00:00:09
Sharon Unsworth: Welkom bij Kletsheads. De podcast over meertalige kinderen. Mijn naam is Sharon Unsworth, taalwetenschapper aan de Radboud Universiteit Nijmegen en moeder van twee meertalige kinderen. Daar zijn we weer met een nieuwe aflevering van Kletsheads. Dit keer horen we weer van onze Taalgids Sterre Leufkens. Zij vertelt je meer over het Riffijns, een Berber taal uit Marokko, die ook veel wordt gesproken hier in Nederland. In Vers van de Pers vertel ik jullie over het lockdown project. Een project over de gevolgen van de pandemie op meertalige gezinnen. Daar komen heel interessante dingen uit als het gaat bijvoorbeeld om het thuisonderwijs en we beginnen met een gesprek over meertaligheid in de bibliotheek met leesmediacoach Toos van den Beuken. Door met de podcast.
00:01:12
Let’s Klets!
Toos van de Beuken: Mijn naam is Toos van de Beuken. Ik woon in Horst, Noord-Limburg en ik werk als leesmedicoach in de Bibliotheek Helmond-Peel, Zuidoost Brabant.
Sharon Unsworth: En wat doet een leesmedia coach?
Toos van de Beuken: Nou, ik ben als leesmedia coach aan een aantal scholen verbonden en die probeer ik te ondersteunen op het gebied van leesbevordering, digitale geletterdheid en cultuureducatie en daarbij richten we ons op de leerlingen, maar ook op leerkrachten en ook op ouders. Ja, dat kunnen heel uiteenlopende activiteiten zijn.
Sharon Unsworth: Kun je een concreet voorbeeld geven, want ik denk, als je niet in de Biebwereld zit of in het onderwijs, dat je dat misschien moeilijk om je voor te stellen wat dat precies inhoudt.
Toos van de Beuken: Ja, nou, in de richting de leerlingen betekent dat dat je in de klas komt en kinderen probeert te enthousiasmeren om om boeken te gaan lezen of om met kinderen over boeken te praten, hè, hun leesbeleving, daar kun je leerkrachten ook voor op inspireren eigenlijk om dat meer te doen met kinderen, om meer met kinderen te praten over wat ze lezen, om kinderen te helpen het juiste boek te kiezen. En richting ouders is het vooral ouders inspireren en ja vooral ook stimuleren om thuis voor te lezen, zolang het kind dat nog leuk vindt. Dus niet te stoppen bij in groep drie, maar doorgaan zolang als je kind het leuk vindt.
Sharon Unsworth: Ja. Totdat ze vervelende tieners worden.
Toos van de Beuken: Ja, dan op een gegeven moment.
Sharon Unsworth: Niks meer met je willen.. willen weten. Ja, ja, hoe heb je dan met meertaligheid te maken in jouw functie?
Toos van de Beuken: Nou, in in Helmond, maar zeker ook in de drie plattelandsgemeenten hè, Deurne, Asten, Someren, we zien toch wel dat de de samenleving steeds internationaler wordt. Als ik kijk naar de stad Helmond dan heb je daar van oudsher Turkse Marokkaanse bevolking, die er echt al jaren woont, en de afgelopen jaren zijn daar natuurlijk vluchtelingen bijgekomen, bijvoorbeeld uit Syrië of Eritrea, andere landen, maar zeker ook een grote groep Oost-Europese arbeidsmigranten en we hebben ook expats die in Eindhoven, Veldhoven, werken uit de hele wereld en ook bijvoorbeeld in Helmond komen wonen. Ja, en dat is een hele diverse groep met heel uiteenlopende culturen, wel een leescultuur of niet en vooral de omvang heeft mij eigenlijk verbaasd toen ik op een gegeven moment via een bijeenkomst van de gemeente hoorde dat een kwart van de Helmondse kinderen tot twaalf jaar opgroeide met een NT2-achtergrond. Dus voor deze kinderen, voor een kwart van de kinderen is Nederlands de tweede taal.
Sharon Unsworth: Aha.
Toos van de Beuken: En toen dacht ik van oh, het gaat echt niet om een handje vol kinderen, maar om ja, in ons geval even kijken, 3000 kinderen, ja, 3000 kinderen in Helmond alleen al en ik realiseerde me toen ook dat wij als bibliotheek heel erg eenzijdig gericht zijn op de Nederlandse taal en cultuur. En ja, daar mag wel wat verandering in komen. Dus ik ben binnen de bibliotheek min of meer een aanjager geweest om dit te agenderen, vorig jaar ook richting het onderwijs, omdat wij een webinar hebben georganiseerd over het thema meertaligheid voor het onderwijs, hè, voor de kinderopvang. Dat hebben we ook geprobeerd om daar verandering in te brengen door het aanbieden van een anderstalige collectie. Die was er al voor kinderen in Helmond, Turkse en Arabische boeken, Engels ook, Engels vooral, dat was er dan wel en die is uitgebreid met andere talen. Maar die is ook vernieuwd en ook door de doelgroep, en dan in dit geval specifiek de Poolse doelgroep, op te zoeken om binnen die doelgroep een aantal mensen aan ons te verbinden met wie wij graag in gesprek gaan, om van hun te horen wat zij nodig hebben van de bibliotheek en door met hen samen activiteiten te ontwikkelen voor, ja, voor de Poolse mensen in dit geval.
Sharon Unsworth: Ja. Heel mooi, ja.
Toos van de Beuken: Ja, dat is een hele ontwikkeling geweest. Maar het is ook echt work in progress zeg ik steeds. Je komt steeds een stapje verder, want je merkt ook dat dit voor de hele organisatie iets betekent.
Sharon Unsworth: Wat bedoel je daarmee?
Toos van de Beuken: Nou, als het gaat om de de Poolse ambassadeurs, zo hebben wij ze genoemd, hé, dus het zijn toevallig dames die waar wij mee in gesprek zijn van, ja, wat zouden jullie van de bibliotheek willen? Zij kwamen meteen met de vraag naar Poolse boeken voor volwassenen.
Sharon Unsworth: Aha.
Toos van de Beuken: En dan heb je dus binnen de organisatie de mensen nodig die voor de collectie vorming zorgen. Zij gaven ook aan wij zouden graag willen voorlezen in de Poolse taal voor onze Poolse kinderen. Ja, en dan heb je dus een programmamedewerker nodig die dat kan organiseren. De mensen die in de bibliotheek staan, die moeten ook van dit alles op de hoogte zijn, die moeten het belang hiervan zien. Hé, van waarom organiseer je dit? Dat deze mensen zich ook welkom voelen in de bibliotheek.
Sharon Unsworth: Hoe doe je dat dan?
Toos van de Beuken: Ja, dat doen we toch door alle collega’s in dit hele verhaal mee te nemen om ze hiervan te doordringen dat dit ook bibliotheekwerk is en dat het belangrijk bibliotheekwerk is. Dat mensen zich vooral welkom moeten voelen en dat wij ons open moeten stellen voor, voor mensen met een andere achtergrond, op hun gemak stellen, zo goed mogelijk proberen te helpen hè. Het gevoel geven van bibliotheek is ook voor jou. Ja dus, en en ook mensen van communicatie heb je hard nodig om wat je organiseert om dat ook bij de doelgroep bekend krijgen. Ja, zo heeft iedereen in de organisatie daar toch een belangrijke rol in.
Sharon Unsworth: Ja, dus echt heel veel samenwerking, communicatie onder de medewerkers in de bieb maar ook samenwerking met, ja, de gemeenschap die je graag wil betrekken. Ja, veel aantrekken, want de bieb doet, is veel meer dan een plek waar je boeken kunt halen. Dat heb ik de laatste jaren steeds meer geleerd. Hoe meer ik in de bibliotheek kom in in het land en zeker met wat wij doen in Nijmegen met Kletskoppen Kindertaalfestival en dat is vindt plaats in de bieb. Ja, en dus heel mooi dan om te zien dat jullie gewoon iedereen willen verwelkomen. Kun je ons een beetje vertellen over hoe het is gegaan, hoe het is ontvangen en de activiteiten die jullie hebben gedaan?
Toos van de Beuken: We hebben in, even kijken, 2020 hebben we een Pools voorleesfeest georganiseerd. Ja, dat was voor kinderen vanaf vier jaar en toen hebben we dus één van onze ambassadeurs heeft toen in het Pools voorgelezen. Ik heb zelf toen een tekstloos prentenboek laten zien. Hé, je moet je voorstellen, we zaten buiten, want de groep was te groot om binnen te ontvangen dat had nog te maken met de coronaregels, hè, je mocht niet meer dan 30 mensen binnen ontvangen en we, we waren net met met meer dan 30 mensen, dus we zaten buiten. Die kinderen vooraan, de ouders erachter, en ja, door het laten zien van een tekstloos prentenboek en en deze kinderen, die konden al behoorlijk Nederlands. Want ik kan me nog herinneren dat ik een plaatje had van twee muizen die een taart wegpakken en toen vroeg ik aan die kinderen: wat gebeurt hier? En toen zei één van die kinderen: “die muizen kapen de taart”. Echt heel mooi. Ik zei ook van: wow wat een bijzonder woord, hé, ze kapen de taart, ze pakken de taart weg. Dus je zag wel dat die kinderen toch heel snel die Nederlandse taal eigen maken. Maar dat Poolse voorleesfeest, ja, dat was echt ontzettend leuk en dat had eigenlijk een vervolg moeten krijgen in het reguliere programma. Maar, ja, vanwege corona is dat niet gelukt in Helmond, in Someren wel. Daarnaast hebben we voor ouders met net wat jongere kinderen tussen nul en vier hebben we bijeenkomsten georganiseerd. Die hebben we Poolse peuterpret genoemd en via de welzijnsorganisatie ben ik in contact gekomen met een jonge Poolse moeder die samen met mij die bijeenkomsten voorbereidt en uitvoert. Dus de bijeenkomsten gaan dan vooral in het Pools en het zijn mooie voorbeelden van hoe je met zo’n activiteit deze mensen de drempel over help, helpt van de bibliotheek. Ook de bibliotheek benut als een plek waar je kunt samenkomen want het is ook echt een plek waar deze moeders met hun jonge kinderen elkaar dan ontmoeten, hè, het is een gezellige, gezellige bijeenkomst, waarbij we dan toch ook iets van taal voor die kinderen brengen, een verhaal voorlezen op een leuke manier. Vaak d’r is er ook nog een thema aan gekoppeld dat er in het Pools wat informatie wordt gegeven, bijvoorbeeld over het Nederlandse onderwijs, peuterspeelzaal, de laatste keer hadden we het over bewust mediagebruik voor jonge kinderen naar aanleiding van de Media Ukkie Dagen. Ja, dat is ook een een voorbeeld van hoe we ons als bibliotheek open willen stellen voor mensen met een andere taal en cultuur, om samen te komen, om ze toch mee te geven dat het belangrijk is om thuis met taal bezig te zijn, en dan vooral in hun eigen taal of in de taal die ze het beste spreken. Het vertrouwen geven dat dat goed is en dat vooral ook stimuleren dat ouders veel met hun kinderen praten. Want als ze veel woorden, hè, of taal verwerven in hun moedertaal, in hun eerste taal, leren ze makkelijker de Nederlandse taal als tweede taal.
Sharon Unsworth: Ja, nou, dat klinkt heel leuk. Ik denk als je een Poolssprekend gezin bent in Helmond, dan dan bof je. Maar hoe zit het met de andere talen? Hebben jullie daar plannen voor of zijn jullie daar al mee bezig?
Toos van de Beuken: Ja, kijk, de, de opdracht was om een dienstverlening, noem ik het maar even hé voor de Poolse mensen ja te ontwikkelen, samen met de Poolse mensen. Ja, de de ervaring die we daarmee opgedaan hebben, daarmee zou je natuurlijk de volgende doelgroep ook kunnen benaderen. We hebben op een gegeven moment er zijn twee Chinese dames bij ons gekomen. Die wil de graag een Chinees voorleesuurtje in de bibliotheek invullen. Je hebt natuurlijk nu de Oekraïense vluchtelingen, d’r zijn nog tal van doelgroepen die die je ook zou willen benaderen. Ja, en dat, ja, dat is zeker wel de bedoeling. Hé, dus de manier waarop we dit gedaan hebben, heeft ons wel geleerd dat je als bibliotheek echt iets kunt betekenen voor deze mensen. Ik moet ook even het voorbeeld noemen van die pose vrijwilliger, waarmee ik dus die activiteit heb gedaan. Ik heb haar ook gevraagd of zij mee wil helpen met het inwerken van de Poolse boeken voor volwassenen. En toen liet ik haar die boeken zien. Die zaten dus nog in dozen. En zij werd zo blij, hè, ze werd zo blij toen ze dat zag en ze zei: “waarom doen jullie dit?” Zij voelde zich zo gezien in haar Poolse komaf zeg maar, en toen zei ik van: ja, wij willen als bibliotheek iets betekenen voor alle mensen in de stad waar we iets kunnen betekenen. En en ja, daar is dit dan een voorbeeld van. Dus op zo’n moment voel je zelf ook van dat dit werk wat je doet, dat dit ook echt betekenisvol is en dat het goed is. En het gaat met kleine stapjes, maar het is wel belangrijk.
Sharon Unsworth: Ja. Zeker, heb je een gouden tip voor medewerkers van bibliotheken als het gaat om meertaligheid uit al jouw ervaringen nu?
Toos van de Beuken: Ja, ik ik vind toch het inzicht, het belang van die tweede taal en en dat je die moet erkennen, want dat dat een stukje van de identiteit is van iemand die in andere taal spreekt, dat is jarenlang een beetje, ja niet erkent. Als het ging om kinderen naar school, dan mocht er op school alleen maar Nederlands gesproken worden. De en die thuistalen, moesten de kinderen thuis laten. De ouders ook.
Sharon Unsworth: Is nog steeds vaak zo. ja, maar steeds minder.
Toos van de Beuken: Ja, maar het inzicht dat het in het van belang is voor het welzijn van het kind en zeker ook van de ouder dat die thuistaal er mag zijn, dat je dat erkent. Ja, zo is bij mij ook gegaan toen ik dat hoorde, van hoe belangrijk dat is. Ja, dan dan ga je daar anders naar kijken en dan wil je eigenlijk het mogelijk maken voor ouders om in hun eigen taal voor te lezen, hè, dus daardoor bieden we ook prentenboeken aan in andere talen, maar ook in de bibliotheek op school.
Sharon Unsworth: En wat is dat? Ik weet wat bibliotheek op school is, maar misschien kan je dat uitleggen.
Toos van de Beuken: Dat is ook trouwens niet bij alle bibliotheken hetzelfde maar in ons geval betekent het het dat wij een collectie boeken vanuit de bibliotheek op scholen plaatsen en kunnen kinderen die op school lenen om thuis te lezen of hem in de klas te lezen. En daar staan dus ook niet bij alle bibliotheek op school. Want dit is ook een proces, hè, waar we middenin zitten. Maar we hebben nu een school in een wijk Rijpenberg, waar veel Poolse gezinnen, maar ook Roemeense gezinnen wonen. Die heeft dat die school heeft een plan gemaakt, kansengelijkheid en de kracht van de moedertaal en zij willen bewust de thuistalen van de in.. van de kinderen inzetten in de dagelijkse onderwijspraktijk. Ze hebben een Poolse leerkracht aangenomen, een Poolstalige en een Turkstalige onderwijsassistent en zij worden begeleid door een onderwijsadviseur hoe ze dit, wat zij dus willen doen, hoe ze dat ook kunnen kunnen doen, en wij sluiten daar vanuit de bibliotheek bij aan, met een anderstalige collectie voor ouders om voor te lezen aan hun kinderen, maar ook voor de kinderen zelf, om hun eigen taal te blijven onderhouden. En het mooie is als we, als die collectie d’r staat, at hé, want die is nu in bestelling als die collectie er staat, dat wil en samen met het team nadenken van: ja, wat kunnen we nou met deze boeken doen, hè, van hoe kunnen we deze nou inzetten? Want alleen een collectie neerzetten is niet genoeg, is ook niet in de bibliotheek genoeg. Maar d’r moet iets gebeuren, een activiteit, voorleesactiviteit of een andere activiteit, waardoor je de mensen dus binnenhaalt en ook dan die collectie laat zien.
Sharon Unsworth: Ja, je moet weten dat het er is, hé, want anders.
Toos van de Beuken: En de tip is eigenlijk van ja, toen ik hoorde van deze school, ik denk nou, daar moeten we om, daar moeten wij bij aansluiten. Dus een tip voor de bibliotheekmensen zou zijn van kijk goed rond in je eigen werkgebied van wat speelt er? Ook van welke mensen wonen hier? Hé, voor mij was het echt een eyeopener om te zien dat er zoveel kinderen zijn waarvoor Nederlands een tweede taal is. En dan hoe divers die groep is en dat je ook voor elke elke situatie is uniek bijna.
Sharon Unsworth: Ja, we, we hebben het over meertalige kinderen, maar het ene meertalig kind is niet het andere natuurlijk. Als je nu luistert als ouder en je denkt goh bij mij op de bieb, ik zie niet echt meertalige boek of boeken in andere talen, bedoel ik. Heb je daar een tip van hoe hoe ouders dat zouden kunnen aanpakken?
Toos van de Beuken: Ja, ik denk gewoon vragen: hebben jullie ook boeken in een ander en in andere talen? Want ik moet eerlijk zeggen, als ik in een, in een groot stadsbibliotheek kwam, dan ga ik altijd kijken van wat hebben ze hier en ik zie ze vaak echt ergens weggestopt in een hoekje. Ja, en wij hebben ze een prominente plek gegeven, een groot bord ervoor boven boeken in andere talen. Dat mag nog best wel wat meer, ook om meertaligheid gericht ook aangeduid worden, hè, dus dat is ook nog, dat kan nog beter, maar ze staan niet weggezet in een hoekje. Dus het het zou zomaar kunnen zijn als een ouder ze niet vind in de bibliotheek en er naar vraagt dat ze d’r toch zijn. En het kan ook zomaar zijn dat ze d’r niet zijn. En dan zou je het kunnen vragen. Ja, van waarom niet? Of is er een mogelijkheid dat die boeken d’r toch komen? Je zou het altijd kunnen vragen.
Sharon Unsworth: En hoe? Hoe werkt dat bij een bieb eigenlijk? Wie beslist welke boeken d’r komen en hoe kan je daar invloed op uitoefenen?
Toos van de Beuken: Nou ja, kijk, dat is ook wel een ontwikkeling die wij als bibliotheek Helmond-Peel hebben gemaakt. Het is met kleine initiatieven begonnen en op een gegeven moment heeft onze directeur gezegd: “Wij vinden meertaligheid een belangrijk aandachtspunt” en dan staat het in het beleidsplan ja, het is toch belangrijk, want dat betekent dat niemand er meer omheen kan en dat iedereen in de organisatie d’r iets mee moet.
Sharon Unsworth: Ja, dus als je als ouder hiernaar luistert, eerste stap is gewoon vragen. Echt. Zijn die boeken daar? Zo niet, waarom niet? Is het een mogelijkheid? Ja, misschien dan met andere ouders van meertalige kinderen gaan praten en kijken en dat dat, ja. Ik denk als meerdere mensen om iets vragen, gaan anderen vaak sneller luisteren. Dus dan meer, maar goed, ja, oké. Nou, leuk en waar ben jij nu het meest trots op van alles wat je hebt gedaan?
Toos van de Beuken: Ja, dat je dat we stap voor stap een stukje verder komen, die activiteit die ik noemde, die Poolse peuterpret die ik samen met een Poolse vrijwilliger heb uitgevoerd. Ja, heel mooi om te zien wat het voor deze mensen betekent. We hebben daar ook een klein filmpje van gemaakt en die beelden, die beelden zeggen gewoon alles van hoe die moeders samenzitten hoe die kinderen bezig zijn, dat je ziet elkaar ontmoeten, bezig zijn met taal op een leuke manier, ja, daar ben ik wel trots op, ja, en ook hoe we aan kunnen sluiten bij die school die ik net noem, dat we daar toch vanuit de bibliotheek dan voor mijn gevoel echt van betekenis zijn en een bijdrage kunnen leveren. In het belang van deze kinderen en ouders ben ik ook trots op.
Sharon Unsworth: Ja, jaa terecht ook. Is dat filmpje ergens te zien, online of?
Toos van de Beuken: Ja, dat heeft op Facebook gestaan bij bibliotheek Helmond-Peel, maar dat is alweer een tijd geleden.
Sharon Unsworth: Nou ja, kunnen we misschien kijken of we hem terug kunnen vinden, dat we de link in de shownotes zetten?
Toos van de Beuken: Wat ik wel kan noemen, is als je gaat naar de website bibliotheekhelmondpeel.nl en je typt in het zoekscherm meertaligheid in en dan zoeken op de website. Dan kom je op onze speciale pagina over meertaligheid daar staat ook deze podcast genoemd.
Sharon Unsworth: Oh, wat leuk!
Toos van de Beuken: Daar staat ook een filmpje op naar het Pools Voorleesfeest. Ja, waar ik het in het begin over had. Dat was ook heel succesvol, ben ik ook trots op en we kunnen daar dat Poolse peuterpret filmpje ook nog wel bijzetten dus dan is het toch ergens te vinden.
Sharon Unsworth: Nou, dan zetten we link in de shownotes en dan kunnen mensen zelf naar op zoek gaan als ze dat zouden willen. Ik denk dat ik, dat er zijn veel veranderingen hè de afgelopen jaren denk ik rondom meertaligheid. Hoe ziet nu de toekomst uit voor meertalige gezinnen als het gaat om de bieb?
Toos van de Beuken: Ik hoop dat steeds meer meertalige gezinnen iets van hun gading zeg je dan, hé van ja, dat zij zich welkom voelen in de bibliotheek en dat er binnen de bibliotheek voor hun ook een mooi aanbod is. Het hoeft voor mijn gevoel niet zo heel groot te zijn. Ik heb ook in Amsterdam, in de OBA hé, dat openbaar bibliotheek, het huis van alle talen. Er staan van heel veel talen staan daar een kleine collectie boeken. Klein, maar fijn, klein. Maar fijn. Ja, ja, ik heb toch het idee dat zou ik ook graag bij in Helmond-Peel dus zien dat deze mensen, hè, met die in andere taal spreken, zich gezien voelen en welkom voelen in de in de bibliotheek.
Sharon Unsworth: Ja mooi!
Toos van de Beuken: D’r zijn initiatieven om ook met andere bibliotheken samen, om hier verder stappen in te zetten, om een taalvriendelijke bibliotheek te worden, naar voorbeeld van een taalvriendelijke school. Hè, wat betekent dat dan? Het is echt work in progress, je komt steeds een stapje verder.
Sharon Unsworth: Ja, heel fijn dat die stapjes genomen worden.
Toos van de Beuken: Ja.
Sharon Unsworth: Ja, dank je wel, Toos voor dit mooie gesprek.
Toos van de Beuken: Graag gedaan.
00:20:22
Sharon Unsworth: Toos is onlangs door Biblion, de landelijke organisatie voor bibliotheken, uitgeroepen tot jeugdspecialist van het jaar. De jury beschrijft haar als een duizendpoot, onvermoeibaar en deskundig en nadat je naar ons gesprek hebt geluisterd, snap je ook waarom. Er zijn steeds meer mooie voorbeelden van initiatieven rondom meertaligheid in bibliotheken, het hele land door. Dus noemde net het Huis van alle Talen van de OBA in Amsterdam en ook in Eindhoven worden hard gewerkt aan een internationale collectie met kinderboeken in allerlei talen. Meer informatie vind je in de beschrijving van deze aflevering, op de website of in je podcast app. We gaan nu door met:
Vers van de Pers
00:21:13
Sharon Unsworth: In Vers van de Pers, vertel ik je over een recent verschenen onderzoek over meertalige kinderen. Ik vat de belangrijkste bevindingen voor je samen en probeer deze ook naar de praktijk te vertalen. Dit keer ga ik jullie vertellen over de resultaten van het project dat wij afgelopen jaar hebben uitgevoerd naar het effect van Corona op meertalige gezinnen in Nederland. Ik beloofde jullie hierover te vertellen in een speciale editie van de podcast aan het begin van dit seizoen, maar ben er jammer genoeg nooit aan toe gekomen. Dus hier gaat ie, beter laat dan nooit. Het is nu mei 2022, meer dan twee jaar sinds de uitbraak van COVID-19. In veel landen is alles weer normaal, maar in veel andere blijven beperkingen van kracht en sommige landen zitten alweer in lockdown. Hier in Nederland en ik denk ook in België, zijn alle beperkingen een paar maanden geleden opgeheven en wordt er in het nieuws nog maar weinig over corona gesproken. Tegelijkertijd blijft de kans dat er een nieuwe lockdown aankomt vanwege een nieuw uitbraak in de nabije reëel. Het blijft dus van belang om na te denken over wat we van deze periode kunnen leren voor de toekomst
00:22:33
Sharon Unsworth: Toen de pandemie is begonnen en scholen en kinderopvangcentra dicht waren, moesten veel ouders voltijd voor hun jonge kinderen zorgen en thuisonderwijs geven en vaak ook tegelijkertijd thuiswerken. Familiebezoek in het buitenland was niet mogelijk door de gesloten grenzen en contact met klasgenoten en de rest van de samenleving werd sterk beperkt. Deze ongekende omstandigheden gaven ons een unieke kans om de taalkeuzes van meertalige kinderen en de bredere impact van de pandemie te onderzoeken, en dat is wat wij hebben gedaan. Mijn masterstudenten en ik hebben in het voorjaar van 2021 een project uitgevoerd om vast te stellen in hoeverre de pandemie van invloed was op het taalgebruik, de taalvaardigheid, attitudes en welzijn binnen meertalige gezinnen hier in Nederland. Het volledige verslag is beschikbaar online. Er staat een link in de beschrijving van de podcast. Daar vind je alle resultaten en hier zal ik alleen de hoogtepunten geven.
00:23:46
Sharon Unsworth: 587 gezinnen hebben antwoord gegeven op onze oproep om mee te doen aan een online enquête. Als jij ook van die gezinnen was nogmaals hartelijk dank voor je deelname. In totaal ging het om, in totaal waren er 1051 kinderen tussen de nul en achttien jaar en gemiddeld waren ze acht jaar oud. De gezinnen kwamen van overal, in Nederland, maar vooral de randstad en de ouders waren overwegend hoog opgeleid, dus de resultaten zijn helaas niet representatief voor alle soorten meertalige gezinnen in Nederland. Wat betreft de thuistalen was het wel een heel divers groep met 64 verschillende talen. En er waren meer dan 100 gezinnen waar beide ouders geen Nederlands konden spreken. De meeste ouders werkten thuis tijdens de lockdowns.
00:24:50
Sharon Unsworth: En wat hebben we gevonden? Ik ga zes bevindingen met jullie delen. Bevinding nummer één. Voor de meeste gezinnen waren er geen veranderingen in taalgebruik, taalvaardigheid, attitudes of welzijn. Nou, hoewel dit misschien niet de meest interessante bevinding is, is het toch geruststellend. Ondanks de onrust die de pandemie heeft veroorzaakt, heeft dit voor de meeste gezinnen die aan dit onderzoek hebben deelgenomen niet tot grote veranderingen in een meertaligheid geleid. Als er iets veranderde en dit is bevinding nummer twee, was dit bij de peuters dus in vergelijking met schoolgaande kinderen gingen peuters minder Nederlands en meer de thuistaal gebruiken. Voor veel kinderen in de voorschoolse leeftijd was de kinderopvang of peuterspeelzaal hun belangrijkste bron van het Nederlands. Dit betekende dat toen de kinderopvang en peuterspeelzalen tijdens de lockdowns gesloten waren, veel van zo niet al hun taalaanbod in het Nederlands verloren ging. Voor schoolgaande kinderen lag dat anders, want hoewel ze niet naar school konden, moesten ze wel schoolwerk maken, en dit was voor de meeste kinderen in het Nederlands. Wij denken dat dit de meest waarschijnlijke verklaring is voor de groepsverschillen die we hebben waargenomen in het gebruik van de thuistaal
00:26:14
Sharon Unsworth: Wat wij ook hebben gevonden en dit is bevinding nummer drie, is dat de jonge kinderen, dus de de peuters, de voorschoolse kinderen. Die werden ook beter in hun thuistaal dus een vaardigheid werd beter in een thuistaal in vergelijking met kinderen die op school zaten. Bevinding nummer vier: gezinnen met peuters vertelden vaker dat het welzijn binnen het gezin beter was geworden dan gezinnen met schoolgaande kinderen of met alleen schoolgaande kinderen. Bij die gezinnen werden vaker gezegd dat er geen verandering was in het gezinswelzijn, en we denken dat dit kan komen doordat jongere kinderen meer aandacht en steun nodig hebben dan schoolgaande kinderen, en dat het voor deze leeftijdsgroep dus misschien gemakkelijker was om meer quality time samen door te brengen, wat uiteindelijk voor velen tot een verbetering van het welzijn leidde in het gezin. Bovendien waren kinderen in de jongste groep in vergelijking met oudere kinderen dan tien minder bewust van de ernst van de situatie en de bredere impact daarvan.
00:27:20
Sharon Unsworth: Onze laatste twee bevindingen gaan over het thuisonderwijs. Dit hebben we onderzocht voor kinderen op de basisschool. Er waren 280 kinderen in die groep die thuisonderwijs kregen. Voor ongeveer een derde was dit alleen in het Nederlands, voor ongeveer een kwart alleen in de thuistaal en voor de rest in beide talen. Dus net onder de helft van alle kinderen die thuisonderwijs kregen, kregen dat in beide talen. En dan komen we bij bevinding nummer vijf, en dat was dat het taalgebruik tijdens het thuisonderwijs een bredere impact had op het taalgebruik in het algemeen. Wat bedoelen we daarmee. Nou, de basisschoolkinderen die naar Nederlandstalige scholen gingen, die gingen vaker de thuistaal spreken tegen ouders als ze geheel of gedeeltelijk in de thuistaal thuisonderwijs kregen in vergelijking met kinderen die alleen in het Nederlands thuisonderwijs kregen. Dus het was meer waarschijnlijk dat kinderen meer van de thuistaal gingen spreken tegen ouders op een moment dat zij thuisonderwijs kregen in die taal. Dat gezegd hebbend is het belangrijk om te zeggen dat de meeste ouders aangaven dat het taalgebruik van hun kinderen niet verandert was.
00:28:47
Sharon Unsworth: Bevinding zes: veranderingen in de Nederlandse taalvaardigheid hingen niet samen met de taal of talen die voor het thuisonderwijs werden gebruikt, maar dit was wel het geval voor veranderingen in de vaardigheid in de thuistaal dus dit ging wederom om basisschoolkinderen die na een Nederlandstalige school gingen en wat we hebben gevonden is dat veranderingen in de Nederlandse taalvaardigheid die hingen niet samen met de taal die gebruikt werd voor thuistaalonderwijs. Met andere woorden, er is geen reden om aan te nemen dat het gebrek van de thuistaal in plaats van of naast het Nederlands, een negatieve invloed had op de Nederlandse taalvaardigheid van deze kinderen. Het gebruik van de thuistaal voor thuisonderwijs had echter wel een positief effect op de taalvaardigheid van kinderen in de thuistaal dus de kans dat de taalvaardigheid in de thuistaal verbeterde, was groter voor kinderen die deels of gedeeltelijk in de thuistaal thuisonderwijs kregen in vergelijking met kinderen die alleen in het Nederlands thuisonderwijs kregen. Met andere woorden, de kans was grote dat de thuistaal van kinderen beter werd als zij thuisonderwijs kregen in die taal.
00:30:15
Sharon Unsworth: Wat kun jij als ouder van dit onderzoek leren? Nou, we hopen allemaal dat we niet weer in lockdown moeten, maar mocht dat het geval zijn, dan laat dit onderzoek zien dat het oké is om de thuistaal te gebruiken terwijl je thuis les geeft. Dan is er geen reden om te denken dat dit een negatieve invloed zal hebben op de vaardigheid in het Nederlands. En dit kan je misschien ook wel meenemen voor in het algemeen. Dus als je je kind moet helpen met zijn of haar schoolwerk dan is het prima om dit ook te doen in je thuistaal. Ja, natuurlijk zal het zo zijn dat het dat soms niet zo handig is, daar hebben we het ook over gehad in de aflevering van afgelopen jaar over de lockdown, maar het is niet zeker niet zo dat het per se in het Nederlands moet gebeuren. Eigenlijk is het zo dat het gebruik van de thuistaal tijdens het thuisonderwijs de kans gaan kan vergroten dat kinderen meer van de thuistaal zelf zullen gebruiken en dat hun taalvaardigheid zal verbeteren.
00:31:22
Sharon Unsworth: Wat kun je als leerkracht of logopedist van dit onderzoek leren? Er zijn duidelijke implicaties van dit onderzoek voor leerkrachten. Een opvallende bevinding die niet werd vermeld, maar ik vertel het nu even. is dat bijna geen enkel gezin instructies heeft gekregen over welke taal zij tijdens het thuisonderwijs moesten gebruiken. Nou, tot op een zekere hoogte is dit natuurlijk begrijpelijk, gezien de ongekende situatie waarin we ons in maart 2020 bevonden. Tegelijkertijd weerspiegelt deze bevinding een meer algemene tendens in een groot deel van het onderwijssysteem in Nederland en ik vermoed ook in België, om de meertalige kennis van kinderen te negeren of in sommige gevallen zelfs als een probleem te zien. Onze bevindingen suggereren dat leerkrachten bij eventuele toekomstige lockdowns of misschien meer in het algemeen, ouders kunnen aanmoedigen om de thuistaal te gebruiken in de omgang met hun kinderen tijdens het thuisonderwijs en dat kunnen ze doen zonder bang te hoeven zijn dat dit zal leiden tot een verlies van Nederlandse taalvaardigheid dus heb het daarover, praat over het gebruik van de thuistaal met ouders van de leerlingen in de klas. We hopen bovendien dat onze bevindingen leerkrachten en ouders aanmoedigen om de taalvaardigheid van meertalige kinderen in hun thuistaal als een relevant en actief onderdeel van hun leerproces te zien. Dat gezegd hebbend wil ik ook heel duidelijk maken dat ons onderzoek gebaseerd is op wat ouders ons hebben verteld. We hebben de gegevens over het thuisonderwijs niet kunnen koppelen aan gegevens die verzameld zijn op school, dus toetsuitslagen en dergelijke. En zoals ik al eerder zei, onze steekproef bestond vooral uit hoogopgeleide ouders. Wil je meer weten over het onderzoek? Kijk in de beschrijving van de podcast, want daar staat een link naar het volledig verslag. Dit is beschikbaar in het Nederlands en het Engels. Daar staat ook een infographic tussen mooie samenvatting in visuele vorm van de belangrijkste bevindingen. We sluiten deze aflevering af met een bezoek van onze Taalgids Sterre Leufkens. Sterre vertelt je meer over één van de veel gesproken talen in Nederland. Dit keer, het Riffijns. De Riffijnse woordjes die je hoort, zijn ingesproken door Khalid Mourigh, waarvoor dank, en wil je meelezen terwijl je hiernaar luistert? Kijk even in de shownotes dus de beschrijving van de podcast op de website of in je podcast app.
00:34:10
De Taalgids
Sterre Leufkens: Vertel ik jullie als jullie Taalgids iets meer over het Riffijns. Het Riffijns is een taal uit de familie van Berbertalen, ook wel Amazightalen. Het Riffijns wordt gesproken in Noordoost Marokko, voornamelijk in het gebied van het Rifgebergte wat ook wel de rif heet. De naam Riffijns in de taal zelf is Tarifit. Daar hoor je ook weer dat woord rif in terug. De sprekers zelf noemen het Tamazigt, maar er zijn meer talen uit de Berber familie die zo genoemd worden, en daarom heb ik hier gekozen voor Riffijns. Het Riffijns is de taal van de meeste Marokkaanse Nederlanders. Vaak denken mensen dat zij Arabisch spreken. In Marokko wordt inderdaad wel ook Marokkaans-Arabisch gesproken maar dat is een heel andere taal dan het Riffijns. Ze zijn eigenlijk niet eens verwant. Berbertalen en Arabische talen zijn twee verschillende taalfamilies. Luister ook maar eens hoe verschillend re fijns en Marokkaans Arabisch klinken. Je gaat nu eerst een paar zinnen horen in het Riffijns, een paar begroetingen:
Khalid Mourigh: ssalamu ɛalikum
Sterre Leufkens: En nu ga je een fragment horen in het Marokkaans-Arabisch zoals dat in Marrakesh wordt gesproken.
Khalid Mourigh: We maken. Is het samen?
Sterre Leufkens: Heb je gehoord dat de twee talen heel anders klinken? Er is dus niet zoiets als het Marokkaans. Er zijn verschillende talen die in Marokko gesproken worden. Het Riffijns heeft wereldwijd ongeveer drie miljoen sprekers. Daarvan wonen er meer dan twee miljoen in Marokko en naar schatting meer dan 300.000 in Nederland. Zoals ik al zei, is het Riffijns een Berbertaal. Wat bijzonder is aan die taalfamilie is dat ze geen eigen land hebben. Het gaat niet om één taal, maar om een groep talen die op elkaar lijken, omdat ze tot dezelfde taalfamilie behoren. Om de overeenkomsten tussen deze talen te benadrukken, is er in Marokko een Standaard Berber ontwikkeld, met een speciaal schrift erbij, het Neo-Tifinagh. Het is eigenlijk een beetje alsof je een soort standaard Europees bedenkt met eigenschappen van allerlei Europese talen. Je denkt misschien oh, dat is heel handig, maar eigenlijk werkte dat niet zo, want niemand sprak die nieuwe standaardtaal van huis uit en het schrift was ook zo nieuw dat aanvankelijk niemand het echt kon gebruiken. Maar sinds 2003 is het Standaard Berber een officiële taal in Marokko en het is ook ingevoerd als onderwijs taal. Daardoor raken mensen er steeds meer aan gewend. Dat nieuwe schrift, dat is ingevoerd, het Neo-Tifinagh dus, is een alfabetisch schrift. Dat betekent dat elke letter met een klank correspondeert en je schrijft het van links naar rechts. Het Riffijns heeft maar drie klinkers namelijk de ie, de a, en de oe. Het Nederlands heeft er maar liefst vijftien, dus ook nog de o en de i. Bij de mede klinkers is het juist andersom daar heeft het Riffijns er meer van dan het Nederlands. In het Riffijns gebruik je bijvoorbeeld een ‘th’ zoals ook in het Engelse thing en in het Riffijns heb je ook een th, zoals in het Engelse the. Die klank kun je vervolgens ook nog achter in je keel uitspreken. Ja, ik kan dat niet, maar als je Riffijns spreekt, dan kun je dat en dan heb je nog een andere medeklinker, die in het Nederlands dus niet voorkomt. Luister maar eens naar deze woorden. Je hoort nu eerst het Riffijns woord voor hij begint:
Khalid Mourigh: Ibdda.
Sterre Leufkens: Nu hoor je het woord voor hij is begonnen en let vooral op de medeklinker in het midden:
Khalid Mourigh: Ibdha.
Sterre Leufkens: Nu hoor je het woord voor hij heeft verdeeld en let weer op de medeklinkers:
Khalid Mourigh: Ibḍḥa.
Sterre Leufkens: De s-klank is in het Riffijns wat scherper en wat sissender dan in het Nederlands. Voor een spreker van het Riffijns kan de Nederlandse s daardoor een beetje klinken als een sj. In het Nederlands hebben zelfstandige naamwoorden een geslacht. Het zijn de-woorden of het-woorden. Dat heeft het Riffijns ook. Je hebt mannelijke en vrouwelijke woorden. In het Nederlands kun je het geslacht van een woord niet veranderen. Het is het één of het ander, maar in het Riffijns kan dat wel. En als je het geslacht verandert gebeurt er ook iets met betekenis. Als je een mannelijk woord in een vrouwelijk woord verandert dan wordt het kleiner, bijvoorbeeld het woord voor hand. Dat klinkt zo in het Riffijns:
Khalid Mourigh: Foes.
Sterre Leufkens: En dat woord is mannelijk, maar als je het vrouwelijk maakt, dan klinkt het zo:
Khalid Mourigh: θfoest.
Sterre Leufkens: En dan betekent het opeens baby hand, dus van mannelijk naar vrouwelijk, gaat van hand naar baby hand. Andersom kan het ook. Stel, je hebt een vrouwelijk woord, bijvoorbeeld het woord voor oog. Dat klinkt zo:
Khalid Mourigh: θietˁtˁ.
Sterre Leufkens: Als je dat nu mannelijk maakt, dan betekent het opeens groot oog. Dan is het dus groter geworden. En dat woord klinkt zo:
Khalid Mourigh: Atˁtˁaw.
Sterre Leufkens: Als je in het Nederlands een eigenschap aan iemand wil toeschrijven. dan gebruiken we daarbij een koppelwerkwoord. Je zegt bijvoorbeeld niet hij mooi, maar je zegt: hij is mooi. In die zin is dat is het koppelwerkwoord, je koppelt als het ware de persoon aan de eigenschap. In het Riffijns bestaan geen koppelwerkwoorden wat je daar doet, is dat je het woord dat de eigenschap uitdrukt in dit geval dus mooi gebruikt als werkwoord. In het Riffijns zeg je dus niet hij is mooi, maar hij mooit. Tot slot wil ik je nog wat Riffijnse woorden leren. Allereerst natuurlijk het belangrijke woord hallo, dat klinkt zo in het Riffijns:
Khalid Mourigh: Azul. Azul. Azul.
Sterre Leufkens: En het Riffijnse woord voor ja is:
Khalid Mourigh: Wah. Wah. Wah.
Sterre Leufkens: En het woord voor nee klinkt zo:
Khalid Mourigh: Ila. Ila. Ila.
Sterre Leufkens: Wil je iemand bedanken in het Riffijns dan zeg je dit:
Khalid Mourigh: A tqad ac attas. A tqad ac attas. A tqad ac attas.
Sterre Leufkens: Laten we eens kijken hoe je telt in het Riffijns, het woord voor één is:
Khalid Mourigh: Ijjen. Ijjen. Ijjen.
Sterre Leufkens: Het woord voor twee in het Riffijns klinkt zo:
Khalid Mourigh: Tnayen. Tnayen. Tnayen.
Sterre Leufkens: En drie is in het Riffijns:
Khalid Mourigh: Trata. Trata. Trata.
Sterre Leufkens: Dus één, twee, drie is:
Khalid Mourigh: Ijjen. Tnayen. Trata.
Sterre Leufkens: Tot slot laat ik je horen hoe je gedag zegt in het Riffijns. Het woord doei klinkt zo:
Khalid Mourigh: lah iεawn. lah iεawn. lah iεawn.
00:41:56
Sharon Unsworth: Dat was het voor deze aflevering van Kletsheads. We zijn er weer over twee weken, met onze één na laatste aflevering van dit seizoen. Dan gaan we het hebben over meertaligheid en ouder worden. Kun je als meertalige één van je talen kwijtraken als je ouder wordt en klopt het dat meertalig zijn tegen dementie kan helpen? Merel Keijzer geeft antwoorden op deze vragen en meer. Tot dan!
00:42:27
Sharon Unsworth: Wil je meer weten over Kletsheads? Ga dan naar http://www.kletsheadspodcast.nl. Daar vind je ook meer informatie over deze aflevering. Wil je geen aflevering missen? Abonneer je dan op Kletsheads via je favoriete podcast app. Kletsheads vindt je ook op Facebook, Twitter, Insta en LinkedIn. Onze naam @kletsheadsNL. Ken je iemand die de podcast misschien leuk vindt en die hem nog niet kent? Dan zou ik het heel fijn vinden als je hem zou delen. Bedankt voor het luisteren en graag tot volgende keer.
Dit transcript is gegenereerd met behulp van amberscript.nl en gecheckt door Aniek Ebbinge