vindt en die hem nog niet kent? Dan zou ik het heel fijn vinden als je hem zou delen. Bedankt voor het luisteren en graag tot volgende keer.

Dit transcript is gegenereerd met behulp van amberscript.nl en gecheckt door Aniek Ebbinge.

Comments are closed.