Meertaligheid en ouderdom [Transcript]

juli 1, 2022

00:00:09
Sharon Unsworth: Welkom bij Kletsheads. De podcast over meertalige kinderen. Mijn naam is Sharon Unsworth, taalwetenschapper aan de Radboud Universiteit Nijmegen, en moeder van twee meertalige kinderen. Daar zijn we weer met een nieuwe aflevering van Kletsheads, de één na laatste van dit seizoen. In Kletsheads hebben we het over meertalige kinderen, hoe verloopt hun taalontwikkeling en hoe kun je dit als ouder, leerkracht of logopedist het beste ondersteunen? Waar we het niet zo vaak over hebben, is wat er gebeurt als kinderen ouder worden. Meertaligheid en ouderdom, dat is het onderwerp van deze aflevering. Kun je als meertalige één van je talen kwijtraken als je ouder wordt? Je hoort in de media wel eens dat meertalig zijn kan helpen tegen dementie, klopt dat? Onderzoeker Merel Keijzer geeft antwoord en verder deel ik met jullie het laatste KletsInkoppertje van dit seizoen, een concrete tip die je meteen een makkelijk in kunt zetten om een succes te maken van de meertaligheid in jouw gezin, klas of praktijk.

00:01:30
Merel Keijzer: Door met de podcast. Als we geluk hebben, worden we allemaal oud en als we nog meer geluk hebben, blijven we zo lang mogelijk gezond. Maar zelfs als we gezond blijven, is het onvermijdelijk dat we langzamer worden. Zowel lichamelijk als geestelijk functioneren vaak minder goed, worden vergeetachtig en kunnen ook ernstige problemen krijgen, zoals dementie. Uit onderzoek blijkt dat meertalig zijn mogelijk kan helpen als het gaat om het omgaan met dit soort problemen. Waarom eigenlijk? En geldt dit voor alle meertaligen in deze aflevering spreek ik met onderzoeker Merel Keijzer, en zij vertelt ons het antwoord op deze vragen. Merel is hoogleraar Engelse taalwetenschap en Engels als tweede taal aan Rijksuniversiteit in Groningen. We begonnen echter met een ander onderwerp dat te maken heeft met ouder worden, namelijk taalverlies. Er zijn best veel kinderen die meertalig opgroeien, maar op een bepaald moment toch de voorkeur geven aan de taal die ze op school gebruiken, die ze om zich heen het meest horen. Nederlands dus in Nederland en in Vlaanderen. Een andere taal, de thuistaal, die gebruiken ze niet meer. Wat gebeurt er als deze kinderen ouder worden? Zijn ze deze taal helemaal kwijt of ligt de taal gewoon ergens te slapen?

00:02:58
Merel Keijzer: Ja, het is moeilijk, denk ik, om een patroon te geven voor alle kinderen die voor alle kinderen geldt. Je zou verwachten dat kinderen die langer de taal hebben gesproken en dan ook vooral echt gesproken in plaats van alleen maar bloot zijn gesteld aan de omgeving waar de taal gesproken wordt, dat die dan ook langer zullen onthouden, meer van kunnen herinneren. Maar er is ook een theorie en die heet de Savings theorie, en dat woord zegt het eigenlijk al een een beetje dat als je ooit een taal hebt geleerd, dan is het weer makkelijker om.. dat blijft ergens bewaard, een soort echo daarvan, zou je kunnen zeggen, en dat betekent dus ook dat als je de taal dan weer op een later moment oppakt het sneller gaat dan iemand die nog nooit die taal heeft geleerd, datzelfde gaat doen, dus ook die taal gaat leren. Dat zal wel een stuk langzamer gaan. Ja, d’r zijn ook studies laten zien dat bijvoorbeeld internationale adoptiekinderen dat misschien de meest iconische voorbeeld wel om te kunnen laten zien. Die waren vrij oud al. Dus er is een studie gedaan naar kinderen uit Korea die tussen de vier en de negen waren, toen ze geadopteerd werden in Franstalige gezinnen. En die kinderen, die groeien op vervolgens in in hun Franstalige gezinnen, bij hun, bij hun ouders, bij hun broers en zussen en die werden weer getest toen ze 20 waren. Want het idee was vanuit een ook een Savings hypothese en en theorie, dat er nog wel iets van die taal bewaard zou moeten zijn. Sommigen waren negen, terwijl ze weggingen uit Korea en d’r zijn verschillende studies gedaan, d’r zijn gedrags dus wat ze moesten reageren op bepaalde geluidsfragmenten maar d’r zijn ook hersenscans gemaakt en daarin bleek dat ze eigenlijk niet anders leken te zijn dan Franstaligen die no.. geen adoptie achtergrond hadden dan leeftijdsgenoten die enkel Frans als eerste taal hadden en helemaal geen anderstalige achtergrond die niet geadopteerd waren. En da’s wel een extreem voorbeeld, moet ik eerlijk toegeven aan.

00:04:54
Sharon Unsworth: Maar dus dat lijkt tegen die Savingstheorie te spreken dan?

00:04:59
Merel Keijzer: Ja lijkt er tegen in te gaan en dit is ook wel een heel, zoals ik al zei, een heel extreem voorbeeld, want dit zijn kinderen waar ook trauma een een rol in speelt. En als een soort ja overlevings- beschermingsmechanisme van onze hersenen weten we dat herinneringen en en taal is wat dat betreft ook in herinnering, die geassocieerd zijn, met name dingen dat dat een beetje ondergeschoven kan worden of ondergesneeuwd of weggestopt zodat er niet meer zo makkelijk bij te komen is. Maar d’r zijn ook tegelijkertijd wel studies waar de trauma minder grote rol heeft gespeeld, ook in het geval van internationale adoptie. En in die gevallen is het voordeel van een Savings hypothese of voorspelling, dus kinderen die uit een Chinese achtergrond kwamen, da’s een studie geweest in Nederland, die pakten het wel weer sneller op en we hadden ook nog steeds wel iets van gevoeligheid voor klankverschillen bijvoorbeeld die hun Nederlandse leeftijdsgenootjes niet hadden.

00:05:52
Sharon Unsworth: Ja, ik denk dat dat onderzoek door mijn collega’s van de Radboud Universiteit, die Marleen Broersma en collega’s.

00:06:00
Merel Keijzer: Ja, inderdaad. Dat is waar.

00:06:01
Sharon Unsworth: Ja, dus dat zijn gevallen van adoptie. Maar hoe zit het dan met kinderen die niet geadopteerd zijn, gewoon in een meertalig gezin opgroeien, omdat één of beide ouders een andere taal spreken dan het Nederlands? Daar zien wij ook en daar hebben we het in de podcast ook vaak over gehad dat als kinderen ouder worden, sommige kinderen meer, steeds meer overschakelen naar het Nederlands en de thuistaal helemaal niet meer gebruiken in sommige gevallen. Zijn zij dan, als ze ouder worden, weet je ze jaren na jarenlang die taal niet gebruikt hebben. Zijn ze hem ook vergeten?

00:06:41
Merel Keijzer: Ja, dat is moeilijk om te zeggen en ik denk in zo’n geval, waar niks, extern en andere dingen een rol kunnen spelen, zoals bijvoorbeeld trauma, dan zal het niet helemaal vergeten worden. Het is heel moeilijk om te zeggen dat een taal compleet weg is, en dat is eigenlijk alleen het geval in bijvoorbeeld op latere leeftijd, als mensen te maken hebben met dementie of met met dat soort zaken waarin dingen echt verloren kunnen gaan, omdat, ja, omdat er breinschade is. Maar als dat niet zo is, dan is het moeilijk om te zeggen dat een taal echt helemaal weg is, en zeker die kinderen die wel opgegroeid zijn in een meertalige omgeving daar speelt Savings juist weer wel echt een een grote rol, wat wat studies hebben laten zien. Dus als ze dan ouder worden en ze komen wel weer in een omgeving waar de taal gesproken wordt of waar ze het nodig hebben, zullen ze het sneller weer oppakken. En dan kinderen die niet die die achtergrond hebben.

00:07:33
Sharon Unsworth: Ja, dus, ik denk ook voor veel ouders is dat ook op een wat kortere termijn herkenbaar, omdat je vaak ziet dat kinderen die bijvoorbeeld de thuistaal niet gebruiken in hun dagelijkse leven, maar dan vervolgens tijdens de zomervakantie op bezoek gaan naar opa en oma of in het land van herkomst van de ouders aan het einde van de vakantie beginnen ze eindelijk weer die taal te spreken, omdat het toch ergens bleek verborgen, ja, even een winterslaapje te doen.

00:08:04
Merel Keijzer: Ja, winterslaap is een mooie mooie term ervoor.

00:08:07
Sharon Unsworth: Ja, ja, ja.

00:08:08
Merel Keijzer: Ja, inderdaad, slapende, zou je kunnen zeggen.

00:08:11
Sharon Unsworth: Ja, en is er onderzoek gedaan naar welke factoren daarbij een rol spelen?

00:08:17
Merel Keijzer: Ja, ja, d’r zijn sowieso sta onderzoeken die laten laten zien dat leeftijd een rol speelt, maar dat ligt misschien ook meer voor de hand. Dus als kinderen jonger zijn, terwijl ze stoppen met het gebruik van meerdere talen, is de kans groter dat dingen weg, of nou tijdelijk is of niet, maar dat het niet zo makkelijk meer gaat als ze dan wel ineens die taal moeten gebruiken. Als ze wat ouder zijn, ja, dan dan is dat minder het geval. Maar wat er ook mee samenhangt is dat als kinderen ouder zijn, ze soms zou kunnen lezen en schrijven in een andere taal. Niet altijd, maar een aantal gevallen wel. En als ze natuurlijk kunnen lezen in een thuistaal dan is het ook weer makkelijker om het bij te houden. Dus dan kan je een een boek lezen. Ook al zitten ze misschien niet een omgeving waar de taal nog gebruikt wordt, dan heeft dat er ook mee te maken of ze wel of niet het kunnen behouden of het taalniveau kunnen ophouden door te lezen, bijvoorbeeld.

00:09:07
Sharon Unsworth: Ja, oké, dus hoe steviger het fundament, hoe minder grote kans dat hij heel, heel diep in de winterslaap gaat, om het maar zo maar te zeggen.

00:09:18
Merel Keijzer: Meer een stukje misschien

00:09:20
Sharon Unsworth: Ja, ja, en ik weet dat er onderzoek is, zeker vanuit de Verenigde Staten, waar gekeken wordt naar ja, studenten die meertalig zijn opgegroeid, in principe dan die van bijvoorbeeld Spaanstalige afkomst zijn, die Spaans hebben gehoord als kinderen, maar vervolgens die taal niet echt hebben gebruikt. En dan komen ze aan de universiteit bijvoorbeeld en willen ze Spaans gaan leren of herleren. Kun je ons daar iets meer over vertellen?

00:09:51
Merel Keijzer: Ja, dus daar zijn inderdaad dat soort programma’s, maar wat je zelfs al ziet en dat is misschien ook nog wel leuk om te melden dat uberhaupt it blootgesteld zijn aan aan een andere taal in je jongere jaren, dus als en dat geldt natuurlijk zeker voor mensen met bijvoorbeeld een Spaanstalige achtergrond, die dan vervolgens wat je receptief dat hebben meegemaakt, maar vervolgens dan niet echt die mee hebben gedaan. Daar zie je dat het vaak ook weer makkelijker gaat als ze die taal leren. Maar het is zelfs zo dat mensen die misschien niet in Spaanstalige gezinnen zijn opgegroeid, maar wel in een omgeving hebben gewoond waar veel Spaanstalige mensen wonen, dus het in de, ja, soms heet het net een mooi woord in het Engels linguistic landscape, echt het landschap, het talige landschap is, daar zit wel heel veel Spaans in. Ook daar zie je dat mensen dit dit dan weer snel oppakken, als ze wel een cursus Spaans bijvoorbeeld gaan doen op de universiteit of op op ja op op dat niveau.

00:10:44
Sharon Unsworth: Ja, oké, dus dat is ook wel ja, een mooie reden om zoveel mogelijk meer taal ge vrienden te hebben die je blootstelt aan die, aan hun talen. Leuk.

00:10:55
Merel Keijzer: Ja, of zou je zo een hele diverse omgeving te wonen waar waar veel talen te horen zijn, elke dag, ja om je heen.

00:11:01
Sharon Unsworth: Ja, mooi, die resultaat kende ik niet. Dus dat vind ik wel heel interessant om te horen. Hoe zit het dan met wij ouders? Want vaak zijn ouders van meertalige kinderen zelf ook meertalig en ze hebben Nederlands pas geleerd op het moment dat ze naar Nederland zijn gekomen. Want vaak, ja worden Nederlands niet in het buitenland geleerd, hè, en soms gebruiken ze Nederlands ook evenveel, soms meer dan een een moedertaal. Als ik bijvoorbeeld aan mezelf denk, ik merk dat na meer dan 20 jaar in Nederland mijn Engels achteruit is gegaan. Ik spreek het minder goed dan toen ik hier kwam wonen en en dit is terwijl ik Engels echt dagelijks gebruik thuis dus met mijn, met mijn kinderen en met mijn man en ook op m’n werk natuurlijk. Nou, ik ben natuurlijk jong en fit.

00:11:50
Merel Keijzer: Zeker. Zeker.

00:11:51
Sharon Unsworth: Ja, hmm, dat is een ander gesprek dat we misschien een keer kunnen hebben. Maar maar wat gebeurt er dan met mij en mijn Engels als ik ouder word? Dus maak maakt het bijvoorbeeld uit dat ik pas later ben begonnen met het leren van het Nederlands? Dus ik was 26 toen ik begon met het leren van het Nederlands. Vertel ons even hoe moeten wij ouders ons zorgen gaan maken?

00:12:15
Merel Keijzer: Nou, niet meer dan om je kinderen, denk ik, want dat is altijd de grootste zorg van ouders, volgens mij. Ook daar zie je waarschijnlijk wel, als je in de zomer wel weer teruggaat naar Engeland, dat dat dan ook weer beter wordt, hoop ik, denk ik.

00:12:29
Sharon Unsworth: Ja, dat denk ik ook, ja.

00:12:31
Merel Keijzer: Ja, dus het is sowieso moeilijk om in de toekomst te kijken, omdat taaldominantie, hoe sterk of hoe goed of hoe veel je één of meerdere van je talen gebruikt, steeds verschilt. En misschien dat je ooit wel weer gaat verhuizen naar naar Engeland. Als je dat kan, ik bedoel, je weet niet waar mensen terugkomen.

00:12:48
Merel Keijzer: Nou, na Brexit, weet ik niet, hoor.

00:12:50
Merel Keijzer: Nee, oké, ja, goed punt, ja, dus dat speelt er ook mee. Patronen kunnen verschillend zijn en je hoeft niet bang zijn dat het helemaal weggeslagen wordt of weggaat. Nou, als je kijkt naar bijvoorbeeld studies, dit zijn eigenlijk er zijn niet hele natuurlijke studies, maar het zijn studies in een soort lab situatie. Eigenlijk heel ja, kunstmatig, zou je kunnen zeggen, maar het is wel interessant wat ze vinden, want wat ze vinden is als je tien keer een plaatje het woord moet opnoemen van iets wat je op een plaatje ziet in een taal, ook al is dat helemaal niet een taal die heel goed beheerst, en vervolgens word je gevraagd om dat in jouw moedertaal te doen. Dan duurt het gewoon veel langer om dat voor elkaar te krijgen en dat is een effect wat natuurlijk eigenlijk heel klein is. Maar als je dit elke dag doet, dus als je elke dag wel meerdere talen spreekt, maar wel echt een hele tijd weg bent uit je moedertaal omgeving, dan veranderen de dingen en dan gaat het langzamer. Maar wat we ook weten, tegelijkertijd is dat soort patronen en ook weer kunnen terug veranderen, of op een andere manier. Dus als je bijvoorbeeld kijkt naar mensen die ouder worden, maar echt ouder ouder worden en jij bent natuurlijk nog superfit in de kracht van je leven, maar als er mensen boven de 65 of of 70, dan zie je vaak ook dat mensen die eerst zelf hadden aangegeven veel minder goed te zijn in hun moedertaal omdat ze altijd in het buitenland wonen, dat ze juist weer terugvallen een beetje op hun moedertaal en dat dan weer sterker wordt, en dat heeft te maken met allerlei factoren die die te maken met je, met je leven en je andere fase van het leven, waar je misschien wel weer meer bezig bent met vroeger, waaronder ook de taal van vroeger.

00:14:27
Sharon Unsworth: Ja, ja, we komen zo meteen terug op echt ouder worden. Dat zeg ik niet om de luisteraars die misschien wel met gepensioneerde leeftijd hiernaar luisteren om die te beledigen, maar gewoon om een verschil te maken tussen wat we echt ouderdom noemen, en gewoon gewoon ouder worden, zoals wij allemaal hopelijk wel doen. Oké, dus dat is denk ik wel geruststellend, hé, dus het hoort er gewoon bij dat je niet zo snel op de woorden komt in een taal die je minder vaak gebruikt. Daar komt het op neer. Dat geldt net zo voor kinderen als voor volwassenen.

00:15:11
Sharon Unsworth: Zoals ik aan het begin van deze aflevering al zei is dit de één na laatste aflevering van dit derde seizoen. Hierna neemt Kletsheadas een pauze. Hoe lang precies, weet ik nog niet, maar als jij al ideeën hebt voor onderwerpen die je graag meer of juist minder over zou willen horen, laat het me weten. Dit kan via social media @kletsheadsNL, via de website of door een mailtje te sturen naar kletsheads@ru.nl. Ik hoor ook graag wat je hebt gevonden van dit seizoen. Heb je iets gehad aan de Kletsinkoppertjes? Wat vond je van de Taalgids en Vers van de Pers? Wil je überhaupt meer afleveringen van Kletsheads? En zo ja, om de twee weken of het liefst een keer per maand? Ik hoor het heel graag.

00:16:08
Sharon Unsworth: Voordat we het hebben over meertaligheid en ouderdom, nog één laatste vraag over het het mogelijk wel of niet verliezen van een taal of niet verliezen, maar het..

00:16:19
Merel Keijzer: Minder makkelijk bijkomen

00:16:21
Sharon Unsworth: Ja, minder makkelijk bijkomen ja, dank je wel zien we verschillen tussen de verschillende aspecten van taal? Dus bijvoorbeeld, ja, we hadden net over op woorden komen, maar zien we verschillen tussen bijvoorbeeld grammatica, hoe je de zinnen opbouwt of accent, fonologie. mijn zus zegt dat ik best Nederlands klink, soms in mijn

00:16:41
Sharon Unsworth: Oh, is dat zo?

00:16:42
Sharon Unsworth: Met Engels. Zien we dat uit het onderzoek dat er verschillen zijn tussen verschillende aspecten van taal?

00:16:48
Merel Keijzer: Ja, d’r zijn zeker verschillen tussen verschillende aspecten van taal en het dat niet op woorden kunnen komen, hebben de meeste mensen denk ik, ervaring mee, ook trouwens als niet per se meertalig zijn, maar moe zijn, maar het zeker wel op de woordenschat is één van de dingen waar je het snelst aan ziet en dan niet meer zo snel op een woord kunnen komen, vooral woorden die je niet zo vaak gebruikt, want dat is belangrijk. Je hebt een theorie, dat heet de Activation Treshold Hypothese en dat is heel veel woorden in één keer. Maar waar het dat meer komt, is dat dingen die je heel recent nog gebruikt hebt en dingen die je vaak gebruikt. En dus dat zijn heel veel voorkomende woorden, woorden die je eigenlijk nog een paar uur geleden hebt gezegd. Ja, die die zijn makkelijk bij te komen. Maar woorden die je niet zoveel gebruikt, die niet zoveel voorkomend zijn, recent niet gebruikt hebt. Dat kan best een tijdje duren voordat je die je kan herinneren. En woorden zijn dan weer anders als grammatica, want je vroeg net ook over grammatica en woordenschat. Grammatica is één van de dingen die het minst snel verdwijnen. Dat heeft meer te maken met het feit dat het zo’n ja eigenlijk fundering is van wat je de je gebruikt, dat je.. Het is niet zoals een minder voorkomend woord, wat je niet zoveel kan gebruiken. Grammaticale structuren moet je eigenlijk altijd gebruiken, maar het is wel zo dat je binnen die domeinen dus binnen bijvoorbeeld grammatica, dat bepaalde dingen sneller weggaan dan anderen. En ook daar is de theorie voor, dat is dan de regressie hypothese, dat als ze zijn, bepaalde kenmerken, ook grammaticale dingen die heel laat verworven worden omdat ze gewoon heel moeilijk zijn. Dus bijvoorbeeld passieve zinnen. Dat dat duurt best een hele tijd voordat kinderen dat echt goed onder de knie hebben. En dat soort dingen lijken ook weer het snelste verloren te gaan. Dus als je in een taalverlies zal maar zeggen situatie zit, dan zijn dat soort dingen ook weer die stukjes van taal die je het snelst weg ziet glijden.

00:18:42
Sharon Unsworth: Kun je een voorbeeld geven voor iets uit het Nederlands of zo?

00:18:45
Merel Keijzer: Ja, dus bijvoorbeeld, wat je ziet is in het Nederlands heb je veel, nou ja alle talen, maar heb je sterke en zwakke werkwoorden en zeker sterke werkwoorden, dat verdwijnt dus als je bij een voorbeeld wat ik wel eens in één van de mensen waar ik data van verzameld heb, dat was een Nederlander in Canada die al een hele tijd in Canada woonde om langer dan eigenlijk ooit in Nederland had gewoond en die gebruikte bijna geen dingen meer als zwom, maar zij zwemde bijvoorbeeld. Omdat het is ook makkelijker om het om dat op die manier te doen, want je hoeft je moet een regel onthouden, maar niet uitzonderingen op de regel en dat zie je best vaak voorkomen Dat zie je ook in kinderen trouwens dus dat die in het begin dingen als zwemde kunnen zeggen en dat zie je ook weer in taalverliessituaties terug.

00:19:30
Sharon Unsworth: Ja, ja, dus dat voor de voor de duidelijkheid. Dat ging om Nederlandstalige mensen die in een Engelstalige omgeving eigenlijk heel lang hebben hebben gewoond.

00:19:41
Merel Keijzer: Ja, klopt.

00:19:42
Sharon Unsworth: En en ik ik denk, als ik me goed kan herinneren, was dat ook zo voor de- en het-woorden.

00:19:46
Merel Keijzer: Ja, de en het en dat is ook moeilijk.

00:19:49
Sharon Unsworth: Vreselijk, maar niet luisteren,

00:19:53
Merel Keijzer: Voor een Engelstalig iemand. Ja, de en het dus. De de wordt eigenlijk werd veel meer gebruikt dan het ook in contexten waar het eigenlijk gebruikt had moet worden. En er waren meer van dat soort dingen, voltooid deelwoorden en de passieve constructies die moeilijk zijn, maar ook dingen als verkleinwoorden als je raampje in plaats van raamje dat soort dingen zag je fout gaan.

00:20:17
Sharon Unsworth: Ja, ja en ja, zoals je zei, dat is ook een link natuurlijk met de taalontwikkeling want de- en het-woorden, die worden ook best laat geleerd door alle kinderen, ook eentalige kinderen. En ja, het is gewoon heel moeilijk, zoals de luisteraars goed zullen weten. Als ze goed opletten, gebruik ik ook vaak de en het op de verkeerde plek. Maar goed, het verpest niet de communicatie.

00:20:43
Merel Keijzer: Nee, dat is het. Dat is het.

00:20:45
Sharon Unsworth: Ja, en fonologie dus accent?

00:20:47
Merel Keijzer: Ja, fonologie, je zou kunnen zeggen dat dat heel robuust moet zijn, want dat zijn eigenlijk als je met regressie gaat bekijken, dan is dat één van de eerste dingen verschil in klanken wat wat kinderen verwerven? Maar daar zijn studies veel meer gemixt over, veel dingen, die van soms worden inderdaad gevonden dat daar geen dingen veranderen. Maar d’r is een verschil, denk ik, tussen fonologie dus mensen die nog steeds echt wel verschil tussen klanken kunnen waarnemen in hun moedertaal maar de uitspraak daarvan, de fonetiek. Dat kan soms toch wel anders worden. En ik vind het heel grappig dat jouw zus aangeeft maar je klinkt Nederlands als je Engels spreekt en dat zie je dat dat, dat hoor je meer en je ziet het vaak en dat is iets wat heel veel mensen, familieleden zeggen, ook als mensen nog helemaal niet zo lang weg zijn gegaan uit hun moedertaal omgeving, da’s anders in jouw geval. Maar mensen die dan zeggen: “ja, je bent nog maar een jaar in het buitenland en nu klink je al als een Amerikaan” als je naar Amerika zou zijn gegaan. En d’r zijn ook studies die hebben laten zien dat juist in die beginperiode dit soort dingen de kop opsteken omdat je dan eigenlijk nog een beetje aan het leren bent. Dus je bent nog de nieuwe taal van een nieuwe omgeving aan het verkennen, aan het aan het leren en dan ben je ergens concessies aan het doen. Je bent ja, ja, je je drukt je eerste taal weg daar, je staat er toe dat daar dingen aan veranderen. En vaak als mensen dan weer wat beter worden in de taal van een nieuwe omgeving, dan wordt het eerste taal ook weer op beter. Dat je wat relaxter kan worden.

00:22:20
Merel Keijzer: Zijn er verschillen tussen mensen in hoe gevoelig ze zijn hiervoor?

00:22:23
Merel Keijzer: Ja, zeker hele grote individuele verschillen maar en dat kun je ook niet altijd voorspellen op basis trouwens van hun achtergrond of van hoe ze waren toen ze emigreerden of maar we zagen, om een voorbeeld te geven, de mensen die we hebben geinterviewd in Nederlanders in Canada, hebben ook naar Nederlanders in Australië gekeken. D’r waren mensen die al 40/50 jaar weg waren, nu ook al wat ouder waren en nog steeds helemaal niet als een nou geen Engels accent hadden, geen.. waar je eigenlijk niks aan merkte. Het enige wat je een beetje aan merkt is dat het een beetje ouderwets klonk. Dus woorden die gebruikt worden. Het was net alsof de tijd stil had gestaan om het maar zo te zeggen, maar je je merkte er vrijwel niets aan hun uitspraak. En andere mensen, die dus inderdaad nog maar veel korter, relatief veel korter in een nieuwe taalomgeving zaten ja, die hadden een veel sterker accent.

00:23:15
Sharon Unsworth: En we weten niet hoe die verschillen komen?

00:23:18
Merel Keijzer: Nee, we hebben deels gekeken naar houding, dus naar hoe belangrijk mensen het vonden om hun. Daar hebben we een heel klein effect toen voor gevonden. Dus mensen die wat heel belangrijk vonden om hun eerste taal goed bij te houden, die deden daar ook moeite voor, leek het zo te zijn. Die lazen veel of die zochten podcasts was toen nog niet erg veel sprake van was toen wij keken in onze studie, maar wel televisieprogramma’s of op internet gingen ze kijken naar filmpjes in hun moedertaal maar dat speelde maar eigenlijk een vrij kleine rol. En verder konden we niet een heel duidelijk verband vinden tussen achtergrondkenmerken van mensen, persoonlijkheidskenmerken of of ja, gebruik van taal, wat leek te leiden tot één of het ander, wel of niet een accent. We laten ons gesprek met Merel nu om te luisteren naar het laatste Kletsinkoppertje van dit seizoen.

00:24:09

Kletsinkoppertje

Sharon Unsworth: In eerdere afleveringen van Kletsheads hebben we het gehad over het schrijven van een familie language plan. In de laatste aflevering van het eerste seizoen sprak ik met Eowyn Crisfield hierover, dus over hoe, als je in verwachting bent van een meertalige baby, het belangrijk is om na te denken over hoe je het gaat aanpakken met de verschillende talen in je gezin, de doelen die je hebt, de mensen die nodig zijn om deze doelen te bereiken en welke bronnen beschikbaar zijn voor de verschillende talen. Een vraag die je jezelf kunt stellen bij het schrijven van zo’n plan is of de beschikbare bronnen van taalaanbod in de verschillende talen genoeg zijn om je doelen te bereiken. Als je bijvoorbeeld wilt dat een kind leert lezen en schrijven in de thuistaal dan zijn andere bronnen nodig dan als je wilt dat je kind de thuistaal alleen begrijpt. Om hierbij te helpen, kan het handig zijn om in kaart te brengen welke talen jouw kind gaat horen of nu al hoort in een gewone week. Dit kun je in feite op elk moment doen, dus ook als je kind ouder is. Het Kletsinkoppertje voor deze aflevering is dus: breng het taalaanbod van jouw kind in kaart.

Sharon Unsworth: In haar boek over family language planning, is echt een top boek, zegt Eowyn dat dit het makkelijkst gaat als je een plaatje maakt. Nou, dit zal nooit helemaal precies zijn, maar het geeft je wel een beeld van wat de verdeling is onder de verschillende talen. Als je kind twaalf uur per dag wakker is, dan kun je per dag een inschatting maken van hoeveel uur zij of hij Nederlands hoort en hoeveel uur, de andere taal of talen. Nou, dit heb ik zelf ook uitgeprobeerd voor mijn dochter, die inmiddels elf jaar oud is. Dus per dag liep ik de dag door en ik heb opgeschreven welke taal of talen zij op dat moment hoort, dus bijvoorbeeld op een maandag is er van half acht tot half negen ongeveer thuis met ons, dus dat is alleen maar Engels, daarna op school tot uur of drie, dat is alleen Nederlands, na school is ze met de oppas zij spreekt vooral Engels. Daarna is ze gewoon thuis met ons dus ook weer Engels. En zo ben ik alle dagen doorgelopen en ik heb ruwe inschattingen gemaakt van de tijd. Dus alleen per volle uur, niet te ingewikkeld maken, en dat ging op zich goed. Soms waren d’r wel situaties waar beide taalaanbod kwamen, dus bijvoorbeeld onze oppassers Amerikaans. Zij spreekt voornamelijk Engels met de kids, maar ze zijn ook vaak samen met andere kinderen en onderling wordt er voornamelijk Nederlands gesproken voor voor die tijd heb ik gezegd, dus beide talen en thuis, ja, de kinderen kijken ook het Jeugdjournaal een klokhuis dus in het Nederlands. Maar dat heb ik buiten beschouwing gelaten. En wat ik heb gedaan, dan is een soort plaatje maken van elke dag met een kleur voor elke taal. Dat plaatje kun je ook vinden in de shownotes en zo kan ik in één oogopslag zien hoeveel contact mijn dochter heeft met haar twee talen. Nou, ik was best tevreden met wat ik zag, moet ik zeggen, want op dit moment heeft mijn dochter minstens zoveel contact met Engels als het Nederlands. Maar ik ga dit zeker nog een keer doen, over een jaar of twee, als ze een tijdje op de middelbare school heeft gezeten. In haar boek schrijft Eowyn Crisfield dat het juist de momenten zijn waar er verandering komt in het leven van je kind, dat je zo een inputkaartje moet maken, of als je je zorgen maakt over hun meertaligheid dan kan dit ook helpen om vast te stellen waar er verandering moet komen, of natuurlijk helemaal aan het begin van je meertalige reis als gezin.

Sharon Unsworth: Zoals ik zei, vind je een afbeelding van de inputkaart die ik heb gemaakt in de shownotes en daar vind je ook informatie over het boek, van Eowyn Crisfield over family language planning en voor een andere manier. Om zo een inputkaart te maken, kun je naar de materialen van het Planting Languages project gaan. Daar hoorden we in de derde aflevering van dit seizoen over, toen ik met Marga van Mil heb gesproken daar brengen ze het taalaanbod in kaart met pizzapunten. Welke manier je kiest, zo’n overzicht maken kan een behulpzame manier zijn om het taal aanbod van jouw kind redelijk snel in kaart te brengen. Als je leerkracht of logopedist bent, dan is het natuurlijk ook belangrijk om te weten hoeveel taalaanbod in het Nederlands een kind in jouw klas of praktijk krijgt, want zoals we eerder hebben gehoord op de podcast, heeft dit gevolgen voor een taalvaardigheid en dus van wat je van ze kunt verwachten als het gaat om een taalontwikkeling in het Nederlands. Wil je dit ook in kaart brengen? Dan kun jij ook aan de slag gaan met de materialen van Planting Languages. Dit kan samen met ouders of je kunt ze vragen om thuis alles in te vullen, zodat jullie daar samen verder mee kunnen. Wat ook handig is om het taalaanbod van een meertalig kind in kaart te brengen, is de online vragenlijst van het Q-BEx project. Dit project hebben we een vragenlijst ontwikkeld. Daar heb ik jullie eerder over verteld en deze vragenlijst bestaat uit verschillende modules. Het zijn er zeven in totaal, waarvan twee verplicht zijn. Één van de optionele modules gaat over taalaanbod en taalgebruik. Ouders beantwoorden de vragen. Dit kan thuis online, op een telefoon of tablet, en jij krijgt vervolgens een overzicht met daarin hoeveel tijd het kind haar twee of meer talen hoort en gebruikt, dus bijvoorbeeld 30 procent Nederlands. 70 procent Arabisch. Er is ook een score voor beide talen, Apart die aan geeft hoe rijk het taalaanbod is. Dit kun je vervolgens meenemen in je diagnostiek of in je onderwijs. Meer informatie vind je in de shownotes of op q-bex.org. Het Kletsinkoppertje dit keer was best lang, maar hopelijk nog steeds heel nuttig. Breng het taalaanbod van jouw kind in kaart.

00:30:43
Sharon Unsworth: We hebben het tot nu toe gehad over dingen die een beetje mis kunnen gaan als je als meertalige persoon ouder wordt. Er is echter ook onderzoek dat laat zien dat meertalig zijn juist allerlei voordelen kan hebben als je ouder wordt. Er wordt zelfs geroepen en dat zullen de luisteraars misschien wel eens hebben gelezen, want in de kranten en zo dat meertalige mensen vier jaar laten dementie krijgen. Dit lijkt mij een ja, enigszins een niet leuke vooruitzicht. Maar als je het krijgt, dan liever later. Klopt dit eigenlijk?

00:31:15
Merel Keijzer: Ja en nee, het is genuanceerder dan dat. Dus het is inderdaad zo dat er veel bewijs is en uit verschillende contexten ook de verschillende landen, verschillende talen, dat mensen die meertalig zijn, later last krijgen. En het is belangrijk, dus het is niet zo dat ze vier jaar later dement worden, maar ze ze melden zich over het algemeen tot vier jaar, viereneenhalf soms, jaar later, met klachten met dementie gerelateerde klachten. En als je dan gaat kijken naar bijvoorbeeld breinscans van die mensen, dan is het niet zo dat het verval echt later is ingezet. Dat kan je terugzien, het is moet rond dezelfde tijd zijn voor mensen die niet die meertalige achtergrond hebben, maar ze lijken er dus beter mee om te kunnen gaan. Zo zou je het een beetje kunnen zien.

00:31:58
Sharon Unsworth: Je hebt er minder snel last van?

00:32:00
Merel Keijzer: Ja, je hebt eigenlijk een soort. Ja, klopt, je hebt er minder snel last van in je je dagelijks functioneren, dus je merkt het minder snel. Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat je soort reserves hebt opgebouwd waardoor je d’r beter mee om kunt gaan. En d’r zijn ook zelfs studies die laten zien dat soms de het brein van iemand met een meertalige achtergrond meer verval laat zien dan iemand die niet in meertalige achtergrond hebben. Maar toch functioneren ze nog steeds op hetzelfde niveau. En dat helft, ja, dat heeft ie ook mee te maken.

00:32:28
Sharon Unsworth: Ja, en hoe komt dat dan?

00:32:30
Merel Keijzer: Dat het mensen die meertalige achtergrond hebben, daar minder last van hebben of niet? Ja, dat is heel interessante vraag en waarom ze eigenlijk zoals je moet zien, is dat als je meertalig bent, twee talen of zelfs meer talen spreekt. Dan zijn die talen altijd actief. Dus het is niet zo dat je d’r één uit kan zetten, een soort knop wat je omzet terwijl je de de andere spreekt. Ze zijn altijd actief. Maar als je niet constant wil dat die talen door elkaar gaan lopen, dan moet je één taal onderdrukken, terwijl je de ander spreekt, en dat doe je niet bewust vaak. Dat is niet iets wat je ook ga nu m’n taal onderdrukken, maar het is wel iets wat wat je doet en dat doe je in één deel van je hersenen zie je dat gebeuren en dat is in het prefrontale kwab voor in je hersenen en als je dat maar vaak genoeg doet, als je dat elke dag moet doen, omdat je in meerdere talen spreekt, dan is het zo dat je je eigenlijk een soort ja braintraining, je traint je frontale kwab, die maak je heel sterk. En het grappige dat er andere processen ook daar aangestuurd worden van het brein. Dus dingen als beslissingen nemen, je kunnen focussen en dat soort dingen. Daar heb je dus voordeel van. Dus je hebt ik zou eigenlijk kunnen zeggen dat het kunnen wisselen tussen talen. Dat heeft ook een soort extra effect op op andere dingen die misschien niks met taal te maken hebben en daar wordt het wordt sterker van.

00:33:42
Sharon Unsworth: En wat en wat heeft dat dan met dementie te maken?

00:33:46
Merel Keijzer: Dementie is natuurlijk heel breed. Sowieso ja, dus bedoel, je hebt niet één dementie zijn verschillende soorten dementie, maar wat je vaak ziet is dat er een soort hypo activiteit daar start, dus in het prefrontale kwab en dat is minder het geval met mensen die dus die dat stuk heel erg getraind hebben. Maar het heeft ook meer dan dat te maken. Het is niet alleen frontale kwab, het is ook zo dat als mensen meerdere talen spreken, dat d’r ja je hebt eigenlijk zou je kunnen zien als je legt hele sterke verbindingen aan tussen verschillende hersendelen die met elkaar communiceren. Dus je, dat is cognitieve reserve en d’r zijn meer hoor, d’r zijn, het is niet alleen dat meertaligheid daartoe leidt. D’r zijn meer levenservaringen die hetzelfde doen, dus ook die die reserves opbouwen. Muziekinstrument bespelen bijvoorbeeld, en zelfs dingen als je dieet, dus wat je eet en wat je doet eigenlijk in je vrije tijd, of je regelmatig beweegt of niet. En daar heb je profijt van als je ouder wordt. En het is niet zo dat dat je nieuwe dingen kan aanleggen, dus het is niet zo dat je ineens een soort asfalt laag over die bestaande, maar het het blijft nog steeds begaanbare wegen, als je het vergelijkt met mensen die dat voordeel niet hebben.

00:34:53
Sharon Unsworth: Ja, dus als je een gezonde, sportieve, muzikale, meertalige mens bent, dan ga je echt.

00:35:02
Merel Keijzer: Ja, dat is prima, ja, dat je hebt wel de grootste kans om gezonder ouder te worden. Dus je d’r zijn dingen waar je geen controle over hebt, genetische dingen. Maar d’r zijn ook dingen je waar je wel controle over hebt. En dat is inderdaad zo. Dus als je al die dingen op elkaar stapelt dan lijkt je daar het beste uit te kunnen komen.

00:35:20
Sharon Unsworth: Ja, is dat echt zo, dat dat die opstapeling wel plaatsvindt?

00:35:23
Merel Keijzer: Ja, dus we hebben in een een grote cohort studie hier in gro.. nou Groningen, niet alleen in de drie Noordelijke provincies, dat heet Lifelines en eigenlijk 10 procent van alle mensen in het noorden die doen daarmee. Drie generaties, dus ouders en grootouders en ook kinderen, en die volgen ze 30 jaar lang en we hebben daarbij zijn bij aangesloten door een taalvragenlijst naar die mensen te sturen over een meertalige achtergrond en ook muziekvragenlijst, en we zagen dat de mensen die én ervaring hadden met het bespelen van een muziekinstrument of zongen tegelijker of één van de twee én meertalig dat die het grootste voordeel hadden. Dus die deed het beste op cognitieve dat ze eigenijk soort geheugen, taken en die waren ook het gelukkigste in zoverre dat ze, ja de de hoogste kwaliteit van leven zelf melden. En als je één van die twee ervaringen had, deed het ook altijd toch beter als mensen die helemaal geen van die twee ervaringen hadden, dus die niet een muzikale ervaring hadden en ook geen taalervaring.

00:36:22
Sharon Unsworth: Oké, dus, dat is wel een positief vooruitzicht. Alleen als het gaat om je geestelijke gezondheid, maar ook gewoon het het welbevinden in het algemeen. Dan, als ik het goed begrijp.

00:36:35
Merel Keijzer: Ja, zeker, en dat is de welbevinden is iets dat heeft niet de aandacht. Mensen focussen heel vaak op het cognitieve en dat, dat snap ik, dat is logisch. Maar tegelijkertijd weten we dat zeker van mensen die in verzorgingsinstellingen zitten, daar 40 procent die rapporteert eenzaamheid of verminderd kwaliteit van leven, mensen die ouder zijn en dat is ook zo bij mensen die wel gewoon thuis wonen, niet zoveel, maar dat ligt iets lager. Maar toch. Eenzaamheid is wel een groot probleem, of in ieder geval van dat komt veel voor in oudere, oudere mensen. En dan is iets wat je kan helpen om een grote kwaliteit van leven te hebben. Dat is heel belangrijk, denk ik.

00:37:12
Sharon Unsworth: Ja, dus dat voordeel waar waar we het nu over hebben, zien we dit voor alle meertaligen dus ongeacht in welke omstandigheden ze zijn opgegroeid of ze vroeg of laat zijn begonnen met het leren van hun twee talen of ongeacht welke talen ze spreken. Kun je ons daar iets over vertellen?

00:37:29
Merel Keijzer: Ja, dat is ook een goede, dat je bijna kan voorspellen wat iemands voordeel gaat zijn, of zo ideaal zijn. Nee-ja, we weten daar wel veel over. We weten ook dat het niet altijd te maken heeft met hoe oud of hoe jong je was toen je meertalig werd of meerdere talen leerde. Ook lijkt het niet zoveel te maken te hebben met de talen zelf, al zijn er wel studies, onderzoekers die laten zien dat als talen dichter bij elkaar liggen, dat je soms een groter effect ziet. Staat weer tegenover dat er andere studies zijn die het omgekeerde laten zien als talen juist verder uit elkaar liggen dat je dan een groter effect ziet. Wat we weten, wat tot een groter voordeel leidt, is of je ook echt meerdere talen nog steeds elke dag gebruikt, en dus niet of je ooit meerdere talen hebt geleerd of hoe hoeveel talen je ooit hebt geleerd. Maar of je ze ook echt elke dag gebruikt en in welke context. En dat is ook belangrijk. Dus wat je veel ziet met meertaligen is dat ze, ja, grofweg eigenlijk in in drie categorieën ingedeeld zouden kunnen worden. Dus de ene zijn mensen die allebei hun taal ook echt elke dag gebruiken, maar in andere contexten dus bijvoorbeeld thuis één taal en buitenshuis op op werk of op school een andere taal. En je hebt ook mensen die allebei de talen gebruiken of of niet zozeer gebruiken, kunnen, maar eigenlijk maar echt in een eentalig omgeving wonen. Dus stel dat jij bijvoorbeeld helemaal geen Engels meer zou spreken, alleen maar Nederland. En het laatste geval zijn mensen die ja in een omgeving wonen waar heel meertalig is. Dus wat het net over bijvoorbeeld de Spaanse achtergrond in de zuidelijke staat van Amerika bijvoorbeeld waar je in omgeving, want waar je constant kan wisselen tussen verschillende talen, dat ook doet binnen één zin, omdat mensen in jouw omgeving dat ook doen. En wat je ziet van die drie categorieën is dat de mensen die allebei hun talen gebruiken, maar in verschillende contexten die lijken het grootste voordeel te laten zien van van alle drie, omdat je die hebben de meeste moeite om die taal uit elkaar te houden, en dat hoeft niet in de andere gevallen.

00:39:28
Sharon Unsworth: Oké, dus in de situatie waar je echt gedwongen wordt om de taal uit elkaar te halen, dan ben je meest bezig met dat onderdrukken. Ja, dus ben je beter je hersenen aan het trainen?

00:39:41
Merel Keijzer: Ja, zo ja, dat is een mooie manier om te zeggen. Inderdaad, ja, je dus een situatie waarin je alle talen die je spreekt ook echt gebruikt op een dag, maar een andere context. Dus als je inderdaad bezig bent met één taal te onderdrukken op het moment dat je niet kan gebruiken.

00:39:55
Sharon Unsworth: Ja, oké, en om even de twee delen van ons gesprek bij elkaar te koppelen, dan zou je kunnen zeggen, denk ik, maar vertel me, als ik het verkeerd heb, dat het dus heel belangrijk is, want jij zei net wat we weten en dat een belangrijk voorspellen is van de de voordelen die je kunt hebben als oudere is hoe vaak je een taal gebruikt en ik probeer dat terug te koppelen aan als ouder dat je voor wilt zorgen dat je kinderen die talen wel blijven gebruiken. Maar ik weet niet of dat een beetje te ver gezocht is?

00:40:31
Merel Keijzer: Nee, ik denk dat je dat al kan doen en maar het hoeft niet zo te zijn dat mensen vroeg in het leven die talen moeten gebruiken. Dus ik denk dat dat van allerlei levenservaringen en en omstandigheden, d’r gebeurt van alles in een mensenleven. En wat we dus zien bij als mensen ouder worden, hoeft het niet zo te zijn dat per se vroeg tweetalig moeten zijn, ook echt vanaf drie of soms van een geboorte, maar heel jong meerdere talen blijven gebruiken naast elkaar. Het kan ook zo zijn dat je op latere leeftijd allebei weer een situatie terechtkomt waar je allebei talen gebruikt en als je dat op dat moment nog steeds doet, dus dat kan ook vanaf een jaar of 40 of 50 of oh misschien zelfs later. Als je in een situatie komt waar je meerdere talen naast elkaar gebruikt, dan heb je daar bepaalde voordelen van. Het kan zelfs zo zijn. Daar zijn we zijn we nu mee bezig, mensen die niet het geluk hebben überhaupt een meertalige achtergrond te hebben, dus die niet in een meertalig gezin geboren zijn. Als we die nou op latere leeftijd een nieuwe taal leren, hebben die dan voordelen die lijken op voordelen van mensen die al wel die meertaligheid met zich meebrengen, en dat komt in de buurt. Dus het is niet zo dat ze van kinderen van jongs af aan altijd meerdere talen moeten blijven spreken om daar bepaalde voordelen van te hebben als ze ouder zijn.

00:41:47
Sharon Unsworth: Dus je kunt gewoon op als eentalig opgroeid persoon op latere leeftijd beginnen met leren van een een, een tweede taal, en dat kan ook voordeel opleveren op het gebied van een ja en cognitieve functioneren. Da’s een heel ingewikkelde manier om te zeggen, ja, hoe het eh..

00:42:07
Merel Keijzer: Ja klopt, ja of het vasthouden van je van je niveau, dus dat je niet verder achteruit gaat. Cognitief

00:42:14
Sharon Unsworth: Ja, dus je kunt eigenlijk het leren van een tweede taal gebruiken om op latere leeftijd ook je hersenen te trainen.

00:42:21
Merel Keijzer: Ja, tweede taal therapie zou je kunnen zeggen.

00:42:23
Sharon Unsworth: Ja.

00:42:26
Sharon Unsworth: Tweede taaltherapie, dat lijkt me wel een leuke vooruitzicht. Dank aan Merel voor dit superinteressante gesprek. We leerden dat als je meertalig bent opgegroeid en je je twee talen bent blijven gebruiken, je minder snel last van dementie kunt krijgen. Meertalig zijn houdt het niet tegen, maar helpt dus om er beter mee om te gaan, net zoals het spelen van een muziekinstrument en veel bewegen is meertaligheid één manier om cognitieve reserve op te bouwen om gezond ouder te worden, zeker als je je talen ook in verschillende contexten gebruikt, dus de ene taal thuis en de andere op school of werk. Ik hoop dat veel luisteraars ook gerustgesteld zullen zijn om te horen dat meertalige kinderen in de meeste gevallen hun thuistaal niet helemaal kwijt zullen raken als ze hem niet blijven gebruiken. Het is zelfs zo dat mochten ze deze taal later weer willen leren, ze ‘m ook sneller op zullen pikken dan iemand die vanaf nul moet beginnen en meertalige ouders kunnen ook geruststeld zijn als het gaat om een eigen taalgebruik, want het blijven zoeken naar worden is heel normaal als je een taal niet vaak gebruikt. Dus wees lief voor jezelf als jij ook niet altijd op een juiste woord kunt komen in je moedertaal. We leren dat dit soort problemen minder snel zullen voorkomen als het gaat om de grammatica, dus hoe je je zinnen maakt. Maar het is wel zo dat sommige delen van de grammatica kwetsbaarder zijn dan anders, vaak de dingen die ook als laatste worden geleerd door kinderen. Dus als jij één van de vele Nederlandstalige ouders bent die naar de podcast luistert in een land waar er geen Nederlands wordt gesproken kan het je wel eens overkomen dat je niet altijd het juiste lidwoord gebruikt, dus dat je de zegt in plaats van het bijvoorbeeld. Dat is ook heel normaal. Op een moment dat je een tijdje weer in Nederland of België bent, zal dit waarschijnlijk veranderen. Meertalig zijn is dus heel dynamisch. Het blijft veranderen en verrassen.

00:44:43
Sharon Unsworth: Dat was het voor deze aflevering. We zijn er over twee weken weer met de laatste aflevering van dit seizoen. Dan horen we in Let’s Klets over een Spaanstalige ouder uit Utrecht die een ouder-kind groep heeft opgezet voor en met andere Spaanstalige gezinnen. Taalgids Sterre vertelt je over het Pasjtoe, een taal die in Afghanistan wordt gesproken en in Vers van de Pers hoor je over een recent onderzoek naar het gebruik van schermtijd om de thuistaalontwikkeling te ondersteunen. Tot dan!

00:45:19
Sharon Unsworth: Wil je meer weten over Kletsheads? Ga dan naar http://www.kletsheadspodcast.nl. Daar vind je ook meer informatie over deze aflevering. Wil je geen aflevering missen? Abonneer je dan op Kletsheads via je favoriete podcast app. Kletsheads vindt je ook op Facebook, Twitter, Insta en LinkedIn. Onze naam @kletsheadsNL. Ken je iemand die de podcast misschien leuk vindt en die hem nog niet kent? Dan zou ik het heel fijn vinden als je hem zou delen. Bedankt voor het luisteren en graag tot volgende keer.

Dit transcript is gegenereerd met behulp van amberscript.nl en gecheckt door Aniek Ebbinge

Comments are closed.