00:00:15 – 00:03:51
Sharon: Welkom bij Kletsheads, het podcast over meertalige kinderen. Mijn naam is Sharon Unsworth, taalwetenschapper and de Radboud Universiteit, Nijmegen, moeder van twee meertalige kinderen. Daar zijn we weer met een nieuwe aflevering van Kletsheads. Deze aflevering is vooral bedoeld voor mensen die in de kinderopvang werken, dus leidsters of pedagogische medewerkers, gastouders en juffen of meesters op de peuterspeelzaal maar als ouder, leerkracht of logopedist is er natuurlijk ook genoeg om te ontdekken. We gaan het hebben over het leren van Nederland op jonge leeftijd, het gebruik van de thuis talen van kinderen op de opvang en over wat wel of niet normaal is als het gaat om de meertalige taalontwikkeling onderzoeker Anne Mieke Thieme deelt inzichten vanuit de wetenschap, Daniëlle van Beek en Latifa Haroes geven je praktische tips vanuit hun ervaringen als pedagogische medewerkers. Tot gebruikelijk deel ik ook weer een een kletsinkoppertje een concrete tip die je snel een makkelijk in kunt zetten om het meeste te maken uit de meertaligheid in jouw gezin, klas of praktijk. Door met de podcast. Sommige kinderen komen op de opvang of peuterspeelzaal voor het eerst in aanraking met het Nederlands. Dit zijn bijvoorbeeld kinderen die thuis alleen een andere taal dan het Nederlands horen en die mogelijk ook een zogenaamde Wwe indicatie hebben. Dit betekent dat het consultatiebureau heeft aangegeven dat het kind mogelijk risico loopt op een taal of onderwijsachterstand. Elke gemeente heeft aparte eisen voor, maar vaak worden kinderen die thuis geen Nederlands horen en die niet al op de opvang of bij een gast zouden zitten, aangemoedigd om naar de peuterspeelzaal te gaan. Het idee hierachter is dat ze zodoende al een begin kunnen maken met het Nederlands leren voordat ze naar de basisschool gaan. Dit zijn dan anderstalige kinderen die op den duur meertalig worden. Dit zijn niet de enige meertalige kinderen die je tegenkomt als je in de kinderopvang werkt. Er zijn ook kinderen die als baby in contact zijn gekomen met meer dan één taal. Vaak is dit omdat het thuis twee of meer talen worden gesproken. Dat kan ook Nederland zijn. Of omdat het kind al vanaf heel jong naar de opvang gaat. Er zitten tegenwoordig dus veel meertalige kinderen op de opvang of peuterspeelzaal en als pedagogische medewerker, leidster of gastouder is het niet altijd evident hoe je het beste met deze kinderen om kunt gaan. Hoe zorg je ervoor dat ze Nederlands leren? Moet je hier vooral concentreren op het Nederlands? Of kan het juist helpen om ook ruimte te maken voor een thuistaal. Wat is normaal als het gaat om de meertalige taalontwikkeling en wat juist niet? Kortom hoe ga je om met meer taal, kinderen op de kinderopvang of speelzaal. Deze vragen ga ik voorleggen aan Anne Mieke Thieme, onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en lid van project MIND. MIND staat voor meertaligheid in dagopvang. Ik begon door Anne Mieke te vragen hoe kinderen op zo’n jonge leeftijd een nieuwe taal leren.
00:03:53 – 00:04:22
Anne Mieke: Ja, het onderzoek weten we dat kinderen eigenlijk heel goed zijn in het leren van een tweede taal. Het is daarvoor wel belangrijk dat ze die taal veel horen en ook echt in die taal leren communiceren, maar het gaat eigenlijk net een beetje als bij nou ja, op die jonge leeftijd als bij een eerste taal. Dus gewoon door met mensen te communiceren, leren ze vanzelf die tweede taal en we weten dat ze dat heel goed kunnen en bijvoorbeeld ook niet dat dat leidt tot verwarring. Zij kunnen heel goed de talen uit elkaar houden.
00:04:22 – 00:04:59
Sharon: Ja, ja, dus in feite, ze gebruiken dezelfde tools die ze in hun hoofd hebben. Dezelfde mechanismes noemen we dat vaak als een taalige kinderen doen en lopen ook door dezelfde ontwikkelingsstadia dus volgende dezelfde stappen. Soms zijn er kinderen die alleen luisteren. Dus heel lang, hè dus als ze gewoon nieuw in Nederlands zijn en dan ook heel lang niets zeggen dit wordt vaak een stille periode genoemd, komt dit vaak voor? En in hoeverre is dit normaal?
00:04:59 – 00:05:40
Anne Mieke: Ja, dat is wel een goeie dat je dat zegt, want ja, het onderzoek laat zien dat dat best vaak voorkomt zeker als een kind blootgesteld wordt aan een nieuwe taalomgeving dus een taal die ze niet kennen, dat ze dan eerst een tijdje gewoon luisteren voordat ze ook echt, nou ja, de tools hebben om iets te kunnen zeggen. Maar het is wel heel belangrijk om te weten dat ze gedurende die tijd gewoon aan het leren zijn. Dus als je met dat kind blijft praten, met ze probeert te communiceren, dan gaat er vanzelf een moment komen. Dat zou ook wat terugzeggen dus ja, het is zeker normaal kan natuurlijk altijd dat er ook meer aan de hand is, maar een tijdje, een stille periode, dat komt heel vaak voor.
00:05:41 – 00:06:05
Sharon: Ja, dus al lijkt er niks te gebeuren, dan is er van alles gaande in het hoofdje van het kind. En wat kun je als als pedagogische medewerker? Wat kun je doen om kinderen zo snel mogelijk Nederlands te helpen leren? Hè, want daarom, dat is één van de redenen waarom ze daar zitten: wat kunnen je doen als je een kind voor je hebt die helemaal geen Nederlands kunt?
00:06:06 – 00:06:38
Anne Mieke: Nou, ja, er zijn natuurlijk heel veel dingen die je kunt doen, en dat zijn eigenlijk dingen die je ook zou kunnen doen, zo zo om de taalontwikkeling van een kind te stimuleren. Dus dat zijn dingen als met het kind gaan voorlezen, dat interactief doen. Dus vragen stellen, dingen aanwijzen waar het kind mee bezig is en daar ja, taal aan toevoegen, met het kind meespelen, en dat soort dingen kun je doen. Ja, het lijkt eigenlijk al dingen die PMers al kunnen, omdat ze dat zo leren te doen. Dingen gelden ook voor een kind dat, ja nog Nederlands leert. Ja.
00:06:38 – 00:06:50
Sharon: Ja, ja, dus in in principe gewoon op dezelfde manier omgaan met kinderen die geen Nederlands kunnen, als kinderen die dat al vanuit huis enigszins hebben meegekregen. Bedoel je dat?
00:06:50 – 00:07:18
Anne Mieke: Dat ja, dus dat uiteindelijk doe je dezelfde dingen om de taalontwikkeling te stimuleren. Het kan natuurlijk wel. Ik hoor van pedagogisch medewerkers wel dat ze soms dan wat meer aandacht hebben voor een kind dat echt nog weinig Nederlands kan, dus even wat vaker met het kind gaan zitten. Maar in principe, ja, zijn het gewoon dingen die PMers al kunnen, die ze ook kunnen toepassen op meertalige kinderen.
00:07:18 – 00:07:45
Sharon: Ja, en we horen zo meteen van twee PMers over hun ervaringen. En wat. Hoe zou je het aanpakken? Het lijkt mij voor een kind eigenlijk best eng als je ergens terecht komt en een taal gesproken wordt die niet begrijpt. Hè dus dat dat zeg maar je je welzijn, je hoe je je voelt, hoe lekker je in je vel zit op de long jonge leeftijd. Dat speelt die ook een rol. Wat kan je als PMer daar aan doen?
00:07:46 – 00:08:38
Anne Mieke: Ja, dus je ziet inderdaad wel eens dat kinderen het soms best wel spannend vinden om ze zitten en in een nieuwe omgeving. En dan horen ze ook nog eens een nieuwe taal die ze niet goed begrijpen. Dus wat PMers bijvoorbeeld zouden kunnen doen om dat voor een kind wat makkelijker te maken, is bijvoorbeeld ouders vragen van, zijn er bepaalde liedjes dat het kind graag luistert, bepaalde boekjes? Zijn er bepaalde woordjes die wij kunnen leren in de taal van het kind, de taal die het kind van thuis spreekt, die we dan kunnen gebruiken om het kind te laten weten van: oké, we doen moeite om je te kunnen begrijpen. Ik kan natuurlijk ook heel veel proberen te doen met handen en voeten, maar je hoort wel van veel pedagogisch medewerkers dat als ze proberen een paar woordjes in die thuistaal van het kind te gebruiken, dat dat heel goed werkt.
00:08:40 – 00:08:56
Sharon: Dit is inderdaad de ervaring van onze volgende gast. Zoals ik aan het begin al zei, spreken we in deze aflevering met twee verschillende pedagogische medewerkers die met meertalige kinderen werken. Hier komt de eerste.
00:09:02 – 00:09:09
Danielle: Ik ben Danielle van Beek. Ik kom uit Leiden, werk op een peuterspeelzaal bij SPL. Dat staat voor stichting peuterspeelzalen leiden.
00:09:10 – 00:09:27
Sharon: Nou, mooi mooi om fijn om je te ontmoeten dan, Danielle. Fijn dat je ons wel iets wil komen vertellen over ja, hoe jij omgaat met meertalige kinderen. Zitten veel meertalige kinderen bij jullie op de peuterspeelzaal?
00:09:27 – 00:09:42
Danielle: Ja, zeker eigenlijk, op alle peuterspeelzalen komen meertalige kinderen. Nou Nederlands, Engels Arabisch, Turks, Portugees, Grieks, Pools, Duits, Afrikaans, dus dat is heel wat.
00:09:43 – 00:09:48
Sharon: Hoe ga je daarmee om? Hoe pakken jullie dat aan? Doe je iets met de meertaligheid van kinderen bij jullie?
00:09:49 – 00:10:20
Danielle: Ja, dat doen we zeker dingen mee. Ik vind wel, als je kijkt naar de taalontwikkeling stimuleren dat we eigenlijk met alle kinderen hetzelfde werken. Het taalaanbod stemmen wij af op het niveau van het kind en wij doen heel veel met meespelen om de taal uit te breiden en nog verschillende activiteiten. Nog meer. Dan doe je eigenlijk met alle kinderen en daarnaast gebruiken wij wel ook soms de talen van het kind, eerste taal van het kind, wanneer we dat kunnen.
00:10:21 – 00:10:53
Sharon: Ja, ja, komen we zometeen terug, maar ik wil eerst een andere vraag aan jou stellen, want dat is een vraag die we van een luister hebben gekregen, van een pedagogische medewerker, ook op een peuterspeelzaal. Ik weet niet of het bij jullie wel voor wel eens voorkomt dat je meer taal kinderen hebben met dezelfde taalachtergrond en dat zij vooral met de andere taal, in de andere taal met elkaar spelen. Dus dat die ja naar elkaar toe trekken, zeg maar, gebeurt dat bij jullie? En zo ja, hoe ga je daarmee om?
00:10:53 – 00:11:38
Danielle: Ja, nou, op dit moment hebben we twee meisjes. Zij spreken allebei Engels, ook Nederlands, maar Nederlands is wel minder goed ontwikkeld. Zij spelen veel samen. Wat wij proberen te doen is mee te spelen en dan terug te geven in het Nederlands wat wij horen, maar bijvoorbeeld ook wel eens activiteiten te organiseren en dan juist Nederlandse kinderen daarbij betrekken. Maar daarnaast laten wij de kinderen ook wel in het Engels spelen, omdat het ook belangrijk vinden dat kinderen ook hun eigen taal kunnen gebruiken. En we zien soms ook wel je ziet een kind soms gewoon opbloeien als ze toch in een eigen, in het in de eigen taal kunnen spreken en samen kunnen spelen. Dus we laten dat ook wel toe, maar we zoeken daar een middenweg in.
00:11:38 – 00:11:42
Sharon: Ja, hoe zie je dat dan? Hoe merk je dat nou?
00:11:42 – 00:12:12
Danielle: Soms merk je vooral in de in onderliggend contact dat kinderen wel samen willen spelen, maar als ze de taal niet spreken, dat het toch wat minder natuurlijk gaat en of dat een kind pogingen doet om wel aansluiting te vinden, maar dat het minder lukt. En als een kind dan toch in de eigen taal kan spreken, dan zie je gewoon veel meer enthousiasme. Je ziet het ook aan en overal communicatie. Je hoort ze veel meer spreken, het spel wordt uitgebreid, veel meer dan dat het dan in het Nederlands zou zijn.
00:12:12 – 00:12:30
Sharon: Ja en natuurlijk, je had het net over twee meisjes die Engels praten en ik ga vanuit dat jij ook dat kunt begrijpen. Maar hoe gaat het als het het? Ja, ik weet niet of je Portugees of Arabisch kent, maar hoe pak je dan?
00:12:30 – 00:12:39
Danielle: Nou dus, dat is wel heel fijn, maar er zijn natuurlijk inderdaad ook kinderen die een taal spreken die wij niet kunnen. Maar ook dan spelen wij mee en benoemen wij dingen in het Nederlands.
00:12:40 – 00:12:55
Sharon: Ja, oké, dus dat schrikt jullie niet af, zeg maar het idee dat je niet zelf begrijpt. Het gaat vooral omdat dat kind zeker kan spelen en en doe je dan actief verder iets mee met de thuis talen van kind?
00:12:55 – 00:13:28
Danielle: Ja, we laten bij bepaalde gebeurtenissen. Laten wij de talen terugkomen, bijvoorbeeld bij het vieren van verjaardagen als wij heb je beurs dingen. Nou, dat zingen wij in in verschillende talen, bijvoorbeeld ook als er een boek bij ons centraal staat. Die lezen wij voor in het Nederlands. Maar we vragen ook ouders met een andere taal om voor te lezen in hun eigen taal. Op die manier doen wij het, maar bijvoorbeeld ook gewoon een keer een kind begroeten of gedag zeggen in eigen taal. Dus op die manier ja, laten wij dat kleine gebeurtenissen terugkomen.
00:13:28 – 00:13:39
Sharon: Ja. En waar.. gewoon super praktische vraag. Maar waar haal je die informatie vandaan over die begroetenissen en Happy Birthday in verschillende talen?
00:13:40 – 00:13:58
Danielle: Nou kun je vinden op internet, gewoon Googlen inderdaad, of we laten een ouder het opschrijven als we de taal zeg maar kunnen lezen, dan laten we het opschrijven en dan oefenen we een paar keer en dan komt het meestal wel goed, en anders helpt het kind vaak ook nog wel mee om even de uitspraak goed te doen.
00:13:58 – 00:14:13
Sharon: Ja, leren, en dat is ook fijn, hè, dat zij een keer expert zijn en niet alleen maar de leeraars. En je zei net: we vragen ouders om een keer voor te lezen. Wat voor effect heeft dat op de ouders?
00:14:13 – 00:14:32
Danielle: Nou, wat ik zelf zie, is dat een ouder ook soms opbloeit en ik zie een ouder soms op een hele andere manier dan dat ik communiceer, in in het Nederlands, soms als ze dat een beetje kunnen, of in het Engels. Je merkt gewoon dat een dat een ouder er echt van geniet om in de eigen taal te kunnen spreken.
00:14:33 – 00:14:45
Sharon: Dus er zitten dan ook, denk ik, ook één taal kinderen bij jullie. Hoe zorg je voor dat die kinderen ook openstaan voor de andere talen van de meertalige leerlingen? Hoe ga je daarmee om?
00:14:45 – 00:15:04
Danielle: Ja, door te benoemen als een kind iets zegt, vaak reageren Nederlandse kinderen er wel op van: hé, dat kan ik niet verstaan, bijvoorbeeld of wat zegt hij of zij. En dan leggen we uit dat er nou ja, kinderen zijn en mensen die ook andere taal spreken, en ook dat we daar wat van kunnen leren. Leuk zeg en wat! Hoe reageer daarop?
00:15:04 – 00:15:04
Sharon: Leuk zeg! En hoe reageeren ze daarop?
00:15:05 – 00:15:33
Danielle: Nou, vandaag kwam er een jongetje die zei toevallig van: nou, ik spreek Spaans, nou, we hebben geen kind die Spaans spreekt en hij is ook Nederlands. Dus ik zei van: nou ja, vertel maar iets en toen ging die inderdaad hun eigen taal het vertellen. En hij was helemaal trots. Dus je ziet bij hem wel dat die inderdaad weet van hé, er zijn kinderen die een andere taal spreken. En nou, omdat hij ook zo trots reageerde, ja, heb ik wel het idee dat ie dat ja dus een positieve ervaring daarmee krijgt op deze manier.
00:15:34 – 00:15:45
Sharon: Ja en en ouders dan van de eentalige Nederlands sprekende ouders, hoe reageren zij op het feit dat jullie andere talen gebruiken of laten gebruiken op de peuterspeelzaal?
00:15:45 – 00:16:09
Danielle: Nou toevallig vorige week inderdaad vroegen moeder ons van: hé, zingen jullie wel eens Happy Birthday in het Arabisch? Dus wij zeiden nou, wij legde uit waarom we dat deden en ze zei: ja, heel erg leuk, want mijn zoontje kwam thuis en die was het aan het zingen en ik heb een beetje gegoogled wat ik hoorde en toen kwam ik uit bij Arabische Happy Birthday. Toen zeiden we: nou ja, heel leuk, dat klopt, dat doen wij en zij vond dat wel heel leuk, dat we dat deden.
00:16:09 – 00:16:33
Sharon: En als als een kind heel weinig Nederlands kan, omdat ze bijvoorbeeld net naar Nederland zijn gekomen of omdat ze thuis alleen maar een andere taal hebben gehoord, en op de papel zoals de eerste contact met de Nederlands, hoe gaan jullie daarmee om? Want het lijkt mij heel erg uitdagend. Dus wat doe je dan als een kind iets wil vertellen en je begrijpt niet wat ze zegt?
00:16:33 – 00:16:55
Danielle: Nou, we doen heel veel non-verbaal dingen, aanwijzen bijvoorbeeld, en zo proberen we eruit te komen met een kind. Eigenlijk, ja, gaat dat best wel goed en wat we ook doen is heel veel vanuit spel en ook echt concrete materialen gebruiken, zodat het Nederlands op gang komt. Van elk geval dat een kind ermee in aanraking komt. Dat op gang komen kan natuurlijk langer duren.
00:16:55 – 00:17:10
Sharon: En en dan, hoe help je dan kinderen en gevoelens uiten? Hè in het in het Nederlands, want je wilt vaak wat kwijt, sowieso maar zeker als je zo jong bent en misschien niet helemaal goed kan zeggen.
00:17:10 – 00:17:23
Danielle: Ja, ja, dat is toch nou ja, sowieso veiligheid bieden voor een kind en een kind daarin helpen, maar ook bijvoorbeeld werken met pictogrammen, dat doen wij, het dagprogramma bijvoorbeeld. Ja, een beetje, op die manier doen we dat.
00:17:24 – 00:17:33
Sharon: Ja, en heb je een gouden tip voor andere pedagogische medewerkers als het gaat om het omgaan met meertalige kinderen?
00:17:34 – 00:17:58
Danielle: Nou, ik denk, als je de taal spreekt, is het heel mooi als je uitleg kan geven over wat je doet of wat je bedoelt. Dat is helemaal niet erg om dan in de taal van Van van het kind te doen en daarna kun je naturlijk ook weer in het Nederlands vertellen, zodat die koppeling wordt gemaakt. Ja, en ik denk meertalige kinderen is het is ook heel mooi om gewoon te werken vanuit het kind zelf. Dus wat spreekt het kind aan en daarbij aan te sluiten.
00:17:59 – 00:18:02
Sharon: Ja, dus vooral vanuit het kind werken.
00:18:03 – 00:18:27
Danielle: Ja, ja, ja en ook veiligheid bieden. Wij hebben ook wel een Poools jongetje. Hij heeft best wel moeite gehad met wennen en wat wij dan deden was Poolse liedjes aanzetten bijvoorbeeld, en dat gaf hem herkenning en daardoor werd hij ook rustiger en vanuit daar konden wij dan contact met hem krijgen en samen gaan spelen, zodat die ons leerde vertrouwen. Dus dat was wel nodig om hem, ja, die veiligheid te bieden.
00:18:27 – 00:18:40
Sharon: Ja, nou, heel mooie tip, iets dat je gewoon morgen kunt doen, eigenlijk, hè, dus dat is ook heel erg fijn. Nou, ik weet niet, heb jij andere tips of voorbeelden die je graag wil delen?
00:18:41 – 00:19:10
Danielle: Nou ja, vooral ook inderdaad dingen visueel maken en gewoon heel veel met de kinderen spelen, maar ook woorden centraal stellen en daarmee spelletjes doen. We maken bijvoorbeeld veel memorie of Lotto met woorden die centraal staan, zodat de woorden op verschillende momenten spelende reis weer aan bod komen. En dan zegt een kind natuurlijk wel vaak bij memory bijvoorbeeld twee dezelfde kaartjes. Dan kan een kind in de eigen taal woord zeggen en dan herhalen wij het in het Nederlands.
00:19:11 – 00:19:28
Sharon: Ja, ja, dus jullie leren ook best wat woorden in allerlei talen. Nou, dank je wel voor het delen van alle, ja, al jouw ervaringen en tips, concrete tips die anderen ook kunnen inzetten.
00:19:28 – 00:19:34
Danielle: Nou, bedankt dat ik aanwezig mocht zijn. Heel erg leuk om daar over te vertellen. Op deze manier. Nou fijn, dank je wel.
00:19:35 – 00:19:52
Sharon: Dank aan Daniëlle voor het delen van haar ervaringen. We gaan nu terug naar mijn gesprek met onderzoeker Anne Mieke ik vroeg aan haar wat we vanuit het onderzoek weten over het gebruik van de thuis talen van kinderen op de opvang.
00:19:54 – 00:20:24
Anne Mieke: Onderzoek laat eigenlijk zien dat dat juist heel erg kan helpen voor een kind, niet alleen dat ze zich beter in hun vel voelen, dus voor hun welbevinden maar ook juist om dan ook Nederlands te kunnen leren. Dus het kan heel erg helpen om te weten, bijvoorbeeld als een kind aan het spelen in de thuistaal om daar dan Nederlandse woorden aan te koppelen zodat het kind die koppeling kan maken tussen die twee talen hebben ook iets makkelijker, juist in het Nederlands het begrijpt, omdat ze het al begrijpen in hun thuistaal dus dat kan juist als een soort kapstok werken.
00:20:24 – 00:20:34
Sharon: Ja, ik kan me voorstellen dat PMers zijn die meeluisteren en denken van ja, maar hoe moet ik weten, want ik ken die taal niet. Dus hoe, ja, dat kan toch niet.
00:20:34 – 00:21:12
Anne Mieke: Ja, ik snap dat heel goed. Het is natuurlijk ook niet werkbaar om alle talen allemaal te leren, maar dat is ook niet nodig om dat te kunnen doen. Dus je kan kijken wat een kind aan het doen is en daar wat over zeggen, want waarschijnlijk wat ze aan te zeggen zijn in de thuistaal gaat er ook over. Soms zijn er andere kinderen die ook dezelfde thuistaal spreken, die misschien kunnen helpen met het vertalen naar het Nederlands. Je kan ook het kind zelf vragen dat doen, maar soms ook bijvoorbeeld van: hé, hoe zeg jij nou dit in jouw thuistaal en dan kunnen ze bijvoorbeeld naar iets wijzen. Dus ja, zulke dingen kunnen helpen.
00:21:12 – 00:21:23
Sharon: Ja, dus niet per se bang zijn als je niet begrijpt wat het kind zegt en ook niet denken, alle thuistalen, at betekent dat ik al die talen moet leren.
00:21:24 – 00:21:27
Anne Mieke: Nee, nee, nee, dat, dat hoeft zeker niet. Nee, nee.
00:21:27 – 00:21:27
Sharon: Ja.
00:21:27 – 00:21:27
Anne Mieke: Nee.
00:21:27 – 00:21:43
Sharon: Maar stel dat je de thuistaal van van één of meerdere kinderen wel spreekt. Als als leidster is het handig als je die taal ook gebruikt in je interactie met het kind, dat jij ook overschakelt even na de die andere taal.
00:21:44 – 00:22:46
Anne Mieke: Ja, ja, dat kan zeker helpen, juist ook om die redenen dat je een kind bijvoorbeeld iets meer kan uitleggen wat er aan de hand is, of juist die koppeling waar je daarna naar het Nederlands kan maken, ook zodat het kind weet dat de thuistaal ook welkom is. We weten ook dat als je de thuistaal goed ontwikkelt, dat het daarna ook weer makkelijker is om een nieuwe taal te leren, zoals het Nederlands, dus daar ruimte voor bieden. Dat is zeker een goed idee. Als het kind verdrietig is, kan ik me voorstellen dat het ook misschien iets makkelijker is om het kind te troosten in de thuistaal dus ja, daar kan je zeker gebruik van maken en dan hoor ik wel eens nog van pedagogisch medewerkers dat ze dan denken: oké, ik spreek wel één van de thuis talen van de kinderen, maar natuurlijk niet van alle kinderen en je wil eigenlijk alle kinderen dat natuurlijk kunnen bieden. Maar dan kan je dus inderdaad een paar woordjes in een thuistaal kan ook al helpen. Of ja, zoals ik al zei, een een ander kind vinden misschien dat het thuis taal spreekt.
00:22:46 – 00:22:50
Sharon: Ja, zijn hier risico’s aan verbonden als je dat doet?
00:22:51 – 00:23:06
Anne Mieke: Nou ja, als je natuurlijk alleen maar de thuistaal zou gaan spreken, dan is er weer heel weinig blootstelling aan het Nederlands. Dus ik zou juist gewoon allebei gebruiken, zodat het kind allebeide talen goed kan leren en die talen elkaar echt kunnen versterken.
00:23:07 – 00:23:26
Sharon: Ja, en weet jij of het mag? Hè, want voertaal bijvoorbeeld, basisschool is Nederlands en dan mag je tot 15 procent van de lestijd andere talen gebruikt, maar dan alleen Engels, Duits en Frans. Volgens mij. Hoe zit, hoe zit het op de opvang?
00:23:27 – 00:24:00
Anne Mieke: Ja, in principe is op de opvang inderdaad ook de voertaal Nederlands bijvoorbeeld, en soms mogen er ook andere talen. Maar inderdaad, vaak is het hoofdzaak dat ik het Nederlands, maar dat betekent niet dat je niet even ook die thuistaal kan gaan inzetten en ik hoor ook heel veel van opvangorganisaties dat ze dat juist over doen. Dus dat een PMer die bijvoorbeeld Turks spreekt, dat ook gebruikt om met turkstalige kinderen te communiceren. Dus dat dat gebeurt zeker.
00:24:00 – 00:24:20
Sharon: Ja, ja, maar het lijkt eigenlijk een beetje gek bijna als je zegt: nou ja, het is handig om die thuistaal te gebruiken of of de kinderen die thuistaal te laten gebruiken, zodat ze beter Nederlands kunnen leren. Maar maar dat blijkt niet het geval te zijn vanuit het onderzoek.
00:24:20 – 00:24:46
Anne Mieke: Nee, klopt, ja, dus dat is wel interessant. Hè, dat het juist het goed spreken en het ja ook kunnen gebruiken van de thuistaal juist ook kan bijdragen aan het Nederlands en dat zie je ook steeds. Ja, heel veel onderzoek laat het ook steeds weer zien dat dat dat juist je kan dus door een bepaalde taal goed te spreken, kan je eigenlijk putten uit de kennis die je, ja, die je over die taal hebt om weer een nieuwe taal te leren.
00:24:47 – 00:25:07
Sharon: Ja, dat is dat kapstok idee. Dus we hebben nu gehad over kinderen die eigenlijk nauwelijks Nederlands kunnen, dat het voor hun handig kan zijn. Maar geldt dat ook voor kinderen die misschien wel het Nederlands wel kunnen, maar toch een andere en ook een andere taal daarbij, geldt dat voor alle meertalige kinderen?
00:25:08 – 00:26:08
Anne Mieke: Ja, ik denk dat dat voor alle meertalige kinderen voordelen kan hebben. Ook bijvoorbeeld als een kind Nederlands en een andere taal thuis spreekt, dan als ze op de opvang ook allebei de talen kunnen gebruiken, dan leren ze ook woorden in allebei de talen die met dingen van de opvang te maken hebben. Dus stel je gewerkt en taal alleen thuis, dan kan je vooral worden die met thuis te maken hebben. Dus spreek veel woorden over de keuken en naar wat je ook thuis allemaal doet. Maar meer zeg maar meer school te worden of meer woorden die je op de opvang zou gebruiken, is natuurlijk ook heel mooi als het kind daar ook over leert in de thuistaal dus dat is een reden en daarnaast is het ook gewoon ja manier om die thuis talen allemaal welkom te heten, die diversiteit, zeg maar die er is. Ook voor andere kinderen is dat heel interessant en leerzaam om te zien dat er zoveel verschillende talen zijn en dat mensen ook meerdere talen kunnen spreken.
00:26:09 – 00:26:35
Sharon: Ja, want eigenlijk, we hebben niks gezegd over de kinderen die thuis alleen Nederlands horen. Hè, dus ik kan me voorstellen dat je als PM denk, maar ja, het zijn zijn maar een paar kinderen bij mij die meertalig zijn of meer woorden. Wat hebben al die andere kinderen dan als ze die andere talen horen? Maar eigenlijk, ja, jij noemde net een paar dingen die voordelen zijn ook voor de andere kinderen.
00:26:36 – 00:26:40
Anne Mieke: Ja, zeker, ja, dus het is eigenlijk voor iedereen mooi meegenomen.
00:26:41 – 00:30:33
Sharon: We laten het gesprek met Anne Mieke nu even om naar ons kletsinkoppertje van deze aflevering te luisteren. Dit is een concrete tip die je meteen een makkelijk in kunt zetten om het meeste te halen uit de meertaligheid in jouw gezin, klas of praktijk. Het kletsinkoppertje voor vandaag komt uit het handboek voor ouders van het Peach project. Dit is een digitaal handboek geschreven in meerdere talen, helaas nog niet in Nederland, maar wel heel veel andere talen. En dat handboek dat staat bomvol met concrete tips over het meertalig opvoeden. De tip die ik vandaag graag met jullie wil delen, gaat over delen van je eigen cultuur. Cultuur en taal zijn natuurlijk nauw verbonden met elkaar, en als ouder van een meer taal kind wil je misschien niet alleen je taal meegeven maar ook je eigen cultuur. Dit kan je kind onder anderen helpen om zich verbonden te voelen met wie jij bent en waar je vandaan komt, en het helpt ook om nieuwe woorden of uitdrukkingen te leren. Dus vind iets van jouw eigen cultuur, misschien van je eigen kindertijd, die je graag met je kind wilt delen. Dit zou een spelletje kunnen zijn, een liedje of een rijm een boek of een film of iets om te eten of drinken. Om een voorbeeld te geven: ik hou zelf van bakken en dus bij ons thuis eten we in het weekend “Afternoon Tea”. Niet super fancy met etagere en tien verschillende gebakjes of zo maar gewoon wat scones en een kopje thee voor de volwassenen en een glasje wint voor de kids. Alleen luisteraars uit Noord-Engeland zullen de Britse merken van limonade herkennen. Maar goed, daar gaat het juist om. Dit waren dingen waarvan ik zelf als kind genoot en die deel ik graag met mijn eigen kinderen. En ja, je spreekt scone uit als scone niet als “scoon”. Als leerkracht kan je de meertalige kinderen in je klas vragen om iets uit hun eigen cultuur mee te nemen naar de klas, misschien iets dat te maken heeft met het thema waar jullie mee bezig zijn. Of leer samen met alle kinderen liedjes of tandjes uit andere culturen vraag aan oudere leerlingen om hier onderzoek naar te doen. Waar komt dat liedje vandaan of een dansje vandaan? Wat houden precies in? Wat is de geschiedenis daarvan? Je zou ook welwillende ouders kunnen vragen om iets over hun eigen cultuur te komen vertellen op school. Zo laat je ze zien dat je dit deel van een kind ook waardeert leerkrachten en scholen die dit hebben uitgeprobeerd vertellen mij dat dit ook positieve gevolgen kan hebben voor ouderparticipatie in het algemeen. Dus het kletsinkoppeltje van vandaag: oek iets uit je eigen cultuur of de andere cultuur van een kind in je klas om te delen of om te doen. Als PMer of gastouder is het belangrijk om te weten wat normaal is bij een meertalige taalontwikkeling wat hoort erbij en wat niet? Hoe is de ontwikkeling van meertaalige kinderen anders dan die van één taal, kinderen of juist hetzelfde. Anne Mieke legt de basisfeiten snel voor je uit. Wat zijn de voordelen van meertalig opgroeien?
00:30:34 – 00:31:12
Anne Mieke: Nou, zo, zo, een voordeel is gewoon dat je meerdere talen leert. Dat zorgt ervoor dat je met meer mensen kan communiceren, misschien ook later, voor je baankansen mooi, maar je leert ook gewoon meer over hoe taal werkt. Dus uit onderzoek weten we dat je je bewustzijn over hoe taal in elkaar zit, dat dat ook echt versterkt wordt als je meertalig opgroeit en dat kan weer helpen bij het leren van een nieuwe taal bijvoorbeeld. En er is ook onderzoek dat gedaan wordt naar andere voordelen, zoals een soort breintraining die meertaligheid zou zijn, of een soort voordelen in goed kunnen communiceren met mensen. Ja, dus er wordt echt onderzoek gedaan naar allerlei voordelen.
00:31:12 – 00:31:15
Sharon: Zitten nadelen aan meertalige opgroeien?
00:31:16 – 00:31:40
Anne Mieke: Ja, één ding dat je wel heel veel ziet is dat kinderen… ja, ze leren natuurlijk meerdere talen en dat betekent dat ze elke taal ook iets minder horen dan iemand die maar één taal hoort. En dat zou kunnen leiden tot een net iets kleinere woordenschat per taal. Maar als je die woordenschat per taal, over de talen heen bij elkaar optelt dan zie je dat meertalige kinderen eigenlijk een even grote of misschien zelfs grotere orders gehad hebben.
00:31:40 – 00:31:46
Sharon: Ja. Lopen kinderen geen taalachterstand op als ze meer talen worden opgevoed?
00:31:46 – 00:32:04
Anne Mieke: Nee, dat hoeft zeker niet. Kinderen kunnen heel goed meerdere talen naast elkaar leren en kunnen ze ook uit elkaar leren houden. Het is uiteindelijk het belangrijkste of centraal veel horen en of ze die taal, ja ook echt communiceren in die taal. En als ze dat doen, dan zullen ze ook gewoon meerdere talen kunnen leren.
00:32:05 – 00:32:19
Sharon: Ja, en wil je daar meer over weten? Trouwens dan hebben we een hele aflevering over hoe weet je of een meer taal kind een taalachterstand heeft? Volgende vraag: wat zijn de verschillen tussen eentalige en meertalige kinderen in hun taalontwikkeling?
00:32:19 – 00:32:40
Anne Mieke: Ja, dus je ziet vooral overeenkomsten en dus dat ze bijvoorbeeld op hetzelfde moment ongeveer hun eerste woordje spreken, een eerste zinnetje maken. Maar ja, een verschil zou zijn misschien dat verschil in de woordenschat en meertalige kinderen kunnen nog wel eens wisselen tussen de talen in één gesprek. Dat is iets wat natuurlijk niet kan, als je maar in taal spreekt.
00:32:41 – 00:32:45
Sharon: Nee. Is het erg als meer taal kinderen dat doen, de talen door elkaar gebruiken?
00:32:45 – 00:33:03
Anne Mieke: Oké, nee, zeker niet. Je ziet dat eigenlijk dat het heel normaal en ook heel veel voorkomt bij mensen die meer talen spreken en dat dat zeker geen teken is van verwarring of zo maar juist gebruik maken van alle, ja verschillende mogelijkheden, talige mogelijkheden die je hebt.
00:33:04 – 00:33:09
Sharon: En wanneer moet je je zorgen maken om de taalontwikkeling van een meertalige kind?
00:33:09 – 00:33:31
Anne Mieke: Ja, dus ik zou vooral kijken of het kind bijvoorbeeld, als het nog niet zo goed Nederlands kan, hoe het wel gaat met de ontwikkeling van de thuistaal de taal die een kind thuis spreekt. Als er echt in geen enkele taal, ja, een typische ontwikkeling is, dan zou je kunnen gaan ja overleggen met de logopedist of de ouders naar consultatiebureau.
00:33:39 – 00:34:04
Sharon: Dat waren dus snel wat antwoorden op een paar veelgestelde vragen. Over meertaligheid als PMer heb je natuurlijk niet alleen met kinderen te maken, maar ook met hun ouders. In sommige gevallen spreken de ouders ook geen of nauwelijks Nederlands. We horen nu van onze tweede per en zij vertelt ons onder andere wat je kunt doen om met deze ouders te communiceren.
00:34:09 – 00:34:28
Latifa: Mijn naam is Latifa, ik woon in Den Haag. Ik ben pedagogisch medewerker als beroep. Ik werk ruim 22 jaar in de kinderopvang. Ik werk voor een grote organisatie in Den Haag. Ik werk met kinderen in de leeftijd van nul tot twaalf jaar. Op dit moment werk ik op een babygroep een groep en op een BSO groep.
00:34:28 – 00:35:00
Sharon: Dus je hebt heel veel ervaring als pedagogisch medewerker, dus ook met meer taal, kinderen, denk ik. Dus ik wil heel graag een aantal vragen aan jou voorleggen die ik of luisteraars hebben gekregen of ingestuurd over ja, hoe je, hoe je dat aanpakt als pedagogische medewerker. Het eerste is hoe, ja, hoe ga je ermee om als er meerdere kinderen zijn met dezelfde taalachtergrond die alleen met elkaar willen spelen, hè, dus in die in die taal tot nu toe?
00:35:00 – 00:36:02
Latifa: Komt het niet echt veel voor dat dat zo is. Dus ik werk. Ik heb heel veel op de peutergroep gewerkt. Het zijn allemaal kleintjes, dus ja, hun, hun taal is nog niet zo ver om met elkaar goed te kunnen communiceren. Het komt bijna nooit voor dat ik merk dat de kinderen naar elkaar toe trekken omdat ze dezelfde taal spreken. Voor een klein kind maakt het eigenlijk niet zoveel uit welke taal het spreekt. Ze zoeken elkaar gewoon op. Dus maar ik denk dat wat oudere kinderen ben je zo kinderen, denk ik wel dat dat, ja, dat dat voorkomt inderdaad dat dat zij twee, dat zij dezelfde taal spreken en daar is niks mis mee. Dat mag, tenzij een ander kind dat vervelend ervaart of na ervaart dan kunnen we daar afspraken over maken. Maar ik heb, zolang het kan, waarom niet?
00:36:02 – 00:36:18
Sharon: Ja, dus voor jou denk je: ja, zolang er geen probleem is voor de anderen, dan dan kunnen ze het gewoon doen. En dus je zegt: oké, prima om die thuistaal te gebruiken, dan doe jij iets met de thuistaal van meer taal, kinderen, of heb je dat wel eens gedaan?
00:36:19 – 00:37:09
Latifa: Er zijn kinderen die tweetalig worden opgevoerd, maar er zijn ook kinderen die eentalig worden opgevoed, dus alleen de moedertaal kinderen die net in Nederland zijn, die alleen eentalig worden opgevoed, die die hebben heel veel moeite. Dus vooral als ze net nieuw zijn in de kinderopvang, dan is het heel erg fijn dat wij gewoon ook wat woorden leren van de moedertaal zodat het kind zich meer veilig gaat voelen bij ons en dat vind ik heel erg belangrijk. Dus de basis worden, die probeer ik gewoon zo veel mogelijk te leren en ook te spreken met het kind, zoals kon, slapen, eten, drinken. Dat vind ik heel erg belangrijk. Dat ze over de hele dag gewoon goed eten en drinken en slapen. Het zijn toch wel kleintjes die dat nodig hebben.
00:37:09 – 00:37:10
Sharon: En wat merk je daarvan?
00:37:10 – 00:37:34
Latifa: Nou, ik merk dat het wel goed doet en het kind voelt zich veilig, kindje, gehoord en dat vind ik heel erg belangrijk. Kijk, als een kind naar de kinderopvang komt, dan is alles nieuw, dan is de omgeving nieuw. Ja, de kinderen zijn nieuw en dat dat kind moet nog wennen als het maar zich niet begrepen voelt, is het toch wel heel erg mooi.
00:37:34 – 00:37:41
Sharon: En hoe vind je dat? Om die verschillende talen te leren, is het moeilijk of valt het mee?
00:37:41 – 00:38:16
Latifa: Het zijn de basis woorden die je leert en dat dan praat ik over een paar woorden zijn misschien acht woordjes nou, dat heb je zo geleerd en op een groep hebben we de laatste tijd heel veel Poolse kindjes die niet zo goed de Nederlandse taal beheersen, en die probeer ik te helpen met zoveel, met met de woordjes die ik weet te helpen, en ik merk toch wel het verschil. Kinderen voelen zich dan op hun gemak en komen gauw bij. Een afscheid gaat dan wat makkelijker.
00:38:17 – 00:38:44
Sharon: Ja, ja, nee, dat is zeker heel belangrijk, sowieso voor elk kind, maar zeker op zo’n jonge leeftijd. We hebben nu vooral gehad over kinderen die die thuis een andere taal spreken dan een Nederlands, maar ik weet dat sommige en ze zich zorgen maken dat als je bijvoorbeeld andere talen spreekt op de groep en ééntalige kinderen daar zitten, dat dat er misschien niet zo fijn is voor voor die kinderen. Hoe kijk jij het aan?
00:38:44 – 00:39:00
Latifa: Nou ja, ik ik, ik ga daar heel makkelijk mee om. Ik luister naar de kinderen en ik voel de kinderen aan en als ik merk dat dat gewoon niet gaat, dan ga ik kijken, zoek ik een oplossing. Ik vind niet dat dat gewoon een belemmering moet zijn.
00:39:01 – 00:39:16
Sharon: En wat wat doe je als een kind dan je iets wilt vertellen? Je begrijpt niet wat ze zeggen, hè, omdat ze bijvoorbeeld pas aan het praten zijn en zijn niet de acht woordjes die jij hebt geleerd.
00:39:17 – 00:40:07
Latifa: Nou, ik heb andere hulpmiddelen, ik heb pictogrammen op de groep en dat maakt dan officieel, dus die gebruik ik op de groep om het kind te helpen. Dus het zijn zwartwitte foto’s en staan beelden op en die laat ik dan zien en tegelijkertijd probeer ik, non verbouw het kind duidelijk te maken wat wat ik wil zeggen, en meestal gaat dat ook wel goed. Meestal moet ik nog extra mijn best doen, maar ik merk dat het kind het begrijpt en daarin meegaat ook gebruik gebarentaal gebruiken wij op de groep gebarentaal ja, en ik merk dat dat ook wel goed is. Gebarentaal en tegelijkertijd benoem ik het woord, het gebaar die ik maak, noem ik gelijk het Nederlandse, voor wat de betekening daarvan is.
00:40:07 – 00:40:17
Sharon: En en hoe help je dan kinderen om een gevoelens te uiten en in het Nederlands hè, want ze gaan ook uiteindelijk Nederlands leren?
00:40:17 – 00:41:19
Latifa: Nou ja, ik laat eerst zien hoe ik het doe. Ik denk dat dat wel heel erg belangrijk is door verbouwen verbaal te spreken met het kind. Ik meestal maak ik me klein en en kijk ik het kind aan en dan praat ik met het kind. Ik laat voelen dat ik er voor het kind ben en dan zeg ik: ja, ik begrijp je, je bent gefrustreerd omdat je het wordt, het niet kan bespreken maar ja, ik ja, zo, op deze manier probeer ik mijn best te doen voor het kind en en soms is het toch wel heel erg moeilijk en soms lukt het me wel aardig door gewoon verbouwen overbouw te spreken en dat doe ik trouwens ook met ouders die gewoon totaal niet Nederlands spreken. We proberen daarover op alle manieren uit te komen om het kind te helpen. En wat oudere kinderen die daar, die zie je duidelijk die emoties. Maar bij jongere kinderen is het toch wel moeilijk om hun om te weten wat de emoties.
00:41:19 – 00:41:27
Sharon: Ja, en je zei net over ouders, dus hoe doe je dat eigenlijk als de ouders ook geen Nederlands kunnen?
00:41:27 – 00:41:58
Latifa: Ik probeer zoveel mogelijk op te zoeken: google translate. Verbaal, non-verbaal probeer ik wat dingen te bespreken, maar zijn het gaat het over het kind, gaat het over de ontwikkeling van dat kind, dan zorg ik dat er een telefonische tok er is, zorg ik dat dat, dat ik die regel voor het gesprek, want een een, een lang gesprek, een groot gesprek, kunnen ze niet volgen en dat gaat meestal wel goed. Of zij zorgen zelf voor een top.
00:41:59 – 00:42:03
Sharon: Ja, en kan je dan je acht woorden daar ook inzetten?
00:42:05 – 00:42:37
Latifa: Ja soms. Soms doe ik gewoon, als het kind gegeten heeft, dan echt met heel veel handen werk ik en met mimiek ook is heel erg belangrijk. Ja, het dim opsteken van het kind heeft gegeten. Ik gebruik dan tegelijkertijd ook de gebaren erbij, want dat wil ook wel eens helpen, dus ik probeer daar zoveel mogelijk methodes te gebruiken om, zodat het, zodat de ouder mij kan volgen.
00:42:37 – 00:42:51
Sharon: Ja, en ik kan me ook voelen dat, net zoals de kinderen, de ouders zich ook wat prettiger voelen, veiliger voelen als jij, ook, als zij ook zien dat jij ook een poging waagt om ook hun taal te spreken, klopt dat?
00:42:51 – 00:43:07
Latifa: Absoluut, absoluut. Zie je echt die glimlach bij die ouder. Het doet die ouder heel veel, want die ouder voelt zich dan welkom en thuis en daar gaat het bij mij om dat we elkaar zien en dat we elkaar horen. Dat vind ik heel erg belangrijk.
00:43:08 – 00:43:16
Sharon: Ja, heb je gouden tip voor andere pedagogische medewerkers als het gaat om het omgaan met meertalige gezinnen?
00:43:17 – 00:44:02
Latifa: Ja, die heb ik denk ik wel. Ik denk. Als jij met kinderen omgaat die gewoon moeite hebben met taal, probeer, dan vertraag je in ieder geval je tempo. Dan kunnen jonge kinderen je beter volgen, zeg maar maken gebruik van vaste rituelen, maakt duidelijke afspraken met het kind. Is vaste rituelen betekent dat je de dagritme kaarten benoemd. Met dagritme kunnen kinderen zien van wat wordt de dag, hoe gaat de dag verlopen? En ook heel erg belangrijk dat dat je in kleine groepen gaat werken, dat je meer interactie kan creëren met het kind door in kleine groepen te werken.
00:44:02 – 00:44:14
Sharon: Ja, mooi, is er iets anders dat je kwijt wilt? Eigenlijk, dat kan ik misschien wel vragen. Zijn er dingen, tips of punten die je nog niet hebt genoemd, die je graag wilt delen?
00:44:14 – 00:44:49
Latifa: Ja, nou, ik vind het belangrijk dat we de tijd en ruimte moeten krijgen om hier te investeren. Het is toch wel belangrijk. Ik merk dat we tien jaar terug was het minder, ja, wat met minder vorm. Maar nu merk ik gewoon de laatste, ja, laatste jaren dat dat dat toch wel heel veel veranderd, dat daar heel veel kinderen zijn die meertalig worden opgevoerd. En daar moeten we rekening mee houden. En misschien kunnen we iets van een programma opstellen of zo om te kijken van hoe kunnen we deze kinderen makkelijker helpen?
00:44:50 – 00:45:16
Sharon: Ja, dus een oproep voor pedagogische medewerkers, maar ook, denk ik, voor beleidsmakers, mensen met het geld om om hierin te investeren. Nou, daar sta ik helemaal achter. Dank je wel Latifa even voor je tijd en dat je ons wilde vertellen over jouw ervaring met meertalige kinderen.
00:45:16 – 00:45:30
Sharon: Als PMer kan je ook natuurlijk advies geven aan ouders. Wat kunnen ouders verteld worden als het gaat om het ondersteunen van de Nederlandse taalontwikkeling van een kind?
00:45:30 – 00:46:36
Anne Mieke: Ja, dus ik denk dat het belangrijkste advies dat je als pedagogisch medewerker aan ouders kan geven, is om met hun kind een taal te spreken die je als ouder zelf goed kan, zodat je zo goed mogelijk uit kan drukken, echt met het kind in gesprek kan gaan. Dus dat is denk ik het belangrijkste advies. Nou kan het natuurlijk wel dat ouders alsnog iets met het Nederlands ook willen doen. Wat je dan bijvoorbeeld zou kunnen adviseren is: misschien kunnen ze een Nederlandstalige oppas vinden of misschien kunnen ouders met hun kind samen een Nederlandstalig tvprogramma kijken en misschien met ondertitels in de thuistaal dus de moedertaal van de ouders, zodat ouders het zelf ook begrijpen en ze daarna misschien nog over wat ze hebben gezien, met elkaar in gesprek kunnen gaan. Dat soort dingen. Er zijn ook natuurlijk heel mooie initiatieven zoals de voorleesexpress waarbij er een vrijwilliger naar ouders thuis toekomt om met het kind in het Nederlands voor te lezen. Dus ja, er zijn wel allerlei mogelijkheden, ook het Nederlands thuis toch op één of andere manier een plekje te geven.
00:46:36 – 00:47:08
Sharon: Ja, en ik denk ook misschien aan digitale prentenboeken. Als je kijkt naar prentenboeken in alle talen .nl. Dan heb je een, een boek in het Nederlands dat voorgelezen wordt, maar ook in andere talen. Dus je zou het ook ergens in de thuistaal kunnen doen en daarna in het Nederlands beluisteren. Dus als ouders denken van: nou, ik kan wel een beetje Nederlands. Ik wil dat mijn kind zo snel mogelijk Nederlands kunt leren. Ik ga gewoon Nederlands met mijn kind praten. Advies is nou, doe maar niet.
00:47:09 – 00:47:25
Anne Mieke: Nee, mijn advies zou inderdaad ook vanuit het onderzoek zijn om vooral de taal te spreken die je het best kan met je kind. Dat betekent niet dat je helemaal nooit Nederlands kan gebruiken, natuurlijk, maar dat je hoofdzakelijk de taal spreekt die je, waar je je gewoon het best in uit kan drukken.
00:47:26 – 00:47:34
Sharon: Helder. En op wat voor een moment is het handig als PM om het te hebben met ouders over een thuistaal situatie?
00:47:35 – 00:48:13
Anne Mieke: Ja, dus ik hoor van veel pedagogisch medewerkers dat ze al bij de intake met ouders een gesprek hebben over de thuissituatie en dat is ook heel handig natuurlijk als pedagogisch medewerker om te weten en ook misschien om nog advies over te kunnen geven als ouders daar vragen over hebben. En verder zou ik, ja, misschien af en toe vraag aan ouders hoe dat op dat moment zit, want soms wil dat nog wel eens veranderen, de taal, taalsituatie en misschien ook als je iets opvalt aan de taalontwikkeling van het kind of dat je iets zag, bijvoorbeeld dat je opvallend vond. Dat zou ook een moment kunnen zijn om er weer even met ouders over te hebben.
00:48:13 – 00:48:27
Sharon: Ja, en ik denk als je advies zou geven aan Nederlands sprekende ouders over ja, lees voor, beschrijf dingen die je ziet dat geldt ook voor anderstalige ouders kunnen dat prima doen en in die andere taal.
00:48:28 – 00:48:44
Anne Mieke: Ja, ja, uiteindelijk gaat het echt inderdaad om gewoon veel met het kind, met taal bezig zijn, dus inderdaad voorlezen, met het kind spelen. Dat soort dingen kunnen heel erg helpen bij de taalontwikkeling en dat geldt voor het Nederlands, maar ook voor andere talen. Ja.
00:48:44 – 00:50:34
Sharon: Ja, nou, dat lijkt mij een mooie afsluiter dus we gaan het daarbij laten. Nou, dank je wel. Dank aan Anne Mieke en natuurlijk ook aan Daniëlle en Latifa voor een tijd en het delen van hun inzichten vanuit theorie en praktijk. Wil je als gastouder pedagogische medewerker of kinderopvangorganisatie meer weten over meertaligheid op de opvang, dan heeft de team van project MIND tussen Anne Mieke en collega’s en prachtige toolbox samengesteld. Daar vind je antwoorden op veelgestelde vragen, praktische tips en voorbeelden en kennisclips allemaal over meertaligheid in de kinderopvang. De link staat in de shownotes, dat is de beschrijving van de podcast die je vindt in je podcast app of op onze website. Wil je meer weten over de meertalige opvang? Luister dan naar de tweede aflevering van het seizoen twee. Daar vertellen de collega’s van Anne Mieke over hun onderzoek naar het gebruik van Engels op de kinderopvang. En ook goed om te weten: Kletsheads bestaat niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Engels. Dus als je ouders hebt die Engels begrijpen, maar geen Nederlands, kun je ze altijd. De engelstalige editie van Kletsheads tippen. Vind je het leuk om fliers te krijgen, om uit te delen? Dat kan voor zowel de Nederlandse als de engelstalige editie. Laten ons weten en we sturen ze hier graag op. We zijn er weer over een maand met een aflevering over de meertalige stad met drie gasten van verschillende steden in Nederland over hoe een stad omgaat met haar jonge meertalige inwoners. Graag, tot dan.
00:50:36 – 00:51:13
Sharon: Wil je meer weten over Kletsheads ga dan naar http://www.kletsheadspodcast.nl. Daar vind je ook meer informatie over deze aflevering. Wil je geen aflevering missen aboneer je dan op Kletsheads via je favoriete podcast app. Kletsheads vind je ook op Facebook, Twitter, Insta en LinkedIn, onze naam @kletsheads. Ken je iemand die de podcast misschien leuk vindt en die hem nog niet kent, dan zou ik het heel fijn vinden als je hem zou delen. Bedankt voor het luisteren en graag tot volgende keer.